[Verzonden op 2 april 2025 vanuit Delhi]
Punakha (vervolg)
In de vierde brief staat ons culturele dagje in Punakha beschreven, maar we hebben er nog een volle dag. Dat wordt een vogel- en wandeldag. ‘s Morgens gaan we naar het Jigme Dorji National Park, opgericht in 1974 en vernoemd naar de derde koning van Bhutan. Het is met zijn 4.316 km2 het op een na grootste park van Bhutan en loopt ver noordelijk door tot in de hoge bergen van de Himalaya. Wij blijven in het zuidelijke, lagere deel. Ook dit is een prachtig park met een grote rijkdom aan vogels en zoogdieren. Een vogeltje dat we zien verdient vermelding, de mospnoepyga, die in het Engels pygmy cupwing heet, wat veel gezelliger klinkt. Het is een piepklein bol vogeltje die geen staart lijkt te hebben en eruit ziet alsof hij zo kant en klaar voorgevormd uit het ei is gekomen. Op zijn rug en vleugeltjes heeft hij een soort schubben patroon en onder zijn koppie een lichter vlekje. Omdat hij er zo leuk uitziet, wilden we hem graag zien en al diverse keren hebben we naar hem gezocht. Verder dan wat beweging achter blaadjes waren we niet gekomen, daar is cupwing te bescheiden voor. Maar vandaag is cupwing in een frivole bui en scharrelt een hele tijd goed zichtbaar over de grond. Het is echt zo’n dotje.
Na de lunch staat een wandeling gepland. Die verloopt niet helemaal naar verwachting. Sonam belooft een wandeling langs de rivier waarbij we een stuk langs de rivier lopen en aan het eind weer opgepikt worden. Dat de wandeling langs de rivier loopt klopt, alleen wel op grote hoogte. Niet fijn als je hoogtevrees hebt. Sonams plan is om bij het makkelijke deel te beginnen en bij het moeilijke deel te dalen. Ook geen fijn plan als je hoogtevrees hebt. We besluiten met de auto om te keren om te beginnen met het moeilijke deel. Daarvoor moet je over een ontzettend lange hangbrug, ook geen feest voor Rik. Het wandelpad op de kale wand aan de overkant vindt Rik er evenmin bemoedigend uitzien. Aangezien we wel voor ons plezier weg zijn, besluiten we hier niet te beginnen. We gaan naar het eind, lopen daar zo ver als Rik qua hoogtevrees nog doenlijk vindt en keren dezelfde weg terug, zodat we weten wat ons te wachten staat.
In het begin zijn er steeds voor Rik vervelende steile stukjes, niet heel lang, zodat hij toch maar verder gaat. Op zeker moment volgt er een bocht met overhangende rots weer bij een akelig smal randje pad met daarnaast een diep gat. Rik overweegt of hij dit wel of niet aandurft, want Sonam heeft een nieuwe oplossing. We kunnen doorlopen en dan via een andere brug – dus niet de originele lange hangbrug bij de eerste kale helling – weer terug de rivier oversteken. Als we wel terugkeren moet Rik alle gepasseerde enge stukjes weer doen, ook naar, dus hij zet dapper door langs de afgrond en onder de rots door. De rest van de wandeling is een stuk beter dan we gehad hebben, maar omdat we niet weten wat ons nog wacht, kunnen we geen van beiden lekker ontspannen wandelen. Gelukkig komen we nauwelijks vervelende stukken meer tegen. De hangbrug die we nu over moeten – hooguit 500 meter van de oorspronkelijke hangbrug – is een kwelling voor Rik, maar dan zijn we er. Waren de andere wandelingen echte genietwandelingen, deze hadden we verkeerd ingeschat. Ook dat hoort er een keertje bij.
