Rondzendbrieven Midden-Amerika 2014 > Rondzendbrieven > brief 5: El Salvador en Honduras
Vijfde rondzendbrief Midden Amerika 2014

Vijfde rondzendbrief Midden Amerika 2014

Grens Nicaragua - El Salvador

De vierde brief stopt in Nicaragua, maar inmiddels hebben we Nicaragua verruild voor El Salvador. De grensovergang Nicaragua – El Salvador is anders (en leuker) dan alle grensovergangen die we ooit gehad hebben. We vertrekken vanuit León en rijden naar Chinandega. Vanaf Chinandega is er nauwelijks nog verkeer op de weg en komen we meer koeien dan auto's tegen. Na zo'n twee uur rijden slaan we een onverhard weggetje in en rijden we door het platteland. Niet direct de route die je naar de grens verwacht. Na een uur hobbelen over de slechte weg, staan we voor een hek. Op vertoon van de lijst met onze namen gaat het hek open en mogen we door naar de douanepost. Douanepost is een groot woord. In een miezerig gebouwtje zit een man in hemd en lange broek en hij is verantwoordelijk voor de paspoortcontrole. Waarschijnlijk is de regering nog aan het sparen voor een officieel pak. Hij doet zijn werk degelijk. De briefjes die we vooraf ingevuld hebben zijn niet volledig. Op instructie van de chauffeur moeten we bij bestemming, behalve de plaats (El Cuco) ook de naam van het hotel invullen, maar hij staat erop dat we Doña Blanca invullen, de naam van het hotel in León. We suggereren om Miraflores (hotel in El Cuco) te schrijven, maar dat is fout. Oké, wij vinden alles goed.

Als we klaar zijn, gebeurt er helemaal niets, behalve dat er grote groepen Scandinaviërs en Amerikanen komen waarvan de paspoorten ook gecontroleerd moeten worden. We steken namelijk met z'n allen tegelijk in drie boten de Golfo de Fonseca over. Waarom dat tegelijk moet, is ons nooit duidelijk geworden, want de twee andere boten hebben we nooit meer terug gezien, terwijl wij samen met een Engels stel bij een groot deel van hun bagage zitten. Als iedereen gestempeld is, worden we naar de kade gebracht waar de bagage vakkundig door de douane wordt gecheckt. Onze bagage is snel klaar, die van het Engelse stel wordt heel grondig gecontroleerd. De bagage wordt aan boord gebracht en daarna mogen wij. De boten liggen vlakbij het strand, dus wandelschoenen gaan uit, de broekspijpen stropen we op en met natte zandvoeten wandelen we Nicaragua uit.

De tocht over de baai is prachtig. Als we wegvaren hebben we schitterend uitzicht op de Cosigüina vulkaan in Nicaragua en we zien Honduras en El Salvador liggen. Vissersbootjes zijn druk bezig in de baai en een enorme groep bruine pelikanen zwemt vlak achter ze aan in de hoop op lekkere afvalhapjes. Fregatvogels vliegen af en aan en eentje zien we een vis vangen. Na een twee uur durende pleziertocht meren we aan in La Unión in El Salvador. Daar dumpt de bemanning ons bij de immigratie. Deze vrouw heeft een keurig uniform, maar net zo'n traag werktempo als haar collega uit Nicaragua. Om drie uur zijn alle formaliteiten klaar en zijn we El Salvador binnen. Bij de immigratie staat iemand met een bordje: 'El Cuco, Miraflores, Lidia Stop'. Als ze ons naar ons hotel brengen, willen we vandaag best Stop heten, dus we stappen in het busje en zijn na anderhalf uur 'thuis'.

El Cuco

Zelfs als je zoals wij niet van strand houdt, is dit een schitterende plek. Het hotel ligt op een klif en vanaf het terras waar een heerlijk verkoelend briesje waait, kijk je uit over de blauwe Pacifische Oceaan met zijn door de vulkanen donker gekleurde stranden. Het dorpje El Cuco zelf ligt aan het strand en wordt op zaterdag overspoeld door lokale toeristen. Er is een overdaad aan winkeltjes, restaurants en kraampjes met een grote variëteit aan producten: schelpdieren, schaafijs, ballonnen, fruit met zoete saus, kokosnoten, hotdogs, sjaals, zonnebrillen en grote kramen met vis. Niets is hier nog ingesteld op Westerse toeristen of Amerikanen en die zie je hier dan ook niet. Bij de huisjes lopen kippen rond en hangt de was over prikkeldraad of elektriciteitsdraden te drogen. De man die ons patat met kaas verkoopt en de vrouw van het winkeltje waar we wat kopen, vinden het allebei leuk dat we komen en een praatje maken.

