[Verzonden op 27 maart 2025 vanuit Thimphu]
Van Trongsa naar Tingtibi
Tijd voor de vierde brief. De derde brief stopt bij de wachttoren en dzong in Trongsa. In Trongsa blijven we maar een nachtje om verder zuidwaarts te gaan naar Tingtibi. We hebben weer een onbeschrijflijk mooie bergrit met fraaie uitzichten en talloze vogelstops onderweg. De weg loopt ten oosten van het 1.730 km2 grote Jigme Singye Wangchuck National Park dat een groot deel van de Black Mountains beschermt. De Black Mountains zijn onderdeel van de grote Himalaya keten en heten zo omdat ze voornamelijk begroeid zijn met donker naaldbos. Vroeger heette het park Black Mountains park, maar nu is het vernoemd naar de vierde koning van Bhutan, de vader van de huidige koning. De koning wordt hier hoog geëerd.
We zien vandaag niet alleen veel vogels, maar ook een paar keer de prachtige gouden langoeren die met enorme sprongen door de dichte bomen in de diepe valleien springen. Hier komt ook de Indiase reuzeneekhoorn voor. We spotten hem wel, maar zien vooral een staart en heel even een koppie en dan is ie weg. Helemaal aan het eind van de dag, al in het donker, staat er een muntjak langs de kant van de weg. Eerst aarzelt hij, maar als hij de auto toch te weinig op een roofdier vindt lijken, graast hij op z’n gemakje verder.
We passeren onderweg het winterpaleis van de eerste koning. De tweede en de derde koning zijn er geboren en daarmee is het een belangrijke plek. Het is geheel gerestaureerd en staat nu leeg. In ons reisschema stond dat we in een paleis de geschiedenis van het koningshuis kunnen horen. Daar hebben we met de wachttoren van gisteren en het eerder zwaar in restauratie verkerende geboortehuis van de vader van de eerste koning in Dungkar, al genoeg van opgestoken wat ons betreft. Sonam noemt het niet als onderdeel en wij vinden het wel prima. In plaats daarvan gaan we naar Trong Heritage Village in Zhemgang. Het dorp bestaat uit 27 authentieke woningen die laten zien hoe de huizen vroeger gebouwd werden. Een soort Orvelte in Bhutan, maar dan zonder de ateliers en souvenirwinkels. De huizen hebben muren van keien die met klei op elkaar geplakt zijn. Net als de huidige huizen hebben ze ramen in mooie houten lijsten, alleen minder ramen en met minder bewerkte lijsten. Er loopt geen weg in het dorp, maar een wandelpad van grote flagstones. De kinderen in het dorpje vinden het wel leuk dat er wat gebeurt en zwaaien enthousiast naar ons. Dikke pret als ze even door mijn kijker mogen kijken.

Zhemgang
Over de kijker gesproken, het is nog steeds halen en brengen. Geregeld is het beeld onscherp en dan moet iemand weer ernstig aan alles draaien en doet hij het weer. Focussen gaat heel moeizaam en daar willen lang niet alle vogels op wachten. Inmiddels is de rechterlens niet meer scherp te krijgen, maar doet links het nog. Dat is niet heel erg, omdat ik alleen met rechts kijk en de linkerlens best voor mijn rechteroog kan houden. We hopen er het beste van, maar gerust ben ik er echt niet op.
Vandaag is het toetje van de dag het allerbeste. We hebben hier kans om weer de Himalayajaarvogel te zien, maar de hele dag zien we niets. Tot we om kwart voor zes, op zoek naar een specht het zware zwoesjs-zwoesj van neushoornvogelvleugels horen. Zeker 100 meter ver zit de man in de boom en na een minuut of tien komt zijn vrouwtje erbij zitten.
Familie van koning pikt kamer in
Tijdens de rit van vandaag zijn we van de 2.200 meter van Trongsa afgedaald naar 550 meter. Dat is duidelijk te zien aan de vegetatie die over is gegaan in weelderig subtropisch loofbos. Het is weer overdadig groen met overgroeide bomen, wanden van varens en hier en daar boomvarens. Soms is het zo dicht dat je door een groene tunnel rijdt. Ook de temperatuur verandert. Vandaag pellen we laagje voor laagje uit en lopen we voor het eerst tijdens de reis in een shirtje.
Ook in Tingtibi blijven we maar een nacht om door te gaan naar Panbang en het Manas National Park. Het hotel is eenvoudiger dan de luxe hotels die we vaak hebben, maar alles wat je nodig hebt is er. Het restaurant is tevens een soort winkel waar ze van alles verkopen. Dat zie je hier vaak. Dit is een groot restaurant, maar zelfs bij kleine winkeltjes is een hoekje met een zitje waar mensen wat kunnen nuttigen. Opvallend is dat overal de selectie aan sterke drank behoorlijk uitgebreid is. De mensen zijn erg aardig en de pompoensoep is de lekkerste die we ooit gehad hebben. We vertrekken ‘s morgens al vroeg en ontbijten om half zes. Noem mij een Nederlands hotel waar ze om half zes een uitstekend ontbijt serveren en opletten dat je alles hebt, wat je zou willen.
