Rondzendbrieven Midden-Amerika 2014 > Rondzendbrieven > brief 4: Nicaragua
Vierde rondzendbrief Midden Amerika 2014

Vierde rondzendbrief Midden Amerika 2014

Achtergronden Nicaragua

Voordat ik verder ga met het reisverhaal eerst wat wetenswaardigheden over Nicaragua. Nicaragua is ongeveer drie keer zo groot als Nederland en het grootste land in Centraal-Amerika. Het is verdeeld in drie geografische zones: het Pacifisch Laagland, het hogere, natte en koelere Centrale Hoogland en het Caribisch Laagland. Net als in Costa Rica verdeelt de centrale bergketen het land in tweeën. Aan de Pacifische kant zijn twee enorme meren: Lake Nicaragua (het grootste) en Lake Managua. Nicaragua heeft de meeste vulkanen van heel Centraal-Amerika.

Nicaragua kent een roerige geschiedenis. Na de onafhankelijkheid in 1821 maakte het land korte tijd deel uit van de Federale Republiek van Centraal-Amerika. In 1838 werd het land een onafhankelijke republiek. De voortdurende machtsstrijd tussen de liberale en de conservatieve elite leverden vooral in de jaren 40 en 50 van de 19e eeuw veel burgeroorlogen op. De liberalen haalden de Amerikaanse avonturier William Walker binnen die zichzelf na schijnverkiezingen tot president uitriep. Geholpen door Honduras en Costa Rica werd hij korte tijd later verdreven waarna lange tijd de conservatieven aan de macht waren. Eind 19e eeuw zorgde de liberale president Zelaya ervoor dat de oostkust die als protectoraat door Groot-Brittannië was geclaimd en later autonoom gebied werd, bij Nicaragua werd gevoegd. Nadat Zelaya in 1909 500 revolutionairen (waaronder twee Amerikanen) had geëxecuteerd, greep de VS in. Met slechts korte onderbrekingen hielden VS-mariniers het land tot aan 1933 bezet. Al tijdens de Amerikaanse bezetting was de Somoza dynastie aan de macht gekomen. Onder de Somoza-clan beleefde Nicaragua een meedogenloze, militaire dictatuur die van 1927 tot 1979 zou duren. Het vermogen van de Somoza's bij hun vlucht uit Nicaragua in 1979 werd op vele miljarden geschat. Zelfs na de zware aardbeving van 1972 die Managua vrijwel geheel verwoestte, verdween het overgrote deel van de hulpgelden in de zak van de Somoza's.

Begin jaren zestig greep Carlos Fonseca terug op de historische figuur van Sandino (guerrillastrijder uit de jaren '20 en na het sluiten van een vredespact met Somoza, alsnog door Somoza vermoord) en richtte met enkele anderen en hulp van Cuba het Sandinistisch Front voor Nationale Bevrijding (FSLN) op. Na de aardbeving van '72, toen de corruptie wel heel duidelijk werd, kreeg de FSLN veel steun en in 1979 slaagden ze erin het Somoza regime omver te werpen. Somoza vluchtte naar Paraguay en werd daar een jaar later vermoord. Nadat de Sandinisten aan de macht waren gekomen, organiseerden diverse groepen tegenstanders zich in de Contra's. De Contra's werden door de regering Reagan zowel materieel als financieel gesteund. De Contra's opereerden vooral vanuit Honduras en Costa Rica en voerden systematisch terreuracties uit onder de lokale bevolking (moord, verkrachting, verwoesten van scholen en ziekenhuizen) om zo de sociale hervormingen te boycotten. Ook de economie brachten ze ten val, door mijnen in de uitvoerhavens te plaatsen. Alsof dat nog niet genoeg was, stelde Reagan een handelsembargo met Nicaragua in. In 1984 wonnen de Sandinisten opnieuw de verkiezingen, maar in 1990 werden de Sandinisten verslagen door een coalitie van anti-partijen. De belangrijkste reden daarvan was de dreiging van Amerika om de oorlog met de Contra's tegen de Sandinisten voort te zetten. Eind jaren '80 is er een eind aan de lange burgeroorlog gekomen en sinds 2007 is Daniel Ortega (Sandinisten) president.