Achtergronden El Salvador

Voordat ik met onze reis verder ga eerst even iets over El Salvador zelf. Het is het kleinste land van Midden-Amerika (ongeveer de helft van Nederland) en met vijf miljoen inwoners ook het dichtst bevolkte. Het is het enige land in Midden-Amerika dat geen kust langs de Atlantische Oceaan heeft.

El Salvador is pas laat door de Spanjaarden veroverd, maar door de pokken epidemie die Midden-Amerika via de Spanjaarden trof, was al 80% van de inheemse bevolking gesneuveld, voordat de veroveraars in levende lijve kwamen. In 1524 kwamen Pedro de Alvarado en zijn broer Gonzalo vanuit Guatemala het huidige El Salvador binnen met hun leger van veroveraars dat gedeeltelijk bestond uit gevangen genomen inheemse Mexicanen. In eerste instantie waren de Spanjaarden teleurgesteld over het gebrek aan goud en juwelen, maar al snel zagen ze de voordelen van de vruchtbare vulkanische grond. Door de weerstand van de lokale bevolking duurde het tot 1526 voordat El Salvador geheel ingenomen was. De Spanjaarden noemden het 'Provincie van Onze Heer Jesus Christus, De Redder (in het Spaans El Salvador) van de Wereld. Omdat dat nogal een mond vol was, werd het kortweg El Salvador.

Ook El Salvador is in 1821 onafhankelijk geworden, heeft daarna tot 1841 deel uitgemaakt van de Federale Republiek en is vervolgens zelfstandig geworden. In 1896 vormden Honduras, Nicaragua en El Salvador één republiek, maar die viel in 1898 alweer uit elkaar. In de tweede helft van de 19e eeuw was de economie vooral gebaseerd op koffie en het land werd bestuurd door een rijke elite van koffieboeren van afwisselend liberale en conservatieve komaf, die alleen oog had voor de belangen van de koffiehandel. Ze verbeterden de infrastructuur voor de koffietransport, elimineerden gemeenschappelijke en kleinschalige koffieplantages voor vergroting van eigen landbezit en regelden voldoende arbeidskrachten op de plantages door gedwongen migratie van de lokale bevolking. In 1930 waren de eerste vrije verkiezingen, maar de regering van de gekozen president Arturo Ajauro werd al na negen maanden omvergeworpen door een groep jonge officieren geleid door Generaal Martinez, een felle anticommunist. De VS erkenden al snel de regering van Martinez die in 1934 verkiezingen uitschreef die hij won. Dat was niet zo'n knappe prestatie, aangezien hij de enige kandidaat was. Tegelijkertijd nam het verzet toe en Farabundo Martí organiseerde met anderen het verzet, dat bloedig werd neergeslagen en zijn trieste hoogtepunt in 1932 bereikte in 'de Matanza' (de Slachting), waarbij 30.000 mensen omkwamen. Drie van de vier verzetsleiders – waaronder Martí – werden geëxecuteerd. In de jaren na Martinez werd het land afwisselend bestuurd door democratische en dictatoriale regeringen.

In de jaren 70 ontstond steeds meer verzet onder de bevolking tegen de repressieve regeringen en in alle geledingen (boeren, studenten, arbeiders) ontstonden verzetsbewegingen die door doodseskaders werden bestreden. De FMLN (Front Faribundo Martí voor de Nationale Bevrijding) had duizenden actieve leden en honderdduizenden sympathisanten. Bang voor de 'linkse invloeden' organiseerden de VS een tegenjunta en riepen Duarte terug uit Venezuela om die te leiden. Het protest was echter te hevig en Duarte kon het niet meer stoppen. Een van de meest aansprekende verzetshelden was Monsignor Romero, aartsbisschop van San Salvador, die het onrecht en de massamoorden door de regering aan de kaak stelde. Hij werd door een doodseskader vermoord terwijl hij de mis las en veel historici zien deze gebeurtenis als het begin van de burgeroorlog die van 1980 tot 1992 duurde. In 1992 hebben regering en FMLN een door de VN opgesteld vredesakkoord getekend en sinds die tijd kent het land vrede en zijn er sociale en economische hervormingen doorgevoerd. Sinds 2009 is Mauricio Funes van de FMLN-partij president van het land. Van een gids, horen we dat er op 2 februari verkiezingen zijn geweest, maar dat er net als in Costa Rica een tweede ronde nodig is. Die vindt plaats op 9 maart en gaat tussen de FMLN en een rechtse partij. De FMLN heeft de beste kansen, maar Mauricio Funes wordt geen president. In EL Salvador mag de president geen twee achtereenvolgende termijnen dienen.