We brengen de dag grotendeels vogel kijkend door met veel stops. We zien een paar keer de geweldige Himalayajaarvogel en horen ze met hun mooie zwoefsj geluid overvliegen. Ze blijven indrukwekkend. Ook de gouden langoeren werken mee en laten zich geregeld zien, ze zijn prachtig. Wilde gisteren de reuzeneekhoorn ons niet zien, vandaag treffen we zijn neef die heel wat coöperatiever is. We kunnen hem goed zien en hij is absoluut niet van plan om snel weg te hollen. Volgens ons heeft hij de verkeerde opleiding genoten. Hij ligt net als een rode panda lekker op zijn buik op de boomstam te slapen, terwijl zijn lange zwarte staart naar beneden hangt. Af en toe kijkt hij op, maar omdat hij weet dat wij geen kwaad in de zin hebben, legt hij weer rustig zijn kopje neer.
Het landschap in Bhutan blijft adembenemend mooi. We zijn nu duidelijk in het subtropisch gebied met veel bos. De hellingen zijn steil en de dalen angstwekkend diep. Onder in het dal stroomt een snelstromende rivier met aan weerszijden een bed van keien. We zien ontzettend veel vlindertjes en leuke bloemetjes. Het is fantastisch mooi hier.
Na een lange dag komen we aan in Panbang waar we drie nachten logeren. Het is fijn om af en toe langer op een plek te zijn, maar er wacht ons een onaangename verrassing. Al de hele dag horen we Sonam telefoneren en horen dan de namen ‘Eco lodge’ waar we geboekt hebben en ‘Jungle lodge’ langskomen. In Panbang rijden we de afslag naar Eco lodge voorbij en kort daarna vertelt Sonam dat we niet in Eco lodge maar in Jungle lodge slapen. We vragen waarom, want zo is de afspraak niet. Wel, iemand van de koninklijke familie is in de Eco lodge neergestreken, dus is de kamer geannuleerd. Hoezo geannuleerd, wij hebben dat tijden van tevoren geboekt en je kan ons niet zomaar cancellen, omdat er later een andere gast komt. Wij willen de Eco lodge, dat is geboekt en geregeld en daarmee uit. Nu wij zo resoluut weigeren, komt Sonam in actie en zo’n 40 à 50 minuten wordt er druk getelefoneerd met Windhorse (lokale agent), hogere manager van Windhorse en manager van Eco lodge. Aan Sonam ligt het niet, maar de uitkomst verandert niet. Vannacht slapen we in de Jungle Lodge en morgen verkassen we. We zijn behoorlijk pissig, want na twee keer één nacht in een hotel, is het fijn om ergens drie nachten te zijn, bovendien is er geen enkele reden waarom we niet naar de Eco lodge zouden kunnen. Voor overmacht hebben we begrip, maar voor een andere gast die later komt niet.
Manas park, Bhutaanse zijde
Omdat we toch moeten slapen, gaan we onder protest mee naar de Jungle Lodge. Daar wordt de stemming er niet beter op. We komen aan bij een tentenkamp en krijgen een tent aangewezen met twee bedden. Als ik vraag naar de badkamer, wijst de gastheer naar het toiletblok. Tegenwoordig hameren we bij alle reizen die we plannen op eigen voorzieningen in de kamer. Alleen bij hoge uitzondering wijken we daarvan af als er een heel goede reden voor is. Dit is dus flink balen. Het leed wordt nog iets verzacht doordat we de enige gasten zijn en de douche en wc niet door alleman gebruikt worden en fatsoenlijk zijn, maar het blijft niet aangenaam om ‘s nachts aan te moeten kleden om naar de wc te gaan. Dat Bhutan zijn koninklijke familie eert fiat. Wij doen daar niet in mee.
We zijn hier voor het Manas park. Het Royal Manas National Park is Bhutaans oudste nationale park en de regering beschouwt het als een toonbeeld van natuurbehoud van het koninkrijk. Het park is 1.057 km2 groot en grenst aan diverse andere parken in Bhutan of is daarmee via corridors verbonden. Het ligt in het zuiden van het land en vormt één geheel met het Indiase deel van het Manaspark dat op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO staat. Het Indiase deel is vrij vlak en is voornamelijk begroeid met een grassige vegetatie. Het Bhutaanse deel is veel bergachtiger en begroeid met jungle, maar kent ook vlakkere delen. Al in 1966 was het een beschermd gebied en later is het opgewaardeerd tot nationaal park. Het park herbergt een grote variëteit aan ecosystemen en biedt honderden vogels en veel zoogdieren waaronder tijgers, nevelpanters, luipaarden, beren, neushoorns, olifanten, wilde waterbuffels en andere hoefdieren een onderdak.