Nicaragua is een van de armste landen in Amerika. Bijna de helft van de bevolking leeft onder de armoedegrens en bijna 80% moet toekomen met een inkomen van minder dan $ 2 per dag. Een van onze gidsen nuanceert dat verhaal enigszins, omdat veel mensen zelfvoorzienend zijn met verbouw van eigen voedsel, wat vee en bamboe voor meubels. Landbouw is de belangrijkste bestaansbron en maakt 60% van de export – bananen, koffie, suikerriet – uit. De regering probeert de landbouw meer divers te maken. Veel in het land, ook van de infrastructuur, is tijdens de burgeroorlog tussen de Contra's en de Sandinisten verwoest. Naast de landbouw vormt toerisme nu de belangrijkste inkomensbron. Na de burgeroorlog is het nu weer een veilig land om te reizen. Al jarenlang zijn er plannen om in Nicaragua een tweede kanaal tussen beide oceanen aan te leggen. Het lijkt er nu op dat de Chinezen daar serieuze belangstelling voor hebben.

Isla Ometepe

Zo, na deze inleiding tijd om terug te keren naar de reis. De vorige brief was ik geëindigd in San Juan del Sur net over de grens met Costa Rica. Nu dus verder met het vervolg. En zet je schrap, want er komen echte avonturen. Vanuit San Juan del Sur reizen we met de auto naar San Jorge en van daaruit met de ferry over het grote Nicaraguameer naar Isla Ometepe. Isla Ometepe is ontstaan na de uitbarsting van twee vulkanen, de vulkaan Concepcion in het noordwesten en de vulkaan Maderas in het zuidoosten. De vulkanen zijn door een smalle strook land verbonden waardoor het eiland ongeveer de vorm heeft van een zandloper. Het is het grootste eiland in het meer en het grootste vulkanische eiland in een zoetwater meer ter wereld. Door de vulkanische as is de bodem erg vruchtbaar en het eiland leeft dan ook van de landbouw en veeteelt en niet te vergeten van toerisme.

In ons hotel worden we door Jonathan uitstekend geholpen bij het plannen van de uitstapjes. Hij snapt goed wat we wel en niet willen en regelt de uitjes voor ons. We gaan twee ochtenden op stap met een natuurgids, eerst bij een koffieplantage op de vulkaan Maderas, waarbij een natuurpark ligt met op de helling van de vulkaan achtereenvolgens het droge tropisch bos, het tropisch regenwoud en bovenaan het dwergbos. Wij blijven vrij laag op de helling. Het pad is gruwelijk steil en wordt naar boven toe steeds natter en de bodem is door de nattigheid spekglad. Naar boven is dan lastig, maar (gecontroleerd) afdalen op een spekgladde steile helling is een ander verhaal. De volgende dag wandelen we met dezelfde gids door een stuk droog bos dichterbij het hotel. De wandelingen zijn niet spectaculair omdat we maar weinig zien, terwijl ons vooral de tweede dag veel vogels zijn beloofd vanwege alle trekvogels uit het noorden en het zuiden.

Maar nu het avontuur. Het goedkoopste vervoer op het eiland is achterop de motorfiets. We besluiten dat we heel dapper zijn en gaan op de motor op pad. We krijgen allebei een helm. Die van mij is veel te groot. Het gedeelte over de verharde weg gaat hard en is eng. De jongens rijden heus voorzichtig, maar zulke snelheden zijn wij als fietsers niet gewend. Een groot gedeelte van de tocht gaat echter over onverharde wegen. En onverhard betekent hier een zandpad met enorme keien waar we alsof het een crossparcours betreft slippend en zigzaggend overheen crossen. De te grote helm schudt vrolijk heen en weer op mijn hoofd en ik ben blij met mijn stevige ontbijt zodat ik in ieder geval achterop blijf zitten. Dapper slaan we ons door de vier ritten heen, maar volgende keer gaan we toch maar met de (duurdere) auto.