Naast al het menselijke geweld kent El Salvador ook het nodige natuurgeweld. Het ligt in een gebied met een hoge tektonische activiteit en aardbevingen en vulkaanuitbarstingen komen geregeld voor. In 2001 veroorzaakten twee zware aardbevingen meer dan 1000 doden. Bij de meest recente vulkaanuitbarsting in 2005 spuwde de Santa Ana vulkaan as, lava en brokstukken over de omringende dorpjes, waarbij twee doden vielen.

El Jocotal

Goed, genoeg over El Salvador en terug naar de reis. Vanuit El Cuco maken we een uitstapje naar een vogelreservaat. We komen aan in een slaperig dorpje waar een klein meisje de slagboom naar het reservaat open doet. In de lagune liggen veel bootjes, maar ook hier bestaat het woord toerisme niet. Onze chauffeur, Freddy, moet rondvragen wie er voor ons een bootje heeft. Uiteindelijk wil iemand ons rondvaren en met de eigenaar en Freddy roeien we door de prachtige lagune. Als het paradijs zou bestaan, zou het er zo uitzien. Het is een schitterend plassengebied met eilandjes van waterhyacint en witte waterlelies. Vanaf het water heb je uitzicht op een indrukwekkende vulkaan en zelfs als je geen vogels ziet, is het hier prachtig. Maar we zien wel vogels en veel ook. Noch de chauffeur, noch de roeiende eigenaar fungeren als vogelgids, maar met zoveel vogels zien we zelf genoeg. Reigers, witte pelikanen, ibissen, roofvogels en duizenden en nog eens duizenden eenden van verschillende soorten. Dit moet een van de mooiste gebieden van El Salvador zijn.

Bahia de Jiquilisco

Vanuit El Cuco gaan we een stukje naar het noorden naar Bahia de Jiquilisco, ook aan de kust. De baai is een belangrijk gebied voor de ernstig bedreigde echte karet schildpad (hawksbill sea turtle) waarvan er in de Pacifische Oceaan nog maar 500 leven. Ongeveer 50% van de populatie nestelt hier in de baai en als we een boottocht door het mangrovebos maken is er één zo vriendelijk om zich even te laten zien. We logeren hier op een vroegere marinebasis. Vlak voor aankomst zien we een landingsbaan en achter het hek van het complex zien we als eerste de douane. Daar hoeven we gelukkig niet meer langs. Wij worden door de receptie vriendelijk ontvangen en naar ons huisje met twee verdiepingen midden in het bos gebracht.

We kunnen hier ook naar de enige groep apen die El Salvador rijk is. Natuurlijk willen we dat en we melden ons bij de receptie. We mogen niet alleen, er gaat een bewaker van het park met ons mee. Ze vragen of we eten voor de apen bij ons hebben. Hebben we ze verkeerd begrepen? Kennelijk niet, want we krijgen een grote zak overrijpe bananen mee. Met de bewaker lopen we een half uurtje en dan zien we de eerste spidermonkeys hoog in de bomen. Maar het is duidelijk dat de bewaker door wil, dus we lopen maar mee. Op een open plek met een klein vuurtje staat een oude man met twee honden hard te schreeuwen. Lijkt ons niet ideaal om apen te zien, maar na een tijdje wordt duidelijk dat de oude man de apen roept. De apen snappen dat ook en komen langzaam maar zeker dichterbij. Een moeder met een jong op haar rug is de brutaalste van het stel en komt uit de boom naar beneden om met haar handjes de banaan voorzichtig aan te pakken. Andere aapjes blijven liever in de boom en pakken van daaruit de bananen aan. Een aapje vindt dat hij best met twee handen vol weer in de boom kan klimmen en steekt na de eerste halve banaan zijn andere handje uit voor nog een stukje. Op zeker moment komt een mannetje langs, negeert de bananen en loopt inspecterend rond. Ik vraag of dat de leider van de groep is. Inderdaad. Zo grappig dat je als mens de leiderschapssignalen van deze apenman meteen oppikt. Eigenlijk hoort zo'n onnatuurlijke bijvoeding van de apen niet, maar als je er bent, is het stiekem wel erg leuk. Maar de keerzijde zien we meteen ook. Een aapje zit alleen in een hok, wat hij duidelijk niet leuk vindt. Hij bijt en zit daarom apart. Dat krijg je natuurlijk als je zulke slimme dieren als apen gaat voeren.

