[1 en 2 april 1998]
Vanaf Quetta rijden we naar Nok Kundi, de laatste plaats voor de grens in Pakistan. De tocht voert de hele dag door de woestijn, en het is overdag behoorlijk heet (40° - 42°). We komen door stukken puur zandwoestijn met mooie opgestoven duinen. De streek is ook maar schaars bewoond. Af en toe kleine dorpjes en op de iets begroeide stukken grazen soms wat geiten en schapen. In Nok Kundi overnachten we weer bij de politiepost, een trieste plaats met niets dan kaal vlak zand en harde storm.
In twee uur rijden we van Nok Kundi tot aan de grens. Iedereen is inmiddels op z’n Iraans gekleed. Mannen met lange mouwen, lange broeken en bedekte voeten. Vrouwen met wijde jurken, lange broeken eronder en bedekt hoofd. De meeste vrouwen van de groep hebben een zwarte outfit aangeschaft. Dat is voor de lokale vrouwen de meest gebruikelijke kleding, maar voor Westerse toeristen niet nodig. Als de kleuren maar donker zijn, en alles wat bedekt moet zijn bedekt is, is het goed.
De grens gaat verbazend snel en soepel. In twee uur zijn we Pakistan uit en Iran in. De truck wordt wel geïnspecteerd, maar niet echt grondig. Al ruim voor de grens hebben we de truck ontdaan van alles wat niet mag in Iran: boeken en tijdschriften met herkenbare vrouwenfiguren, de reisgids van het Midden Oosten (Iran erkent Israël niet; omdat Israël wel in de reisgids staat is dat boek taboe) en de speelkaarten (gokken is niet toegestaan). Alcohol hebben we al sinds Pakistan niet meer aan boord.
Alhoewel we ook na de grens in de woestijn blijven, is er opmerkelijk veel anders. Allereerst rijden we voor het eerst weer rechts, en de wegen zijn opmerkelijk goed. Keurige, goed onderhouden asfaltwegen met midden- en zijstrepen, reflectoren en verkeersborden. De wegen zijn uitermate rustig en overzichtelijk en in niets te vergelijken met de chaos van Pakistan. In Pakistan haalt iedereen in of het kan of niet, rijdt ongeacht de rijrichting daar op de weg waar plaats is en het belangrijkste instrument is de claxon. Ook de geiten, schapen, ezels en kamelen zijn verdwenen, ook op plaatsen waar wel te grazen valt. Het langzame verkeer: ossenwagens, kamelenkarren en fietsers is verdwenen. In plaats van de mooi versierde Pakistaanse vrachtwagens zien we nu veel personenauto’s.
‘s Middags komen we in een spectaculaire zandstorm terecht. Er is zoveel zand dat het echt donker wordt, en het zicht net zo beperkt is als bij dichte mist. Het zicht is hooguit 25 – 30 m, het zand waait als zware slagregens over de weg, en het licht moet aan zo donker is het. Spannend om mee te maken.