Deel twee van ons avontuurlijk leven is misschien nog onwaarschijnlijker: wij hebben gekayakt! Terwijl we systematisch alle kayaktochten overslaan, heeft Jonathan ons nu omgepraat. Je kan tijdens het kayakken veel vogels zien op de rivier! Vlakbij de rivier klimmen we vanuit de motorboot die ons over het meer naar de rivier heeft gebracht, in de kayak. We zitten samen in een twee-persoonskayak, onze gids die weet dat we volstrekt onervaren zijn, zit in een kayak naast ons. De kayaktocht op de rivier is prachtig. We zien overstelpend veel vogels en het is er zo mooi en zo rustig. Goed, af en toe varen we anders dan we bedoelen, maar de rivier is breed en we hebben volstrekt niet de angst dat we omslaan en de gids vindt het niet erg als we af en toe met hem botsen. We brengen zo twee echte genieturen door op de rivier. We weten zelfs met de kayak weer naast de grote boot te komen en stappen weer terug op de motorboot. Als we aan het eind van de dag na de vreselijk lange, stuiterende motorrit weer veilig thuis zijn, vinden we dat we voor één dag genoeg avonturen hebben beleefd.

Granada

Vanaf Ometepe gaan we weer naar het vaste land, naar Granada gelegen aan het Nicaragua meer. Granada is in 1524 door Francisco Hernández de Córdoba gesticht en is daarmee de alleroudste Europese stad op het Amerikaanse continent. Córdoba vernoemde de stad naar het Spaanse Granada waar net het laatste Moorse bolwerk door de Spaanse koningen was verslagen. In de koloniale tijd was Granada een drukke handelsstad dankzij de via het Nicaragua meer en de San Juan rivier bereikbare havens aan de Atlantische kust. Helaas wisten ook vele Engelse, Franse en Nederlandse piraten de rijke stad te vinden. Ook William Walker deed Granada aan en probeerde vanuit Granada president van Centraal-Amerika te worden. Een van de generaals van Walker stak tijdens zijn vlucht de stad in brand en wist zo een groot deel van de oude stad te verwoesten. Om dat te benadrukken, plaatste hij in het verwoeste centrum een bord met de tekst: 'hier was Granada'.

Gelukkig is er toch heel veel uit de koloniale tijd bewaard gebleven en de stad heeft een Spaanse sfeer: prachtige koloniale gebouwen met mooie patio's, kerken uit de koloniale tijd en kleine pastelkleurige huisjes in alle tinten van de regenboog. Bewoners die een goed jaar achter de rug hebben, schilderen hun huis over in een andere kleur. Het is een leuke stad om in rond te kijken en wij gebruiken onze dag goed om al het moois te bekijken. Het voormalig fort is gesloten vanwege renovatie, maar de bewaker vertelt ons dat dit de vroegere gevangenis van de Samozo's was en dat hier het kruit voor de oorlogen werd bewaard. Op de Plaza de Sandino vinden we natuurlijk de nationale held Sandino, maar ook San Martín (onafhankelijkheidsstrijder). Zo gaat de geschiedenis voor je leven. De munteenheid van Nicaragua is de córdoba en – je voelt het al aankomen – die is zo genoemd ter meerdere eer en glorie van de oprichter van Granada (en León).

Begrafeniskoets.Begrafeniskoets

>Bij de Merced kerk kan je de toren beklimmen en vanaf de toren heb je aan één kant uitzicht over de stad met de kathedraal en daarachter het Nicaragua meer, aan een andere kant zie je achter de stad de enorme Mombacho vulkaan oprijzen. Als we beneden komen, is net de begrafenisdienst in de kerk afgelopen. We pakken de zij-uitgang om de familie niet voor de voeten te lopen en zien dan een paard en wagen aankomen waar heel veel mensen naast lopen. Als ze dichterbij komen, zien we dat ook dit een begrafenisstoet is. De overledene ligt in een prachtige, zwarte, bewerkte houten koets met witte gordijntjes voor de ramen. De paarden dragen een lichte deken en de koetsier heeft een deftig zwart kostuum. Doodzonde om in een kist in zo'n mooie koets te liggen, kan je beter doen als je er nog iets van merkt. Het is zwaar werk om de kist uit de koets te krijgen en met vier man staan ze te sjorren. De sjieke kist met inhoud is kennelijk behoorlijk zwaar en helt vervaarlijk over en klettert bijna op straat. Een toegesnelde vijfde man weet op het nippertje te voorkomen dat de overledene oneerbiedig op straat belandt. Volgens ons zou zo'n koets ook in Nederland wel aftrek vinden.