Omdat de restaurants hier doorgaans vroeg sluiten, informeren we tot hoe laat het restaurant open is. Tot 6 uur. Ze moeten ons verkeerd begrepen hebben, dus we vragen of we om 7 – 7.30 uur kunnen dineren. Stomme vraag, ze hebben toch gezegd dat het restaurant om 6 uur dicht gaat. Een mens moet flexibel zijn, dus om half zes zitten we na een late lunch aan een snackdiner van een bordje nacho's met saus en kaasfingers. Zo hebben we een lekkere lange avond.

Walter T. Deininger NP

Na één nachtje gaan we weer verder. Onze volgende stop is het Walter T. Deininger Nationale Park. Het park is vernoemd naar Walter Thilo Deininger, één van de eerste Duitse immigranten van El Salvador. Hij schreef dagboeken, bouwde boerderijen en koffieplantages en schonk zijn land van 732 ha aan El Salvador. Het park kijkt uit op de Pacifische Oceaan en kent twee typen bos: het bladverliezende bos waar de bomen in de zomer vanwege de hitte en de droogte hun bladeren laten vallen en het groenblijvende bos. Het park is een toevluchtsoord voor veel diersoorten. In het park gaan we op stap met een Spaanstalige gids die weer geweldig goed in vogels is.

Het verschil tussen de landen begint op te vallen. In Panama en Costa Rica hadden de Engelssprekende gidsen een keur aan literatuur bij zich en vaak een telescoop. Inmiddels is het moeilijk om Engelstalige gidsen te vinden (en soms heb je liever dat ze Spaans i.p.v. onverstaanbaar Engels spreken), verrekijkers hebben ze niet en als ik ze mijn vogelgids laat gebruiken, hebben ze duidelijk geen ervaring met zo'n gids. Ze willen bijvoorbeeld ook een slang opzoeken in de vogelgids. Wat wel hetzelfde blijft, is dat ze zonder verrekijker veel meer en veel sneller iets zien dan wij en de goede gidsen weten dan ook een betrouwbare (Spaanse) naam. Spaanse vogelnamen zijn erg lastig. In mijn vogelgids staan ook Spaanse namen, maar vaak variëren de namen per land en schrijffouten na het horen van een naam maken nazoeken niet makkelijker.

Basilio, onze gids in het Deininger park heeft zelf ook veel gidsen en met mijn gids erbij vinden we van heel veel vogels de Engelse naam. We zoeken samen in vogelgidsen en moeten daarbij mijn leesbril delen, want Basilio kan mijn vogelgids ook niet zonder bril lezen. Maar wat zien we veel vogels en ook nog juweeltjes als een trogon, een motmot (nationale vogel van Nicaragua en El Salvador) en vlak voor het einde nog een toekan. We maken ook nog iets bijzonders mee in het park.

Als we op een punt in het bos stil staan en een hakkend geluid horen, grijpt Basilio naar de telefoon en roept mensen op. Het blijkt dat mensen illegaal bezig zijn met het leeghalen van papegaaiennesten om de jongen te stelen en later te verkopen. Na een tweede dringende telefoontje van Basilio komen twee gewapende officials en een man in gewone kleding aangefietst. Ze overleggen even met Basilio en gaan dan op zoek naar de stropers. Als we bijna terug zijn, zien we het drietal terug met twee aangehouden stropers. We informeren wat er met ze gebeurt. Ze krijgen een geldboete (vijf keer hun salaris) en als ze dat niet kunnen betalen, gevangenisstraf. Het is vanuit onze positie natuurlijk gemakkelijk om stropers te veroordelen in zo'n arm land. Een papegaai levert 6 dollar op, maar eerlijk is eerlijk het doet ons echt goed om te zien dat ze gepakt zijn en te ervaren dat er hier echt opgetreden wordt tegen illegale handel.

Suchitoto

Suchitlan meer.

Suchitlan meer.

