[16-12-1997]
Foto: onderweg in Orissa.
Vanuit Puri gaan we op weg voor een tocht van vier dagen waarin we veel nog traditioneel levende stammen bezoeken. In de staat Orissa leven volgens de gids nog 62 verschillende tribes. Elke tribe fungeert als een soort kaste, men trouwt niet buiten de tribe.
Route vandaag: Puri - Jatni - Chandpur - Nachumi - Balugaon - Rambha - Berhampur - Mohana - Taptapani.
[16-12-1997]
Foto: offers in zwavelbron.
In Taptapani brengen we een kort bezoek aan de zwavelbron in Taptapani, alweer een geliefde pelgrimsplaats. Volgens de gids gaat men hier graag picknicken alvorens een bad te nemen. Gezien de groezelige omgeving lijkt ons dat niet de aangewezen plek voor een bad.
In de omgeving bezoeken we een nederzettinkje met vijf families die van het pottenbakken leven in, naar onze ogen, middeleeuwse omstandigheden. De pottenbakschijf is laag bij de grond en wordt via een brede velg met de hand op snelheid gebracht. Een schaal van zo'n 30 cm doorsnee brengt zo'n 12 cent* op.
* Noot: Niet eens euro-centen, maar de goede oude gulden-centen.
[17-12-1997]
Foto: een iets luxer dorp in Orissa.
Op de tweede dag van de tribal tour bezoeken we als eerste een dorpje, waarvan je je verbaast dat het nog zo bestaat. Er staan wat hutjes, waar geen enkel comfort (meubels, zelfs geen stoeltje of matten of elektra) is. De hutjes bestaan uit twee vertrekken. In één slaapt de hele familie, in de andere wordt gekookt. De mensen leven van wat landbouw en het houden van wat vee. Er staat een schooltje, maar de leraar krijgt de kinderen niet naar school, die helpen op het land. ‘s Avonds als het donker wordt, is het leven afgelopen, en gaan ze naar bed tot het licht wordt. Onze gids vraagt op ons verzoek wat ze ervan vinden dat wij komen en wat ze van ons vinden.
Antwoord: Ze vinden het wel leuk. Onze gids vraagt waarom. Omdat ze het leuk vinden om naar ons te kijken, en te zien wat wij allemaal doen!
[17-12-1997]
Eens in de week is er markt in Bissam Cuttack. De mensen komen dan van 20-30 km ver om hun spullen te verhandelen, en om de noodzakelijke inkopen (olie, kleding, etc.) te doen. Een deel van de zaken gaat niet via geld, maar via ruilhandel.
De markt bezoeken we ook. Een prachtige kleurige markt, waar de meest uiteenlopende zaken (tabak, groente, zeep en tandpasta, kippen, geiten, pannen en sari’s) te koop zijn, en waar een drukke handel plaatsvindt.
[17-12-1997]
Vanavond moeten we voor de tweede keer de tent opzetten. Bij aankomst op de kampeerplek dreigde een zware bui, die begon toen we de tent aan het opzetten waren, en echt losbarstte toen de tent net stond. Een enorme plensbui met enorme windstoten. Wat nog nooit eerder is gebeurd, gebeurt vandaag: onze tent gaat samen met een andere plat. Hij moet daarna in de wind drogen, het grondzeil is met handdoeken drooggedweild. Onze fout is het niet. Het ligt aan de regen. In deze tijd van het jaar hoort het droog te zijn, en niet te stormen.
[18-12-1997]
Eén van de meest bijzondere stammen die we zien, zijn de Bonda mensen. De vrouwen dragen kralen om hun hoofd, en heel veel kralenkettingen over hun borst. Verder dragen ze een klein lapje stof, dat dienst doet als een soort rokje. Ze dragen om armen en benen veel armbanden en om hun hals een serie metalen ‘halsbanden’. De meeste vrouwen dragen ook nog in oren en neus sieraden. De mannen zijn veel minder spectaculair gekleed. De meesten zijn voorzien van (giftige) pijl en boog, die ze doorgaans altijd bij zich hebben.
De Bonda mensen (zowel mannen als vrouwen) drinken graag: palmwijn, die ook wij proeven en erg lekker en niet heel sterk is, en minder sterk is dan een andere sterke drank die gedistilleerd wordt. De Bonda’s staan bekend als tamelijk agressief. Zeker op marktdagen en na veel alcoholgebruik wil het nog wel eens uit de hand lopen bij ontmoetingen met andere stammen.
[19-12-1997]
De laatste dag van onze tocht bezoeken we een dorpje van de Paraja-stam. Zij gaan een muziek- en dansvoorstelling geven. De bedoeling is, dat wij ook meedansen. Alleen kijken bevalt ons beter. Lang lukt het niet om onopgemerkt op de achtergrond te blijven. Alle vrouwen worden meegenomen, krijgen over hun kleren een sari omgeknoopt en worden letterlijk in de danskring gesleurd. Je voelt je echt heel flatteus in zo’n sari met lompe wandelschoenen tussen al die tengere vrouwen die gewend zijn aan een sari.
Maar eerlijk is eerlijk; het is echt geweldig. De mensen genieten zelf enorm van het dansen en de muziek en nemen ons echt op in de kring. Ze zijn zo enorm hartelijk en gastvrij, en vinden het zonder enige twijfel verschrikkelijk leuk om met ons te feesten. Als we weggaan gaat het hele dorp met muziek en dansend mee, en zelfs bij de truck wordt er nog steeds gedanst. We nemen met hun speciale handgebaar afscheid, en het lijkt meer op afscheid van goede vrienden, dan het eind van een bezoekje aan een dorp. Heel bijzonder zo’n contact zonder dat je één woord (behalve ‘namaskar’ = goeiedag) van elkaars taal verstaat.
Aan het eind van de dag rijden we naar Jeypore.