In ons programma staat dat we twee dagen het park in gaan en als optie – mits we permissie krijgen – het Indiase deel kunnen bezoeken, waar de kans op het zien van olifanten, waterbuffels en neushoorns aanzienlijk groter is. Sonam geeft aan dat we de eerste dag in de buurt van de lodge vogels gaan zoeken en dan morgen de rivier oversteken om het Bhutaanse deel van het park in te gaan. Dat klinkt minder, want zo blijft er maar een dag park over en de kans op grote dieren wordt dan nog kleiner dan hij al is, want de neushoorn loopt vast niet op de openbare weg. Als we dat aangeven, zegt Sonam dat je het Indiase deel niet in kan, want dat dat illegaal is. Maar waarom noemt Windhorse het dan als optie? Nou ja, je kan het wel proberen, maar je krijgt geen permissie. In onze ogen is er dan geen sprake van een optie, maar dat krijgen we niet uitgelegd.
Maar Sonam, altijd bereid om alles te doen, gaat proberen wat mogelijk is. We gaan ook vandaag het park in tot de grens met India en kijken hoe ver we komen. De rit door het Bhutaanse deel is prachtig. We rijden door een dichte jungle en kijken van boven op de diepe rivier. Aan de overzijde van de rivier zijn de bergen opeens op en is een grote vlakte, bedekt met gras en wat boompjes. Volgens Sonam zie je daar soms olifanten, waterbuffels, neushoorns of zelfs een luipaard. Het is vandaag niet soms, maar het park is schitterend en het is fijn om er te zijn. We stoppen geregeld om te kijken en opeens zien we aan de overkant van de rivier, best ver weg, een heuse olifant. Achter de olifant loopt nog iets. Dat blijken wilde waterbuffels te zijn. Vanaf de hoge weg houden we zicht op de olifant en de wilde waterbuffels die langzaam richting water lopen. Echt geweldig en veel meer dan waarop we gerekend hadden.
Na 30 km Bhutaans park komen we bij de grens met India. Onderweg zijn we al aardig wat tegenliggers tegengekomen, allemaal jeeps met Indiase mensen. Bij de grens zitten vier douaniers die niet de indruk wekken dat ze omkomen in het werk. Sonam voert een lang gesprek met twee van de mensen, maar de uitkomst is dat we niet verder mogen. Indiase mensen mogen wel Bhutan in, maar andersom niet. Het is te risicovol. Ze tonen ons een bloederige foto. Dat is een van de parkwachters die een paar dagen geleden door een waterbuffel aangevallen is en gisteren is overleden. Ze willen niet dat Bhutanen of hun gasten risico lopen. Wel mogen we een klein stukje verder naar het Indiase parkmuseum.
Sonam heeft het over jeepsafari’s in India gehad en Rik zegt net dat hij niet zou weten waar je hier aan een jeep zou kunnen komen, als we de bocht bij het museum omslaan en zeker 8-10 jeepjes zien. Allemaal vanuit de Indiase kant en op dit pauzepunt lopen kinderen, volwassenen en oude Indiërs rond die met de jeepjes zijn aangevoerd. Lief dat ze in Bhutan zo bezorgd zijn om ons, maar zouden er dan elke dag wat Indiërs missen na de jeepsafari, ten prooi gevallen aan waterbuffels, tijgers en olifanten? Kennelijk verschilt de methode van risico-analyse significant tussen beide landen.
Bij het museum zien we nog steeds de olifant en de groep waterbuffels die inmiddels bij het water is. Zijn dat voor ons de bezienswaardigheden, voor de Indiase familie vormen wij de attractie. Een jong meisje komt vragen of we op de foto willen. Dat kan je in zo’n situatie niet weigeren, dus natuurlijk willen we dat. Na de groepsfoto worden alle kinderen tussen ons in gezet, gevolgd door nog wat familieleden. Ben benieuwd of wij straks net als de koning van Bhutan ergens in een huiskamer hangen te prijken. Het museum is echt goed. Prima informatie over het belang van de tijger om als toppredator het systeem in evenwicht te houden, informatie over het tellen van de tijgers, reïntroductieprogramma’s en over beheermaatregelen.
Tijdens ons bezoek doet Sonam wat sociaal smeerwerk en komt aan met een ranger die ons morgenochtend wel mee wil nemen op een jeepsafari. Voorwaarde is dan wel dat we permissie krijgen dus er moet overlegd worden met hogere bazen. Sonam krijgt vanavond antwoord. Wij keren weer terug van het museum en voor de terugrit door het Bhutaanse deel. Op de terugweg hebben we zoveel geluk. Hadden we al eerder de Himalayajaarvogel gezien, vandaag zien we maar liefst twee nieuwe soorten neushoornvogels: de gewone jaarvogel (die helemaal niet gewoon is) en de reusachtige dubbelhoornige neushoornvogel. Ze zitten zelfs samen in een boom. Zo geweldig mooi.
Safari in Indiaas deel van Manas
Sonam is voortdurend aan het telefoneren, maar tijdens het eten heeft hij nog geen uitsluitsel over de jeepsafari morgen. Om negen uur komt hij langs. Helaas, helaas er is geen permissie, het risico op ongelukken is te groot. Maar Windhorse is ingeschakeld en een hoge baas bij Windhorse heeft contacten. Om tegen tienen komt Sonam opnieuw langs. Goed nieuws, we hebben permissie mits we zelf het risico aandurven. Naast de prijs voor het jeepje moeten we wel nog extra betalen voor de permits wat we graag doen.