Na het park rijden we verder door naar Suchitoto, een mooie koloniale plaats met een witte (post-koloniale) kerk, fraaie, kleurige huisjes en gezellige keienstraatjes. 's Morgens gaan we met een bootje het grote Suchitlan meer op, een gigantisch stuwmeer met diverse eilandjes. We varen naar het vogeleiland. Het verdient die naam. Er zitten veel vogels en wel tienduizenden nestelende aalscholvers. Tijdens de boottocht zien we weer witte pelikanen. Dat zijn hier trekvogels. We zien niet een paar pelikanen, we zien niet honderd pelikanen, nee de stroom blijft maar aanhouden en we schatten dat we minstens zo'n 2000 pelikanen langs zien komen.

Het leuke van reizen is dat dingen altijd anders zijn en gaan dan je verwacht. In Suchitoto willen we naar een waterval 1,5 km buiten het dorp. We informeren bij de VVV en die wijst hoe we er komen, maar raadt ons aan om niet op eigen houtje te wandelen, maar de toeristenpolitie te vragen om ons te begeleiden. Die wil wel met ons mee. Samen met drie andere mensen zitten we een half uur te wachten op het politiebureau en dan rijdt een politiejeepje voor. We gaan niet lopen, we gaan met de politieauto op excursie. De heren moeten in de open achterbak, ik moet samen met een Deense dame op de achterbank. De sirene gaat aan en dat lijkt ons toch erg overdreven, maar die gaat al gauw weer uit. Grapje van oom agent. Bovenaan de waterval parkeren we en met oom agent gaan we het steile pad af naar de onderkant van de waterval. Waterval is een misleidende aanduiding, omdat de waterval in de zomer geen water heeft. Maar achter de waterval zijn schitterende zeshoekige kolommen van steen, gevormd door de vulkaanuitbarstingen van miljoenen jaren geleden. Wij gaan maar een klein stukje omdat het een te steil pad is voor hoogtevrees en je de zeshoekige stenen van waar wij staan ook goed kunt zien, de anderen lopen tot helemaal beneden. Boven nemen de agenten (we hebben er in totaal drie) ons mee naar een uitzichtpunt. Als we op de anderen beneden wachten, vraag ik naar de reden van de politiebegeleiding. Ze doen het om te voorkomen dat toeristen verdwalen, maar de werkelijke reden is dat ze het risico op narigheid uit willen sluiten. Waarschijnlijk gebeurt er niets als je op eigen houtje gaat, maar de regering laat je uit voorzorg altijd begeleiden. Ach en wie doet er nu zulke leuke dingen met de politie?

Joya de Cerén

In Suchitoto worden we opgehaald door Alfredo die voor de komende twee dagen onze Engelse gids is. De eerste dag gaan we met Alfredo via Joya de Cerén en het Nationale Park los Volcanes naar ons overnachtingsadres vlakbij Ataco. Joya de Cerén is de eerste Maya ruïne van onze reis, maar gelijk ook een heel bijzondere. Rond het jaar 200 (de bronnen noemen verschillende data) werd het gebied bedolven onder dikke lagen as door een eruptie van de Iloponga vulkaan. Een paar honderd jaar later, toen de vulkanische as verweerd was tot vruchtbare grond, rond het jaar 500, ontstond er een boerengemeenschap in het gebied. Aan het eind van de 6e eeuw kwam daar een abrupt einde aan door een uitbarsting van de Loma Caldera die de nederzetting onder een 5-7 m dikke aslaag bedekte. Onder de aslagen ligt nu een van de best geconserveerde pre-Columbiaanse dorpjes. De site is in 1976 bij toeval ontdekt toen bulldozers de grond afgroeven voor het plaatsen van silo's en op een lemen structuur stuitten. De archeologen vonden vervolgens een dorp waarbij het leek alsof de bewoners net even de deur uit waren. Potten nog gevuld met bonen, schalen met vingerafdrukken van iemand die bonen had gegeten, voorraadschuren waar de maïs te drogen lag en complete velden met gewassen. Natuurlijk zijn de gewassen door de vulkaanhitte volledig verbrand, maar via gipsmodellen van de door de verbrande planten achtergelaten ruimtes kon achterhaald worden welke gewassen werden verbouwd. Kennelijk waren de bewoners op tijd gealarmeerd, want er zijn geen lichamen aangetroffen. De twee gevonden skeletten zijn van een muis bij de voorraadschuur en een eend. Wat de plek extra leuk maakt zijn de vele prachtige blauwe motmots overal.