Zal ik eens wat vertellen. Ik heb vandaag voor het eerst van mijn leven een Valentijns roos gehad. Tijdens het ontbijt zien we mensen met een roos zitten. In veel landen komen mensen langs de tafel om rozen te verkopen, maar nooit binnen het hotel en nooit bij het ontbijt. We vinden het vreemd tot Rik bedenkt dat het Valentijnsdag is. Als we bijna klaar zijn met ontbijten, komt de baas van het hotel bij ons langs en krijg ik ook een roos. De roos krijgt een leeg waterflesje als bloemenvaas en moet de volgende dag in Granada achterblijven. De roos mag niet verder mee op reis.

De wasserette

In Granada geven we bij de wasserette ook weer de was af. De eerste middag hebben we geïnformeerd en in vier uur hebben ze je was klaar. Prima dus. De volgende dag geven we de was om negen uur af, maar die is dan opeens pas om zeven uur klaar. Maakt niet uit, we hebben hem toch niet nodig. Om zeven uur gaan we terug naar de wasserette, maar de was is er niet. Ze hebben nog een uurtje nodig. Is onhandig, want we moeten nog eten en de wasserette sluit om negen uur. Geen probleem, er moeten nog zoveel klanten komen, dus ze zijn echt wel tot half elf open. De reden van de vertraging: er zijn in Granada problemen met de elektriciteit. We gaan maar eerst eten en zijn om even voor half negen terug bij de wasserette. Er is geen was. We moeten nog 'heel eventjes' wachten. 'Heel eventjes' duurt volgens het meisje 20 minuten. Daar hebben we heel geen zin in, dus we laten haar bellen naar de persoon die de was moet komen brengen. Na het bellen duurt het volgens het meisje nog een kwartier, wat langer is dan de oorspronkelijke heel eventjes. Om even voor negen komt er een vrouw aan met plastic zakken vol was. De onze is daar niet bij. Tijdens het wachten hebben we ook al een Engels stel gesproken dat wacht op de was. De man van het stel kijkt de zakken door, maar zoals het veel mannen vergaat, heeft hij geen benul of de onderbroeken en de shirts van hem zijn. We vragen aan de wasvrouw waar onze was is. Die gaat ze met een taxi halen en we moeten opnieuw 'heel eventjes' = 20 minuten wachten. Er zijn namelijk problemen met de elektriciteit in Granada. Er gebeurt een hele tijd niets, tot er om kwart over negen een man verschijnt die duidelijk met de wasserij te maken heeft. Hij vraagt wat het probleem is. Volgens hem is er geen probleem, we moeten alleen 'heel eventjes' wachten, want er zijn problemen met de elektriciteit in Granada. Ze willen weten in welk hotel we zitten, dan komen ze de was wel brengen. Geen sprake van. Dan komt de was niet en als je terug gaat, is de deur vast en zeker gesloten. Vieze was is naar, maar geen kleren is toch echt nog een stuk lastiger. Wij blijven tot we de was terug hebben. Zelfs Rik, toch altijd een stuk geduldiger dan ik, begint het nu goed zat te worden. Ook de man verdwijnt en het meisje blijft achter en doet niets. Om vijf over half tien komen de man en de vrouw samen terug met plastic zakken met was. En hoera, we herkennen allebei blij onze kleren. Als we de was voelen zijn we iets minder blij. De was is nog nat en morgen reizen we weer verder.