Nu we voor de Indiase jeepsafari gaan, moeten we vroeg vertrekken. Om zes uur na het ontbijt gaan we net als gisteren richting Indiase grens. Zowel bij de Bhutaanse toegang van het park als bij de Indiase grens zijn de posten onbemand. Bij de grens wacht Dipdas ons met zijn jeepje op en het lijkt er toch echt op dat de jeeptocht – die ondanks de permissie – geheim en illegaal heet, doorgaat. De tocht is geweldig. We hadden niet verwacht dat we deze reis veel zoogdieren zouden zien en de olifant van gisteren was al een enorme verrassing. Vandaag zien we meerdere grote groepen olifanten compleet met kleintjes. Ze eten wat, ze lopen wat of geven zichzelf een stofbad van zand. Ook de vogels werken erg mee. De pauwenmannen sloven zich om het hardst uit, waarschijnlijk niet voor ons, maar voor de pauwendames, en geregeld pronken ze met hun veren. Een vogel, de baardtrap, die ernstig bedreigd is, wordt zelden gespot, maar als wij in de uitkijktoren staan, komt hij aanvliegen en wandelt een flinke tijd op grote afstand door het gras.

Olifanten in Indiase deel van Manas
We staan in de uitzichttoren, omdat hier vaak de Indische neushoorn gespot wordt. Wij turen en turen, maar geen neushoorn te zien. Totdat Dipdas heel ver twee grijze dingen, een groot en een klein, aanwijst. Daar staat moeder neushoorn met haar jong. Sinds het jong er is houdt ze afstand. Rik fotografeert de grijze vlekken en ik tuur door mijn gehandicapte kijker. We zijn helemaal tevreden dat we zomaar twee echte neushoorns hebben gezien. Als we weer verdergaan, roept Dipdas: ‘Rhino, rhino’, en maakt vaart. Nu zien we een neushoorn van echt dichtbij en niet zomaar even snel, maar zeker een half uur. Hij wandelt al gras happend een stukje naast de weg, steekt een keer over en loopt even later weer terug naar de andere kant. Geweldig om te zien.

Neushoorn lijkt echt op zijn gemak
We zien heel wat mensen in bomen zitten. Dipdas vertelt dat het een agressieve neushoorn is die jeepjes aanvalt en dat de mensen daarom in de boom zitten. Het lijken wel allemaal parkwerkers en geen toeristen, dus we hebben maar niet gevraagd of wij ook de boom in moeten. Het roept wel herinneringen op aan de wandelsafari in Chitwan (Nepal) toen wij in een boom moesten klimmen, omdat we in hoog tempo kliptieklop van een rennende neushoorn hoorden. Ook nu zijn we niet helemaal gerust, want Dipdas jeepje heeft al de hele weg motorproblemen en slaat geregeld af om daarna moeizaam te starten. Als naast neushoorn de motor een knarsend geluid maakt, waarvan zelfs wij weten dat het niet gezond klinkt, de motorkap open gaat en Dipdas na wat gerommel collegajeeps belt waarbij we het woord ‘problem’ opvangen, voelen we ons toch niet helemaal veilig. Als neushoorn agressief wordt, is het fijn om een rijdend jeepje te hebben, maar neushoorn lijkt vandaag in een heel tevreden bui.

Parkwachters hebben veilige plek gezocht
Een ander spannend moment is als we echt kabaal uit het bos horen komen: takken die afbreken, dingen die lijken te vallen en het getrompetter van een olifant. Niet veel later zien we een olifant opdoemen die vlak achter ons de weg oploopt en ons niet lijkt te waarderen. Dipdas trekt snel op en olifant zet de achtervolging in. We zijn wel opgelucht als hij opgeeft. Olifant aarzelt, loopt de andere kant van de weg het bos in, maar komt er snel weer uit, aarzelt weer, komt opnieuw in onze richting, maar geeft op. Hij lijkt besluiteloos alsof hij niet goed weet wat hij moet doen. Dipdas vermoedt dat er een tijger in de buurt zit, waardoor olifant niet op zijn gemak is. Ook dat voelt met een haperende jeep erg spannend. Maar olifant noch onzichtbare tijger hebben het op ons gemunt en met heel veel vogels, verschillende soorten herten, een reuzeneekhoorn en een mangoeste als extra komen we helemaal tevreden terug van ons illegale avontuur.
Hevige regen bij Manas
Na de lunch gaan we alsnog voor het Bhutaanse deel van het park aan de overkant van de rivier. Omdat er geen brug is, doen we dat per boot. We worden ontvangen door de parkbeheerder die er al jaren werkt. Door nieuwe overheidsregels mag je hier niet meer het park in. We wandelen over een soort compound rond waar best veel vogels te zien zijn naast een tam hert en wild zwijn. De vogelhut is niet meer bruikbaar. Die is door de olifanten samen met alle omringende stuiken verwoest. Op het compound zitten niet alleen parkwachters, het is ook een complex vol militairen vanwege de grens. Dit is een leuke aanvulling op de tocht van vanmorgen. Vandaag is echt een dag met een sterretje.