NP Los Volcanes

Nationaal Park Los Volcanes (beter bekend als Cerro Verde) is een groot park met drie vulkanen. Cerro Verde is de oudste vulkaan die al miljoenen jaren oud is en 25.000 jaar geleden zijn laatste eruptie heeft gehad. Hij heet nu Cerro Verde (groene berg), omdat hij met prachtig bos begroeid is. Izalco is een stuk jonger en begon rond 1770 vanuit het niets te spuiten en hield dat 196 jaar onafgebroken vol. Het bezorgde Izalco de bijnaam 'de vuurtoren van de Pacifische Oceaan'. De regering zag exploitatiemogelijkheden in de spuitende vulkaan en legde tegen veel geld een weg aan naar de top van de Cerro Verde en liet er een hotel bouwen. Voor de opening werden uitnodigingen gestuurd naar belangwekkende personen over de hele wereld. Veertien dagen voor de officiële opening, de uitnodigingen waren al de deur uit, hield Izalco opeens op met spuiten en heeft sindsdien nooit meer zijn mond open gedaan. De derde vulkaan is de Santa Ana vulkaan die in 2005 een enorme eruptie had. Dankzij de weg naar de top van de Cerro Verde, kan je nu naar het bos op de top van de vulkaan. Daar maken we een korte wandeling bij een heerlijke, frisse en aangename temperatuur. De uitzichten zijn minder. Dichte nevelwolken beletten het zicht op Izalco en Santa Ana. Het kratermeer Lago de Coatepeque zien we tussen de wolken door nog net wel.

Ruta de las Flores

Muurschildering.

Muurschildering.

De tweede dag hebben we weer een excursiedag met Alfredo. We rijden de Ruta de las Flores, zo genoemd vanwege alle wilde bloemen die je hier ziet bloeien. Onderweg stoppen we in een paar dorpjes. Ataco is beroemd om zijn muurschilderingen. Op veel muren staan vrolijke en kleurige tekeningen over van alles en nog wat. In Ahuachapan zijn ook muurschilderingen, maar het grote plein kunnen we maar moeilijk bereiken. De straten zijn afgezet. Opnieuw laat de politie zich van haar beste kant zien. Als Alfredo vertelt dat hij twee toeristen bij zich heeft, mag hij door de afzetting om onder het wakend oog van de agenten te parkeren. Alfredo vraagt ze goed op te letten, want al onze bagage zit in de auto. Ook dat belooft oom agent te doen. Op het plein is een diploma-uitreiking voor nieuwe politieagenten. Het officiële deel is net afgelopen en ter verhoging van de feestvreugde zet de politieband in. Ze moeten nog een beetje oefenen op gelijk inzetten en zuiver spelen. De nieuwe agenten krijgen allemaal een blikje fris uitgereikt en de politie is niet te beroerd om de vaste bewoners van het park, de zwervers en hangjongeren ook een blikje fris te geven.

Santa Ana

Via Tazumal, de enige Mayapiramide in El Salvador rijden de door naar Santa Ana. Aan het grote plein staan het stadhuis, het theater, een opmerkelijke gotische kerk en het casino dat nooit een casino is geweest maar een besloten club. Het theater is ontworpen door een Franse architect en gebouwd door Italiaanse meesters en zou in een grote, historische stad in Europa absoluut niet misstaan. Op de binnenplaats van het gemeentehuis staat een fontein met niemand minder dan Manneke Pis. Waarom hij er staat en hoe hij er gekomen is, weet niemand. Alle panden stammen uit eind 19e – begin 20e eeuw en zijn gefinancierd dor rijke koffieboeren uit de streek. We overnachten in een rustige buitenwijk van Santa Ana bij een uiterst vriendelijk stel dat nog maar net met hun drie kamers tellende Bed & Breakfast begonnen is en alles doet om het je naar de zin te maken.

Honduras

We verlaten El Salvador en gaan naar de Copán ruïnes in Honduras. Dat doen we door eerst vanuit El Salvador naar Guatemala te gaan en vervolgens na een doorsteek door Guatemala, Honduras binnen te rijden. De grenzen gaan verbazingwekkend snel en efficiënt, nergens rijen en supersnelle controles. Alleen als we Honduras binnenkomen en blijkt dat we verder gaan dan Copán, wil de dame dat we onze Guatemala uitbriefjes gaan ruilen voor een Guatemala uitstempel.

