[12-12-1997]
Foto: apen op geel grasveld in de staat Orissa.
We vertrekken vroeg om vóór de drukte de stad uit te zijn. Desondanks is het een gekrioel van trucks en bussen op de smalle, erg slechte weg. Auto's blijven regelmatig niet op hun eigen weghelft.
Route vandaag: Calcutta - Kharagpur - even voorbij Jaleswar.
[13-12-1997]
Route vandaag: Jaleswar - Cuttack - Bhubaneswar (via Nandankanan)
Het verkeer is nog steeds chaotisch. Bovendien zijn er veel wegwerkzaamheden, althans men is ooit ergens aan begonnen en is halverwege gestopt.
Vanaf Calcutta rijden we in twee dagen naar Bhubaneswar, de hoofdstad van de staat Orissa. Voordat we naar de stad gaan, rijden we eerst naar Nandankanan, wat omschreven staat als ‘Wildlife Sanctuary’, maar in werkelijkheid een dierentuin, safaripark is. Het is, ook al is het iets volledig anders dan we verwachten, leuk om te bezoeken. We krijgen een gids mee, die ons langs de hokken leidt. Er zijn vooral veel tijgers en leeuwen, waar de gids ons van alles over vertelt. Jammer genoeg is zijn Engels zo slecht dat we het meeste missen, maar gelukkig hangen er bordjes op de kooien, waarop precies hetzelfde verhaal staat. Na de rondwandeling langs de kooien, gaan we de bus in voor de ‘safari’. De ‘safari’ is in feite een ritje door de buitenhokken van de leeuwen en de tijgers. De buitenhokken zijn trouwens wel groot. De ‘safari’ lijkt nog het meest op de safari zoals je die jaren geleden in Beekse Bergen/Burgers Dierenpark kon maken. Leuk bij zo’n bezoek is om ook op de dingen er omheen te letten: de opzet en organisatie is naar Indiase maatstaven erg goed; de gids die voortdurend telt of niemand op eigen houtje naar de neushoorns gaat kijken en de Indiase mensen die gezellig een dagje uit zijn.
[14-12-1997]
Vandaag rijden we naar Puri, maar eerst kunnen we de ochtend in Bhubaneswar nog gebruiken om naar de grotten van Udayagiri en Khandigiri te gaan. We gaan met een fiets-rickshaw. Kennelijk heeft het 's nachts geregend en bij vertrek is het grijs. Halverwege de rit van zo'n 6 km breekt er een hevige regenbui los en we schuilen een minuut of tien in een restaurantje. We gaan weer verder, maar even later komt de volgende bui. De rickshaw-man wil niets weten van terugkeren. Misschien is hij bang dat hij dan z'n geld niet krijgt. Flinke stukken van de weg zijn flink heuvelop, zodat hij de rickshaw lopend voort moet trekken. Onze pogingen om uit te stappen en mee te lopen, worden beslist van de hand gewezen.
[14-12-1997]
De grotten liggen op twee heuvels aan weerszijden van een weg. Er is divers restauratiewerk met pilaren en kleine overkappingen om beeldhouwwerk en inscripties uit de 2e eeuw voor onze jaartelling te beschermen
[14-12-1997]
Orissa heeft enorm veel Hindoe-tempels, waarvan we er zowel in Bhubaneswar als in Puri (waar we vanaf Bhubaneswar naar toe gaan) een aantal bekijken. Onderweg naar Puri stoppen we in Konark waar een enorme tempel(ruïne) uit de 13e eeuw staat. De tempel is gebouwd in de vorm van een enorme wagen met 24 wielen. De wagen wordt getrokken door 7 paarden. De tempel is gewijd aan de Zonnegod, en vertegenwoordigt van beneden naar boven de drie fasen van het leven: kindertijd, jong volwassen en ouderdom.
De ‘jong volwassen periode’ wordt uitgebeeld in beeldhouwwerk waarin erotische scènes uitgebeeld worden. Onze uiterst serieuze en ernstige gids vertelt zonder een spier te vertrekken de meest sappige details over de afbeeldingen. Bij de tempel wemelt het van de verkopers: kaarten, halskettingen en sleutelhangers waar je doorheen kan kijken, en dan uitermate smerige plaatjes ziet. De sleutelhangers worden alleen aan de Westerse toeristen te koop aangeboden. De rest van de handelswaar is ook beschikbaar voor de Indiase bezoekers.
[15-12-1997]
Foto: binnenplaats Jagannath Tempel.
Puri is één van de vier plaatsen in India waar je als goed Hindoe een pelgrimstocht naar toe maakt. In de tempel (niet toegankelijk voor niet-Hindoes) is de God Jagannath. De God is daar niet alleen, ook zijn broer en zuster wonen er. Eenmaal per jaar in juni/juli is er een groot festival. De Goden worden met enorme wagens uit de tempel gereden en overgeplaatst naar wat het ‘tuinhuis’ heet. Ze blijven daar een week voor een soort vakantie en worden dan weer met de wagens teruggebracht naar de tempel. De wagens (14 m hoog, wielen van 2 m doorsnede) worden elk jaar nieuw gebouwd en na afloop van het festival gebruikt als brandhout voor de tempel en als relikwie. Ook de beelden van de Goden worden na een aantal jaren (10-20) vervangen. De oude beelden worden dan begraven. Het festival wordt door 100.000-en Hindoes bijgewoond, en is een uitermate belangrijke gebeurtenis.
[15-12-1997]
De straat bij de tempel is ongelofelijk druk, en vol met stalletjes. Daar maken we kennis met een ander fenomeen van India: de beroepsbedelaars. Naast de verkopers, de pseudo-gidsen die je rond willen leiden en de jongens van de fietstaxi’s (riksja’s) die alle drie één keer per seconde om je aandacht roepen, word je voortdurend aangeklampt door bedelaars. Veel van die bedelaars werken in dienst van een bende. ‘s Morgens worden ze gedumpt op hun werkplek, ‘s avonds worden ze opgehaald, en in ruil voor (slecht en te weinig) eten en ‘onderdak’ worden hun dagverdiensten ingepikt. Het meest weerzinwekkende wat de bende doet, is kinderen van arme ouders kopen, en die exploiteren. Vaak worden de kinderen moedwillig verminkt. Bedelen met een stompje verdient meer dan met gezonde handen en voeten. Het geven aan deze beroepsbedelaars en zeker aan kinderen is daarom iets wat je zeker niet moet doen, daarmee houd je het systeem in stand. Moeilijk is dat je meestal niet weet of je te maken hebt met ‘echte’ bedelaars die wel wat mogen hebben, of met ‘beroeps’.
Algemeen advies is om niet aan individuele personen te geven, maar aan instellingen die zich daadwerkelijk voor de echte arme mensen inzetten (zoals het ziekenhuis in Calcutta). Bij de tempel zijn louter ‘beroeps’. Ze hebben allemaal dezelfde uitdrukking van ellende op hun gezicht, vragen indringend om geld voor eten en duwen meteen hun in smerig verband gewikkelde verminkte hand onder je neus. Niet aangenaam, maar ook dit is India.
[15-12-1997]
Foto: straatbeeld Puri.
Een jongen met een riksja probeert veel aardiger ons als klant te winnen. Als we bij een stalletje stoppen om wat te drinken, legt hij ons uit dat het veel te ver is om terug naar huis te lopen naar het hotel. Wij leggen hem uit dat we graag lopen, en niet met hem meegaan. Als we ons drinken ophebben, en weg willen gaan, springt hij op, gebaart naar de riksja, en zegt: “Zullen we dan maar gaan?” Ook na onze weigering blijft hij even vriendelijk lachen.