Dubbelhoornige neushoornvogel in Manas park, Bhutan
‘s Middags is het al dreigend en als we bijna thuis zijn begint het te regenen. We krijgen een enorme plensbui met hevig onweer die zo’n twee uur aanhoudt. Natuurlijk valt onmiddellijk de stroom uit die gelukkig weer redelijk snel tot leven komt. Als de regen even minder is en we ons met wandelschoenen en hoofdlampje klaar maken voor de oversteek naar de eetzaal, komen ze al met de dampende pannetjes aan. Het eten wordt op ons overdekte balkon geserveerd. Je laat je gasten niet door de plassen en de regen lopen. Wat een service.
Ook ‘s nachts onweert en giet het behoorlijk en valt de stroom weer uit. Dat wordt dus een koude douche bij het licht van het hoofdlampje. Bij de vroege vogeltocht is het zwaar bewolkt, maar droog. Na terugkomst wordt ons ontbijt buiten geserveerd, terwijl om ons heen het onweer gromt en flitst en de zwarte lucht weinig goeds belooft. Maar ze zijn beleefd boven en wachten tot we in de auto zitten en gaan dan los. Met de ruitenwissers op dubbele snelheid vertrekken we uit het mooie Manas park. We zijn zo blij dat we dit weer niet gisteren met de jeepsafari hadden. Na anderhalf uur stopt de erge regen en kunnen we weer wat zien, maar de hele dag blijven we regen en mist afgewisseld met iets betere periodes houden. En ze hadden nog zo geschreven dat er in deze maanden ‘geen regen van betekenis’ zou zijn.
Van Manas naar Gelephu
Vanwege de regen en de lange rit naar Gelephu maken we minder stops onderweg dan normaal. Gelephu ligt net als Panbang helemaal in het zuiden tegen de grens met India, maar dan verder westelijk. Om Gelephu te bereiken, moeten we eerst weer terug naar Tingtibi en dan naar het zuidwesten. Een directe weg is er niet. We moeten stoppen omdat er – denken wij – een wegwerker staat die Tchokie en Sonam informeert over iets en een telefoonnummer doorgeeft. Sonam belt. Het blijkt helemaal niet om wegwerkzaamheden te gaan. Door de hevige regen zijn op de zandige delen van de helling grote stenen vrijgekomen. Die gebruiken mensen voor allerlei bouwsels. Ze gaan de helling op en gooien de stenen op de weg om ze later te verzamelen. Het familielid beneden is voor het contact met de stenengooiers, zodat ze geen stenen gooien als er verkeer langskomt.
Mogen we niet meer op safari zijn tussen gevaarlijke wilde dieren, ook vandaag is niet zonder risico. We passeren een bord met de tekst: ‘Pas op, gevaarlijke bijen. Houd voor uw eigen veiligheid de ramen gesloten’. Overal hoog aan de rotswand hangen grote bijennesten. Normaal gebeurt er niets, maar worden de bijen verstoord, bijvoorbeeld door een vogel die graag bijen of honing eet, kunnen ze agressief worden en alles wat ze tegenkomen aanvallen. Automobilisten kunnen door die aanvallende bijen in paniek raken en de macht over het stuur verliezen en in het ravijn storten. Er schijnen meerdere dodelijke ongelukken mee gebeurd te zijn.
In een dorp onderweg maken we nog een korte stop. Daar woont een oom van Sonam met een heleboel neven. Ze zijn met z’n allen druk bezig om hun nieuwe huis te bouwen en begroeten Sonam hartelijk. Om een huis te bouwen, moet je in Bhutan altijd een vergunning aanvragen. Doe je dat op eigen grond, krijg je die altijd, maar je bent qua uitvoering wel verplicht om dat geheel in Bhutaanse stijl te doen. Bhutan hecht erg aan het cultuurbehoud. Vlak bij Gelephu worden we aangehouden door de militaire politie. We zijn dicht bij de grens en de controles zijn hier streng.
In Gelephu zijn we opeens in een andere wereld beland en zijn we niet meer in Bhutan. We zitten nu tegen de grens met India aan en het is opeens druk, we zoeven over een gladde asfaltweg en de bergen zijn zomaar weg. Ook de stad is anders. Het is een moderne stad die de mooie, traditionele huizen van Bhutan mist. Er staan gebouwen van wel vijf of zes verdiepingen, nog steeds heel smaakvol. Bij ons zouden ze ongetwijfeld gelijk ‘Residence ...’ heten. Het voelt raar om zo opeens in een heel andere omgeving terecht te komen.