Na meer dan een uur wachten vertrekken we met schone, natte kleren. Gelukkig hebben we de waslijn en de knijpers nog en een hemelbed met klamboe. Op vakkundige wijze knoopt Rik de waslijn over de diagonalen vast aan de hoge bedspijlen en ik hang de was op. We slapen op Valentijnsdag romantisch in een hemelbed met een hemel van natte sokken en onderbroeken! Dankzij de airco en de fan is alle was de volgende ochtend toch droog en geschikt om in te pakken

.

Naar Selva Negra

Er zijn vast liefhebbers voor.

Er zijn vast liefhebbers voor.

Via een mooie dag vol uitstapjes reizen we door naar Selva Negra vlakbij Matagalpa. Onderweg doen we een aantal dorpjes aan als San José del Oriente waar ze schitterend aardewerk maken, Catarina waar je een prachtig uitzicht over het Apoyomeer hebt en Masaya dat beroemd is om zijn kunstnijverheid en zijn kunstnijverheidsmarkt. Masaya heeft ook een prachtig koloniaal dorpsplein met bijbehorende kerk. Leuk om even rond te kijken. Maar Masaya heeft meer. Vlakbij Masaya ligt de Masaya vulkaan, de actiefste vulkaan van Nicaragua. Beneden is een geweldig goed bezoekerscentrum met een maquette van de vulkaan en nog veel meer informatie. Boven kan je bij de nu actieve krater kijken. Je ziet vooral de gaswolken die de vulkaan uitstoot. Gelukkig staat de wind van ons af, anders zijn de dampen te gevaarlijk voor ogen en luchtwegen. Het maximum verblijf bij de krater is 20 minuten (heel eventjes dus), omdat je anders last krijgt. Het grappige is dat we in het informatiecentrum zien dat er vlak naast de actieve krater groene papegaaitjes (pacific parakeet) leven, die hun nesten in de zachte (en instabiele) wand van een oude krater maken. Niemand kan nog verklaren hoe het kan dat ze daar zo dicht bij de vulkaan zo goed kunnen gedijen.

Als extraatje doen we nog het Coyotepe fort aan. Het fort is eind 19e eeuw door Zelaya gebouwd, omdat het dankzij zijn strategische en hoge ligging alle steden in de buurt goed in de gaten kon houden. Natuurlijk wisten ook de Somoza's wel wat met het fort te doen. We zien de cellen waar meer dan 100 man ingeperst zaten, de cellen waar mensen in geïsoleerd werden en die te klein waren om te zitten en we horen welke afgrijselijke martelingen hier uitgevoerd werden. In de kerkers diep onder de grond komt via kleine roosters licht binnen. Vaak werden die door de bewakers afgesloten, zodat er geen licht en lucht binnenkwam. Het lijkt ons dat veel mensen hier oprecht gehoopt moeten hebben op de dood als verlossing van een ondragelijk leven. Nu bevolken vleermuizen de kerkers. Het verschil is dat die vrij in en uit kunnen vliegen. Het is een plaats waar je kippenvel van krijgt, maar die wel heel indrukwekkend is om te bezoeken.

Selva Negra

In Selva Negra hebben we een fantastische dag. Selva Negra is van oorsprong een koffiefarm, is dat nu nog steeds, maar nu uitgeroepen tot beschermd natuurreservaat. Naast de koffieplantage bestaat het reservaat nu uit een regenwoud en hoger op de hellingen gelegen nevelwoud. Omdat we nu hoger zijn (ongeveer 1000 m), zijn we voor even van de hitte verlost. 's Avonds moeten we een vestje aan en we slapen onder een deken. Heerlijk! 's Morgens gaan we al vroeg met gids Manuel op pad. Opnieuw iemand die veel ziet en veel vertelt. Zo horen we bijvoorbeeld dat de kolibries die 2000 hartslagen per minuut hebben, elke nacht in een soort van winterslaap gaan, waarbij hun hartslag met een factor 16 omlaag gaat. Om voldoende eiwitten voor hun snelle stofwisseling binnen te krijgen, eten ze niet alleen nectar (dat wisten we), maar ook kleine insectjes.

