[21-1-1998]
Foto: uitzicht bij Mandu aan het eind van de dag.
Route: Jalgaon-Sendhwa-Mandu.
We bereiken Mandu aan het eind van de dag en gaan wildkamperen op het plateau met erg veel stenen maar met mooi uitzicht. De ruïnes moeten wachten tot morgen.
[22-1-1998]
Foto: interieur Jama Masjid, Mandu.
We verruilen de grottempels voor een fort-achtige omgeving met veel Afghaanse moslim invloeden. Het grote paleis in Mandu is gebouwd door één van de vorsten om zijn harem te herbergen. Kinderachtig was hij niet, het paleis bood onderdak aan 15.000 vrouwen. Bij het paleis zien we geen harem meer, maar wel een kolonie hele grote vleermuizen (kalong of vliegende vos). Echt heel mooie bruin behaarde vleermuizen met een spanwijdte van 30-35 cm.
Informatie over Mandu op de Engelse Wikipedia.
Een andere bijzonderheid die we onderweg zien is een Jaïn monnik van de strenge Digambara tak. Het Jaïnisme heeft een grote eerbied voor alles wat leeft, en ze zijn dan ook strikt vegetarisch. Om te tonen dat materiële dingen niet interessant zijn, dragen de Digambara monniken geen kleren. Het enige wat de volledig naakte monnik bij zich heeft, is een bezempje. Met die bezem veegt hij de grond voor zich schoon, zodat hij niet per ongeluk een vliegje, mier of ander insect doodtrapt. Overigens leven de meeste Digambara monniken in een klooster. Digambara betekent letterlijk: gekleed in lucht.
[23-1-1998]
Vandaag rijden we van Mandu via Ratlam naar Udaipur. Het landschap om ons heen is geleidelijk aan het veranderen: het wordt droger en we zijn duidelijk op weg richting woestijn in Rajasthan.
[24 en 25 januari 1998]
Foto: façade City Palace.
De eerste plaats die we in Rajasthan aandoen is Udaipur. Alhoewel woestijn klinkt als heet is dat niet waar. ‘s Nachts (‘s avonds al) is het erg koud, en we zijn erg blij met onze warme donzen slaapzakken. Ook overdag is het niet heel warm. Alleen midden op de dag kunnen we een uurtje zonder warme vesten. Zo langzamerhand vertrouwen wij de woestijn niet meer: of we spoelen er weg van de regen, of we moeten alle dikke kleren aan tegen de kou.
In Udaipur zijn we de hele dag met een brommertaxi op pad. Bij bezienswaardigheden worden we afgezet, en wacht de chauffeur op ons. De chauffeur, Karim, is een enorme aardige man, die eigenlijk meer optreedt als gids, dan als chauffeur. Bezoekpunten in Udaipur zijn de paleizen van de Maharadja. Hij had er drie: één op een eiland in het meer van Udaipur (is nu heel duur hotel, waarvan de Maharadja de eigenaar is), één heel groot aan de oever van het meer (is nu gedeeltelijk museum, twee restaurants + paleis waar Maharadja nog woont), en één in de bergen voor de moesson-tijd. Verder brengt Karim ons naar een Kunst-school waar ze miniaturen maken. Eerst wordt de techniek uitgelegd, later wordt bij een kopje thee de collectie getoond. Uiteraard doen ze dat in de hoop dat je wat koopt. Wij zijn geen echte souvenirs-kopers. Tot nu toe bestonden onze aankopen altijd uit kleine goedkope dingen die we aardig vonden. In de miniatuurwinkel doorbreken we ons patroon, en kopen tot onze eigen verbazing twee miniaturen. We zijn er erg tevreden mee.
De verkoper is trouwens erg goed. Hij pusht niet, geeft je alle tijd, en haakt meteen in als je iets mooi vindt. Er is een mooi schilderij op kameelbeen, maar dat is echt krankzinnig duur (650 dollar). Hij heeft door dat Rik het mooi vindt, en als we klaar zijn, neemt hij me even apart. Mijn man vindt het zo mooi, ben ik het niet met hem eens, dat het een leuke verrassing is als ik het voor hem koop? Slim aangepakt maar toch maar besloten Rik niet ‘te verrassen’.
De tweede dag in Udaipur onttrekken we ons aan de drukte van het stadsleven. We wandelen wat langs het meer bij de camping en leven ons uit in het kijken naar de vogels. Heel veel soorten gezien: sterns, pleviertjes, grutto-achtige beesten en diverse snippen. Heel leuk.