Omdat we maar een nachtje in Gelephu blijven en gisteren met donker aankwamen, gaan we nu voor het ontbijt hier vogels zoeken. Je kan hier namelijk alle vier de neushoornvogels van Bhutan zien. ‘s Morgens vliegen ze naar hun foerageergebied, ‘s middags vliegen ze terug naar hun slaapplek. Wij hebben er inmiddels drie goed gezien, maar nog een keer mag best. We zien er vanmorgen nul. Een toevallige passant vertelt Sonam dat je ze alleen om vier uur ziet. Heel knappe vogels die elke dag terugvliegen, maar nooit heen. We gaan ook nog langs bij de stinkende rioolwateropvang, waar toch meer dan genoeg vogels het best uit te houden vinden.
Van Gelephu naar Punakha
Na het ontbijt vertrekken we richting Punakha dat veel en veel noordelijker ligt. We hebben dan ook een lange rit van zo’n 180 km voor de boeg, zonder stops zeker 6 à 7 uur rijden. We zijn nog maar net op weg als we een enorme groep gouden langoeren vlak langs de weg zien. Ze zitten lekker te eten van de struiken langs de weg. Er zitten ook veel kleintjes bij die proberen hoe goed ze al kunnen springen en met elkaar haasje over spelen. Hier kan je de hele dag van blijven genieten. Na hun ontbijt vertrekken ze met reuzensprongen naar eng doorzwiepende bamboetakken dieper het bos in.

Gouden langoer met baby bij Gelephu
Vlak bij Gelephu slaan we af om naar een opvangcentrum te gaan. Het is best een grote tuin, maar met weinig verblijven. Ze hebben er drie bassins met gavialen, een soort krokodillen met een lange slanke snuit met een grote knobbel op hun neus. Daarnaast is er een verblijf waar twee beren, de Himalaya variant van de Aziatische zwarte beer, opgevangen zijn. Waar en uit wat voor situatie ze gered zijn weten we niet. De begrippen verrijking en natuurlijke inrichting zijn hier nog niet doorgedrongen. Ze hebben een enorme buis waar ze in kunnen liggen en een poeltje, maar verder is hun verblijf kaal. Gezien de grootte van het park er omheen hadden ze gemakkelijk een vier of vijf keer zo groot verblijf kunnen hebben met een veel natuurlijker inrichting. Maar goed, ze bedelen niet, er liggen geen chipszakken zoals we elders wel gezien hebben en als ze gered zijn, hebben ze het vast beter dan eerst. Helemaal aan het andere eind is het derde verblijf, waar een geredde resusaap, wild zwijn en Javaanse maraboe verblijven. Naast ons is er één familie op bezoek. De cafetaria is dan ook gesloten. Toch nog op zondag in de dierentuin geweest.
Onderweg vertelt Sonam dat in deze zuidelijke provincie in het verleden problemen zijn geweest. Van oorsprong wonen hier veel etnische Nepalezen. Wij hebben daar al over gelezen en gehoord. Ze worden ernstig gediscrimineerd en velen zijn gevlucht naar vluchtelingenkampen in India en Nepal. Voor de etnische Nepalezen, geboren en getogen in Bhutan, is het vrijwel onmogelijk om de juiste persoonsdocumenten te krijgen waardoor ze eigenlijk geen kant op kunnen. Sonams verhaal verschilt daar nogal van. De Nepali kwamen in opstand tegen de regering en wilden hun eigen staat. De koning kon dus niets anders doen dan hard optreden, zodat ze gevlucht zijn. Het leeggelopen land werd door de koning weggegeven aan elke Bhutaan die het wilde hebben, zodat het probleem nu opgelost is. De achtergebleven Nepali worden volgens hem ook gelijk behandeld. Op mijn vraag of de vluchtelingen ooit weer kunnen terugkeren, is het antwoord duidelijk. Natuurlijk niet, ze worden nooit meer toegelaten. Sonam houdt van zijn regering en koning en wat zij doen is per definitie goed.
Vanuit het laag gelegen Gelephu klimmen we weer de bergen van het echte Bhutan in met afwisselend zon, dreigende luchten, onweer en weer zon. Bij de pas stoppen we om via de achtertuin van een huis vogels te zoeken. Als alle vogels zo mee zouden werken als hier zouden we er geen een missen. Hoofdprijs gaat naar de geelwangmees, een parmantig meesje met een grappig kuifje, gele wangen, een geel borstje en een donkere rug met helder witte stippen. Eentje zit er zo dicht voor Rik dat hij achteruit moet stappen. De camera heeft een afstand van 1,5 meter nodig. Vanaf de pas rijden we langzaam slingerend weer omlaag tot aan een splitsing bij de rivier die we noordwaarts volgen.