Bellbird.

Bellbird.

Maar ik heb nog meer spectaculair vogelnieuws. We (nou ja Manuel) hoort al snel de bellbird, een vogel met een heel kenmerkende, heldere, klinkende roep. We weten dat bellbirds horen nog wel gaat, maar bellbirds zien vrijwel onmogelijk is. Maar wat vindt Manuel voor ons: een bellbird die zo vriendelijk is om wel ver weg te gaan zitten, maar wel op zo uitstekende, zichtbare plek dat we hem echt goed zien. En hij blijft daar minutenlang zitten. Vriendelijk vogel. Nog spectaculairder is dat ik helemaal zelfstandig een quetzal heb gevonden. Na de tocht met Manuel gaan we zelf op pad. Het is heerlijk om de hele dag de tijd te hebben om in zo'n prachtig bos rond te lopen. Opeens hoor ik de quetzal, tenminste dat denk ik, want Plinio uit Panama deed geregeld de quetzal na om hem te lokken en ik denk het geluid te herkennen. Ik zoek en zoek met mijn verrekijker en ja hoor, ik zie een prachtig glanzend groene vogel met rood op zijn buik. Ik twijfel wel erg, want hij mist de lange staart van een mannetje en klopt niet met een vrouwtje. Misschien dan toch een trogon? Maar ook die plaatjes in de vogelgids kloppen niet met wat ik zie. 's Avonds brengen de experts uitkomst. Waar ik de vogel gehoord en gezien heb, houden zich al een tijdje 1 à 2 jonge mannetjes op en die kloppen exact met wat ik gezien heb. De vlag gaat uit voor de zelf gevonden quetzal!

Esteli en Miraflores

Vanaf Selva Negra rijden we naar Estelí, maar daar zien we niet veel van, omdat we vanuit Estelí een uitstapje maken naar Miraflores. Miraflores is een beschermd gebied en kent drie verschillende zones: de (lage) droge tropische zone, die weer heel anders is dan de droge bossen die we eerder hebben gezien. Vandaag zien we veel planten die in de regio van Mexico tot noord Nicaragua voorkomen en hier hun ondergrens hebben, zoals de agave, cactussen en een wolfsmelk die er uit ziet als een cactus. De tweede zone is de overgangszone tussen laag en hoog en de hogere zone, bestaat uit tropisch regenwoud dat minder vocht krijgt dan het regenwoud aan de Caribische kant en veel eiken en diverse soorten dennen heeft. Het gebied is beroemd om zijn orchideeën en zijn rijkdom aan planten en we hebben het geluk dat we vandaag toevallig een botanicus als gids hebben. Hij vertelt dat er 200 soorten orchideeën en 50 soorten bromelia's in Miraflor voorkomen en we denken dat hij daar minstens 95% van kent. Verder vindt hij nog nieuwe soorten vogels voor ons ook. De tocht is heel bijzonder, omdat we met een 4WD over onverharde (slechte) wegen dwars door het binnenland rijden en kunnen zien hoe de mensen hier op het platteland met hun kippen, koeien, landjes en kleine huisjes wonen. Opvallend is dat bij vrijwel alle huisjes een keurig toilethuisje staat. Pas om half zeven zijn we weer terug, dus van Estelí zien we die dag niet veel meer.