Voor wat betreft de koloniale tijd en de onafhankelijkheid geldt voor Honduras ongeveer hetzelfde verhaal als voor de meeste landen van Midden-Amerika. Na de onafhankelijkheid heeft Honduras een kleine 300 opstanden, oorlogen en onvrijwillige regeringswisselingen meegemaakt. Rond 1870 schiepen de liberale regeringen een gunstig klimaat voor buitenlandse ondernemingen en investeerders. In eerste instantie betrof het export van fruit vanaf de noordkust, later richtten ze zich op de infrastructuur. De aanleg van de treinverbinding van de Caribische kust naar de hoofdstad, Tegucigalpa, bereikte door financiële tekorten slechts San Pedro Sula, dat daardoor uitgroeide tot een belangrijk industrieel centrum en de tweede stad van het land. In de late 19e eeuw kregen grote Amerikaanse fruitbedrijven aanzienlijke stukken land toegewezen met als gevolg dat duizenden werkers naar de noordkust afreisden. Alle winst kwam ten goede aan de Amerikaanse bedrijven, het land werd er zelf economisch nauwelijks beter van.

In 1969 brak de zogenaamde voetbaloorlog uit tussen Honduras en El Salvador. Tussen beide landen was een grensconflict en de Hondurese regering weet de slechte economische situatie aan de vele illegale immigranten uit El Salvador. Tijdens een voetbalwedstrijd tussen beide landen escaleerde het conflict dat een week duurde. In die week werden 130.000 Salvadoraanse immigranten Honduras uitgezet. Een recenter intern conflict heeft zich in 2009 afgespeeld. De president, Zelaya, wilde een referendum houden over het instellen van een constitutionele raad die tijdens de volgende regeringsperiode zich zou buigen over politieke en constitutionele hervormingen. Dat referendum werd verboden door de Hoge Raad, Zelaya trok zich daar niets van aan en ontsloeg de hoogste militair die weigerde het referendum uit te voeren. Door de Hoge Raad werd de militair weer in zijn functie hersteld. In opdracht van de Hoge Raad (die daar totaal niet bevoegd toe was) werd Zelaya op de dag van het referendum (28 juni 2009) vroeg in de morgen door het leger gearresteerd en uitgewezen naar Costa Rica. Micheletti, de vroegere president en partijgenoot van Zelaya, werd dezelfde dag door het congres ingezworen als president. Drie maanden later slaagde Zelaya erin Honduras weer binnen te komen en zich te verschansen in de Braziliaanse ambassade van waaruit hij probeerde zijn aanhangers te mobiliseren. Een dag later schortte de regering vijf basale mensenrechten, waaronder vrijheid van meningsuiting, op en sloot een linkse radio- en televisiezender. In november werden in een gespannen Honduras verkiezingen gehouden. Pepe Lobo van de conservatieve nationale partij won de verkiezingen en werd in januari 2010 geïnstalleerd. Inmiddels is Zelaya congreslid voor een nieuwe door hem opgerichte partij die het met de laatste verkiezingen in november 2013 goed deed.

Copán

We logeren twee nachten in de stad Ruïnas de Copán, die zoals de naam al doet vermoeden dicht bij Copán Ruïnes ligt. De eerste middag gaan we op aanraden van Howard, de hoteleigenaar, naar Macew Mountain. Dat is een geweldig vogelpark met de nadruk op papegaaiachtigen en dan vooral de scarlet macaw (grote rode ara). Alles aan het park deugt. De vogels zitten in goed ingerichte en ruime verblijven en zien er goed uit. Er is uitgebreide voorlichting aan het publiek en wat meer is, sinds 2011 is het park in samenwerking met andere instanties bezig met het succesvol uitzetten van de scarlet macaw in de Copán vallei en bij de Copán ruïnes. De meeste papegaaien worden door de eigenaren afgestaan aan het park, omdat de vogels hier ruimere kooien en een natuurlijker omgeving hebben dan in de (kleine) kooi bij de eigenaar.

Hiërogliefentrap.

Hiërogliefentrap.

De tweede dag gaan we naar de Copán ruïnes. Ooit was Copán een van de mooiste en belangrijkste steden van de Maya beschaving. In 426 vestigde een Maya prins uit Mexico zich hier en kroonde zichzelf tot koning. Hij werd K'inich Yax K'uk Moh genoemd – Groene quetzal ara in het Maya – en was de eerste koning van een dynastie die zo'n 400 jaar zou bestaan onder in totaal 16 koningen (de andere 15 namen zal ik jullie besparen). De site wordt vooral geroemd om de vele beelden, steles en sculpturen van uitzonderlijke artistieke waarde. Hart van het complex vormt de zogenaamde Acropolis, een gigantische piramide met een oppervlak van 600 bij 300 meter. Elke nieuwe koning bouwde een hogere piramide over de oude heen waarin de oude koning begraven werd. Zo bleven ze dicht verbonden met hun voorvaderen. Omdat de oudere pyramides zo uitstekend geconserveerd werden, is daarvan nog heel veel intact. Aan twee kanten van de Acropolis is een soort plein met talrijke andere structuren. Erg bijzonder zijn de steles (een soort hoge, bewerkte losstaande pilaren) die bijzonder kunstzinnig en gedetailleerd bewerkt zijn.