Bij de afslag is het White-bellied heron Conservacion Centre en Sonam heeft geregeld dat we daar op bezoek kunnen. De keizerreiger is een ernstig bedreigde soort waarvan er nog maar 60 in het wild rondlopen. 25 van die 60 leven in Bhutan en dit is hun gebied. Het informatiecentrum – ook door de Royal Society for the Protection of Nature (RSPN) opgezet – is net zo goed als het kraanvogelcentrum in Pobjikha en we worden uitgebreid rondgeleid door de beheerder. Ze vertelt ons alles over het uitbroeden van de eieren in de broedmachine, het grootbrengen van de jongen, de levenscyclus van de vogel en ga zo maar door. Tot slot zien we een filmpje waarin een resusaapje een voor een de eieren uit een nest haalt en de arme oudervogel reddeloos achterlaat. Buiten staan enorme verblijven voor in totaal vijf reigers. Zij vormen onderdeel van het fokprogramma en een van de jonge vogels is afkomstig van hun broedmachine. Als de gefokte populatie groot genoeg is, worden de vogels getraind voor een leven in het wild. Om kwart voor zes verlaten we het informatiecentrum met ongeveer de helft van de rit nog voor de boeg. We arriveren dan ook pas om half negen bij het hotel waar ze ons al opwachten met de sleutel. Onze kamer is enorm luxe en groot met bankstel, een zitje buiten en een keuken. In de keuken staat alleen een magnetron, geen idee wat we daar mee moeten gaan doen. Ook aan op het bankstel zitten komen we vandaag niet meer toe.
Punakha en omgeving
Na een pre-ontbijt-vogeltocht besteden we de eerste dag in Punakha geheel aan culturele zaken. Opnieuw gaat het grote boeddhistische sprookjesboek open voor het verhaal over de eerste tempel met stoepa, de Chimi Lhakhang – vertaald als de tempel van de heilige dwaas – en gewijd aan Drukpa Kunley. Drukpa komt oorspronkelijk uit Tibet, was kluizenaar, maar wist eigenlijk niet wat hij wilde en schoot een pijl af om te kijken waar zijn bestemming lag. De pijl kwam hier in een huis terecht, veroorzaakte in het huis enorme schokbewegingen gelijk een aardbeving en bleef natrillen. Dat bijzondere verhaal deed de ronde en bereikte ook onze Drukpa. Die verhuisde, deed alles wat monniken niet horen te doen, zoals trouwen en kinderen krijgen, seksuele uitspattingen, overmatig alcoholgebruik en leven als vrijbuiter. Maar ondertussen deed hij veel goede daden. In het dal was een demon bestaande uit drie zusters. Daar ging hij achteraan. De demon vluchtte en veranderde zichzelf in een hond, omdat er ook toen zoveel honden waren dat Drukpa hem nooit zou kunnen vinden. Nu had Drukpa een verlichte geest en zag dwars door de truc heen. De hond vluchtte daarop in een steen, maar Drukpa, niet voor één gat te vangen, bouwde een stoepa boven op de steen. Einde hond, einde demon.
Zijn neefbroer vond het zo bijzonder dat hij op de plek een tempel bouwde. In een goede tempel hoort ook een relikwie, maar die miste hij nog. Drukpa had een oplossing. Zijn bamboewandelstok werd uit zichzelf kleiner en nam de vorm aan van zijn penis. Ziedaar, een mooier relikwie was niet denkbaar. Nog steeds is het fallus symbool – als fertiliteitssymbool – ruim vertegenwoordigd in Bhutan. Deze tempel heeft in dat opzicht een belangrijke functie. De oorspronkelijke falluswandelstok is nu samen met de boog en slechts één resterende pijl van Drukpa in een witte doek gewikkeld en wordt gebruikt om te zegenen. Daarnaast is er een behoorlijk stevig formaat replica voorzien van draagriemen. Stellen met een kinderwens komen hier naartoe. Alleen de vrouw mag naar binnen, wordt gezegend en moet met de grote penis op haar rug drie rondjes om de tempel lopen. Daarna mag ook manlief komen en worden ze samen gezegend. Uit een klein boekje kiest de dienstdoende monnik een pagina en daarop staat de naam van de te verwachten kleine. Dat hier ware wonderen verricht worden blijkt uit twee stoffige fotoboeken vol met foto’s van gelukkige stellen met baby's. Zal ik wat verklappen? Voor de zekerheid heb ik de penis niet op mijn rug gebonden. Je weet maar nooit.
Zoals bij alle tempels zijn de muren volledig beschilderd en vertellen verhalen. We zien een oude man met baard en iets hoger Drukpa. Achter de man is een huis en iets verder een stal met een regenboog en aan het eind van de regenboog een poppetje. De oude man wist dat hij binnenkort ging sterven en huilde omdat hij nooit zijn spirituele leider had ontmoet en niet wist welke mantra hij moest reciteren. Drukpa zocht de oude man op, stelde zich voor en de oude man was dolgelukkig. Hij vroeg Drukpa naar de mantra. De mantra die Drukpa hem voorlegde bleek een schunnig seksverhaal vol details waar zelfs pornoblaadjes rode oortjes van zouden krijgen. De oude man moest de mantra zo vaak als mogelijk hardop zingen en dan zou alles goed komen.