León

De volgende ochtend kijken we nog even rond, maar dan staat Roberto, onze chauffeur die ons al vanaf Ometepe overal heen rijdt, voor de deur om ons naar León te brengen. Roberto is een gezellige prater en tijdens de ritten steken we heel wat op over Nicaragua. Roberto vertelt over de landbouw, de economische en politieke situatie en de roerige geschiedenis van het land. Het valt altijd en overal op dat mensen zo trots zijn op hun land. Wat in Nicaragua opvalt, is dat wie we ook spreken vol lof is over de verbeteringen die vanaf 2007 door Daniel Ortega zijn gerealiseerd. Ze zijn zeker niet allemaal fan van Ortega, maar iedereen vindt dat hij voor de arme bevolking op het gebied van huisvesting, zelfstandige inkomstenwerving, scholing en gezondheidszorg enorm veel heeft gedaan. De negatieve kanten horen we ook. Rijke Nicaraguanen zijn onteigend en waren kansloos in processen tegen de staat. De grondwet is door Ortega persoonlijk veranderd, zodat hij nu de mogelijkheid heeft om ook een derde termijn te dienen. Verder horen we van een van de gidsen dat zonder enige publiciteit of overleg een akkoord met de Chinezen is getekend voor de aanleg van een tweede kanaal. Een gigantisch duur project, waarbij het kanaal niet via de San Juan rivier gaat lopen (teveel problemen met buurland Costa Rica), maar dwars door een puur en onaangetast gebied waar nu vooral de inheemse bevolking woont. De concessiehouder mag het project aan kleinere (buitenlandse) investeerders doorverkopen en heeft het recht om land dat nodig is te onteigenen. Er wordt gepronkt met de werkgelegenheid die het project oplevert, maar dat lijkt een wassen neus, omdat Nicaragua de technische kennis en kunde mist voor een dergelijk technisch complex project.

Net als Granada is León een koloniale stad en ook het oude León werd in 1524 door Francisco Hernández de Córdoba gesticht. De stad hield het niet lang vol. De stad werd geteisterd door aardbevingen en een eruptie van de Momotombo vulkaan in 1610 vernietigde het grootste deel van de stad. Ruim 30 km ten noordwesten van het oude León werd een nieuw León gebouwd. León is een stad met een koloniale uitstraling en heeft een overdaad aan prachtige kerken en gebouwen. Daarnaast is León een universiteitsstad. De universiteit is in 1812 opgericht en was lange tijd de belangrijkste van Midden-Amerika. De universiteit en de bijbehorende studenten, het intellectuele centrum van Nicaragua, werd lange tijd gezien als een broedplaats van revolutionaire ideeën, gericht tegen het dictatoriale regime en de stad was ten tijde van het Somoza regime het centrum van verzet, met vele slachtoffers als gevolg. In de stad zie je op veel plaatsen muurschilderingen die dit gewelddadige verleden gedenken. In de grote kathedraal komen we nog een stukje geschiedenis tegen. Daar ligt Nicaragua's grootste schrijver en dichter, Rubén Dario (1867 – 1916), begraven. Zijn graf wordt bewaakt door een leeuw die erg zorgelijk kijkt. Misschien denkt hij diep na over Dario's gedichten. In de wijk Subtiava zien we nog een stukje heel oude geschiedenis. Daar staat (het restant) van een oude boom, genaamd de Tamarindón. In deze boom is Adíact, stamhoofd van de inheemse bevolking tijdens de verovering door de Spanjaarden als afschrikwekkend voorbeeld opgehangen. Bij de boom hangt nu een bordje met de tekst: 'Deze boom was het kruis van degene die ons licht was'.

Cerro Negro

Vanuit León maken we twee uitstapjes. De eerste dag gaan we met gids de Cerro Negro vulkaan beklimmen. We zijn daar allebei wat bezorgd over. Het is een steile klim van 500 m hoogteverschil over zwarte lavarotsen zonder enige beschutting. Voor Rik met zijn hoogtevrees klinkt een kale, steile vulkaan niet prettig. Voor mij, ik ben absoluut niet hittebestendig, klinkt een beklimming van een kale vulkaan bij 33 graden in de felle zon over zwarte lavarotsen, ook niet als het plezierigste wat ik kan bedenken. We informeren van tevoren uitvoerig, maar iedereen blijft ons verzekeren dat het wel meevalt. We vinden een aardig compromis. Behalve de gids (Miguel) gaat ook de chauffeur (Julio) mee naar boven. Moeten we dan een van tweeën afhaken, dan kan er één terug met de chauffeur, terwijl de ander door kan. Maar eerlijk is eerlijk, de klim valt erg mee. Er staat een heerlijk verkoelend windje (hoger op de berg is die aangewakkerd tot een krachtige storm) waardoor het niet overdreven warm is. De helling is voor Rik steeds goed te overzien en op 10 meter na, ook voor hem niet eng. Binnen een uur staan we boven aan de diepe kraterrand.