Twee andere hoogtepunten zijn het altaar Q met afbeeldingen van alle zestien koningen met hun namen en de hieroglyfentrap. De hieroglyfentrap heeft in het verleden veel te lijden gehad. De trap staat vol hieroglyfen die het verhaal van Copán en zijn heersers vertellen, maar natuurlijk moest de trap na het opgraven weer gereconstrueerd worden en de kennis van de Mayaschrift was toen nog beperkt. De stenen zijn dus wel netjes teruggelegd, maar niet in een logische verhaal volgorde. Door de blootstelling aan de elementen verweerde ook veel hieroglyfen wat de leesbaarheid niet ten goede kwam en pas in 1985 werd het verboden om de trap te beklimmen. Nu ligt de trap onder een groot dekzeil, en is niet meer toegankelijk.

Zoals bij elke Maya ruïne is er ook een ballcourt. Deze heeft naast een strookje gras twee schuine muren met aan elke muur drie papegaaienkoppen. De drie spelers aan de ene kant kregen punten als ze de papegaaien aan de overkant met de bal raakten. Het balspel was een ritueel gebeuren waarbij geregeld doden vielen (hoe weten we niet). Dat vonden ze niet erg, want gedood worden tijdens het spel was een offer aan de Goden en de hoogste eer die je kon bereiken. Sport zullen we nooit begrijpen. Naast alle indrukwekkende bouwsels heeft Copán nog een bijzondere attractie. Overal in het bosrijke gebied vliegen en zitten de grote rode ara's, Sommige zijn afkomstig van Mountain Macaw, maar veel zijn er ook wild.

Het verhaal van de ontdekking van Copán is ook wel aardig. Al in de Spaanse tijd werd de site beschreven, maar niemand nam daar nota van. In 1834 beschreef een Hondurese legergeneraal de site opnieuw, toen was de politieke situatie er niet naar om opgravingen te starten. De generaal wist wel de belangstelling te wekken van de Amerikaanse diplomaat en avonturier Stephens. Hij slaagde erin een expeditie naar Mexico en Midden-Amerika gefinancierd te krijgen en onderzocht Copán samen met de Britse egyptoloog Catherwood, gedegen. Stephens zag de waarde van de site en kocht het land van een plaatselijke boer voor 50 dollar. De boer vond waarschijnlijk dat hij een goede deal had gesloten, want volgens de katholieke priesters was het een slechte plaats met rare stenen en heidense symbolen. In 1841 publiceerden beide heren een boek over hun onderzoek in Midden-Amerika. Het boek was gelijk een bestseller en vanaf die tijd zijn er serieuze opgravingen in Copán geweest. Recent wordt vooral gebruik gemaakt van ondergrondse tunnels om de oude structuren te vrijwaren van blootstelling aan de lucht.

Cerro Azul Meambar NP

Vanaf Copán maken we een lange rit naar het Cerro Azul Meambar Nationale Park, een tropisch regenwoud op de oostelijke hellingen van het Yojoa meer. We maken daar een wandeling met Theo die er al tien jaar werkt. We kijken uit bij een uitzichtpunt over de beboste steile hellingen van het park en over het meer en zien een vriendelijke waterval. Als laatste laat Theo ons nog een piepklein nestje met een kolibrie erop zien. Morgenochtend vroeg gaan we opnieuw op excursie met Theo om vogels te kijken. Daarna hebben we een lange rit naar de grens met Guatemala. Guatemala komt in de volgende rondzendbrief, want deze begint alweer erg lang te worden.

Wederopstanding

Tot besluit nog dit. De invloed van het door de Spanjaarden opgedrongen katholieke geloof is in de cultuur van Latijns-Amerika overal te vinden. Zo ook in winkelnamen. Mensen noemen hun winkels 'Op god vertrouw ik', 'Onze vrouwe van Guadeloupe', 'Moge god ons zegene' en dergelijke. Een van de leukste is die van een begrafenisondernemer die zijn winkel 'De wederopstanding' heeft gedoopt. De optimist hoopt zeker op klantenbinding! We raden hem aan de kisten een kiertje open te laten.