Tijdens het avondeten, omringd door de hele familie, herinnerde de oude man zich de boodschap van Drukpa, sloot zijn ogen en zong de mantra. Toen hij zijn ogen weer opende, waren al zijn tafelgenoten naar andere kamers gevlucht vanwege het beschamende verhaal. Zijn vrouw was woedend en dreigde dat als hij dat ooit nog eens deed, ze hem het huis uit zou zetten. De volgende ochtend gebeurde hetzelfde, weer hardop de mantra en weer iedereen van tafel. Zijn vrouw was razend en verwees hem naar de koeienstal waar hij dapper zijn mantra zong. Op zekere dag klonk er zoveel lawaai uit de schuur dat zijn vrouw de oudste dochter stuurde om te gaan kijken. De dochter opende de deur en huilde hard, want, je voelt hem al aankomen, de oude man was dood. De hoofdmonnik werd erbij gehaald en toen hij het hoofd van de man zocht – dat was niet te zien – en in de gho keek, kwam er een regenboog tevoorschijn met aan het einde een lichte bal. Daaruit verscheen de oude man die zei: ‘ Ik heb altijd mijn spiritueel leider vertrouwd en ziehier, ik ga nu naar de hemel, terwijl jullie op aarde moeten blijven lijden. En zo leefde de man niet langer en zijn familie niet gelukkig.
Vanaf de tempel lopen we terug door het straatje vol winkeltjes. In alle winkeltjes zijn fallussen als souvenir te koop in alle formaten en met een ruime keus aan versieringen. Niet alleen boeddhistische figuren, maar zelfs leuke stripfiguren en fallussen met vleugeltjes. Kettinkjes en sleutelhangers, alles met een fallus. De vliegtuigjes die ze verkopen hebben normale vleugels, maar raad eens wat voor vorm de romp heeft. De uithangborden bij de winkeltjes geven aan wat ze verkopen en een heet er ook de fallusshop. Wij komen zonder souvenirs thuis.
Punakha heeft een beroemde dzong uit de 17e eeuw, gesticht door Ngawang Namgyal, de uit Tibet gevluchte abt die heel Bhutan wist te verenigen. Net als alle dzongs bestaat deze dzong uit een administratief en religieus deel, zo bedacht door Ngawang en tot op heden nog steeds in functie. In het religieuze deel is de belangrijkste ontmoetingsruimte van heel Bhutan. Hier zijn alle koningen gekroond en alle koninklijke huwelijken ingezegend. Op de muren staat het volledige levensverhaal van Boeddha geschilderd. Ik neem aan dat jullie me vergeven dat ik dat niet in detail beschrijf. Tijdens ons bezoek krijgen de monniken dansles. Onder aanvoering van een leraar maken ze huppeltjes en buiginkjes. Alles om de hogere machten te behagen dan wel kwade invloeden af te wenden.

Punakha dzong in de vroege morgen
Het is Sonam gelukt om in Punakha een huurkijker voor me te regelen die ik na de lunch uitgereikt krijg. Dat is iets om heel blij van te worden. Mijn kijker focuste nog maar over een klein bereik en dat lukte alleen met moeizaam draaien en met rechts door de linker lens kijken. Sonam had al verteld dat deze niet zo goed was als de mijne. Optisch is mijn Bushnell inderdaad een stuk beter, maar je hebt meer aan een werkende iets mindere kijker dan een optisch uitstekende kijker die niets meer kan. Ik ben zo blij dat ik weer een functionerende kijker hebt. Hulde aan Sonam.
Voor de derde tempel, de Khamsum Yuley Namgay Chorten, maken we een mooie wandeling bergopwaarts. Onderweg hebben we prachtig uitzicht op de terrasvormige landbouwgrondjes, de bergen en de rivier. De tempel staat boven op een heuvel en is in opdracht van de koningin-moeder in 2004 begonnen en na 11 jaar voltooid. Ze wilde de tempel voor haar zoon die in een slecht jaar was geboren. Om onheil af te wenden moest er dus flink geofferd worden. In de tempel staat een gigantische glazen vitrine met een piramide van uit klei geboetseerde Boeddha’s in al zijn verschijningsvormen en dan heb je al gauw een piramide. Het is prachtig en gedetailleerd gemaakt en dat daar 11 jaar voor nodig is, kun je je voorstellen. In de tempel is een lange trap naar boven en van bovenaf de tempel kijk je heel ver uit over het dal en de omringende bergen. Erg leuk zo’n combinatie van wandelen en tempel.

Uitzicht vanaf de Khamsum Yuley Namgay Chorten bij Punakha
Met alle boeddhistische verhalen is de brief weer veel te snel vol. Ik sluit voor nu dus alweer af.
Nog een nagekomen bericht. Twee dagen na onze jeepsafari in Manas heeft een neushoorn twee jeeps achterna gezeten en een jeep beschadigd. Zowel bij een Indiase krant als bij het AD (van 25 maart) zien we een filmpje van twee jeeps achterna gezeten door een hollende neushoorn. Geen idee of het in hetzelfde deel van het park is, maar helemaal zonder risico was de tocht dus niet. Maar goed dat dit na onze tocht gebeurt en we het pas achteraf lezen.