Het is ongelofelijk indrukwekkend om de diepe krater met al zijn verschillende kleuren te zien. De krater blaast nu nog wat gaswolkjes uit, die we vlak voor ons voeten ook zien. Miguel laat ons de aarde voelen en die is echt behoorlijk heet. De terugtocht is bijzonder. We gaan via een andere weg terug over helling die net zo steil is als de maximale hellingshoek van een berg zand en bestaat uit een dikke laag fijne lava. Op je hakken ga je naar beneden en je zakt vanzelf diep in de lavalaag weg. Het loopt erg gemakkelijk en in een mum van tijd ben je beneden. Ze bieden ons ook nog aan om sandboarded af te dalen. Ik hoef jullie denk ik niet meer te vertellen, dat wij dat aanbod afslaan.

Isla Juan Venado

De tweede dag gaan we naar Isla Juan Venado, een tip van onze onvolprezen chauffeur Roberto. Het is een natuurgebied bestaande uit mangrovebos waar je met een boot doorvaart. Het is weer zo'n schitterende natuurtocht waarbij je zoveel vogels ziet dat je ogen tekort komt. Boven in een boom zien we een miereneter, die na een nacht hard werken, tevreden hangt te slapen. We stappen onderweg uit om aan de Pacifische kust een schildpaddencentrum te bezoeken. Het is een door een NGO opgezet centrum dat door 13 lokale families beheerd wordt. Ze volgen de schildpadden die eieren komen leggen, graven de eieren op en broeden ze op een beschermd stuk strand in grote zakken uit. De eieren komen altijd 's morgens vroeg uit en 's nachts worden de kleine schildpadjes in zee vrijgelaten, zodat ze de grootste kans op overleving hebben. Er zijn ook eenvoudige hutjes waar je kan overnachten, zodat je mee kan op schildpad- en eierenjacht.

Terug in León

Terug in de stad lopen we na een bezoek aan het museum voor mythen en legenden, nog de galerie van de helden en martelaren binnen, een museum over de revolutie. We twijfelen eerst of we nog een tweede museum willen, maar dit is geen gewoon museum. We worden rondgeleid door een veteraan die destijds zelf meegevochten heeft en ook op de foto's staat. Het gaat niet alleen om de tentoonstelling. Na de fotozaal krijgen we een ronde door het grote gebouw waar niets aan is veranderd. Dit gebouw is in 1935 door Somoza gebouwd als administratief centrum en commandopost voor de Guardia Nacional. Oscar, onze rondleider neemt ons ook mee naar het dak dat er tamelijk gammel uitziet, maar van waaraf je een prachtig uitzicht hebt over de stad en de omliggende reeks vulkanen. Als laatste vertelt Carlos over de strijd in León en laat foto's van de leiders en de slachtoffers zien. Heel bijzonder om zulke getuigenverhalen te horen.

Gevaar

Nicaragua is naar ons gevoel een erg veilig land om te reizen. Het gevaar van Nicaragua schuilt in de grote steden. Niet dat ze daar misdadige bendes hebben, maar wel heel gevaarlijke stoepen. Overal zitten diepe gaten (40 cm) in de stoep en putdeksels zijn vaak weg met daaronder nog veel diepere gaten. Verder parkeren veel mensen hun auto binnen de hekken van het huis. Val je niet in de put, dan struikel je wel over de opritten en treetjes die overal zijn. We roepen dan ook voortdurend 'pas op' en 'kijk uit' tegen elkaar. Daar tussendoor horen we in León opeens 'Hé Hendrik' roepen. We verwachten niet echt bekenden tegen te komen, dus we kijken verbaasd om. Het is de chauffeur die ons in Miraflores de hele dag rondgereden heeft. De wereld kan maar klein zijn.

Morgen verlaten we Nicaragua en reizen we door naar El Salvador. Daarover horen jullie meer in de volgende brief.