Via de Dochula pas naar Thimphu
Na twee volle dagen in Punakha reizen we verder naar de hoofdstad van Bhutan, Thimphu. Onderweg staat een bezoek aan de Lamperi Botanical Garden op het programma. Wat we eerst niet doorhebben is dat de botanische tuin in het bijna gelijknamige Royal Botanical Park ligt. Bij alle natuurparken staat, als je het park inrijdt, wel een bord dat de grens van het park markeert. Je ziet eigenlijk alleen aan het bord dat je in het park bent, de omgeving blijft even mooi en verandert niet direct. Dat is ook zo bij dit park, terwijl wij een botanische tuin verwachten. Het park is echter veel groter en de botanische tuin is er onderdeel van. Het park van 120 km2 is opgericht in 2008 ter ere van het 100 jarig bestaan van het koninkrijk (alhoewel de eerste koning in 1907 aan de macht kwam). Ik heb al eerder geschreven dat Bhutan als voorbeeld kan dienen voor de rest van de wereld voor wat betreft natuurbehoud. Dit park is aangelegd als corridor tussen twee nationale parken, zodat dieren van het ene naar het andere gebied kunnen.
De botanische tuin zelf is ook niet kinderachtig en is 51 ha groot. In het park is een rododendrontuin waar alle 46 soorten rododendrons van Bhutan staan. 18 soorten komen van nature al in het park voor, de andere soorten zijn vanuit de diverse regio’s van Bhutan hier aangeplant. Jammer genoeg zijn we net iets te vroeg voor de rododendrons. Er bloeien een paar soorten, maar de meeste wachten nog op warmer dagen. Naast de rododendrons zijn er veel meer planten en natuurlijk ook vogels. Het park varieert in hoogte tussen de 2.100 en 3.750 meter en veel zoogdieren vinden het een prima woonplek. Tijger, rode panda en beer komen er voor, maar die laten zich echt niet zien. Het is vandaag prachtig helder weer en wat we wel zien zijn de wit besneeuwde toppen van de oostelijke Himalaya. Heel in de verte kunnen we zelfs de hoogte berg van Bhutan, de Gangkhar Puensum van 7.570 meter zien.
We maken een mooie, lange wandeling in de tuin en eindigen bij het bezoekerscentrum. Ook hier zijn we weer onder de indruk van de kwaliteit van de informatie. Er zijn posters over klimaatverandering, de oorzaken, de gevolgen en de mogelijke oplossingen. Verder wordt ook hier weer het belang van natuurbehoud en biodiversiteit benadrukt en er zijn interactieve spelletjes, zoals blokjes met vragen aan de voorkant en antwoorden aan de achterkant.
Volgende stop is de hoge Dochula pas op 3.050 meter. Op de pas staan 108 stoepa’s bij elkaar. Het uitzicht bij de pas opnieuw op de oostelijke Himalaya, is vandaag fantastisch. Was er bij de andere passen niets te doen, hier zijn meerdere restaurants en een parkeerplaats met een apart vak voor bussen. Het is hier ook voor het eerst druk. Weliswaar druk voor Bhutaanse begrippen, je loopt echt niet tussen hordes toeristen, maar er zijn wel andere mensen.
Eigenlijk zouden we hier een wandeling horen te maken die omschreven staat als ‘U maakt een wandeling naar de Lungchutse Lhakhang, gebouwd in de late 16e eeuw. Tijdens deze wandeling heeft u de kans om verschillende vogelsoorten te spotten’. Dat klopt op zich wel, alleen blijkt dat we dan van de 3.050 meter van de pas in 2,5 uur naar het klooster op 3.566 meter moeten klimmen en in twee uur terug dalen naar de pas. Dat klinkt heftig. Als we bij de pas de trappen van de stoepa op klimmen, voelen we al goed het effect van de 3.000 meter: de zwaartekracht hangt in je kuiten, je rugzakje raapt onderweg stiekem stenen op en je hijgt als je boven bent. Is dit nog een trap, het pad zal lastiger zijn en niet alleen klimmen, maar ook dalen en daarna weer klimmen, waardoor je veel meer dan 550 meter moet klimmen. Dat gaat vast geen gezellige genietwandeling worden. Soms zijn we verstandig en we besluiten dat deze wandeling niet meer geschikt voor ons is. In plaats daarvan kijken we met Sonam nog uitgebreid vogels op een soort meditatieheuvel bij de pas waar ze kleine kapelletjes met muurschilderingen, bankjes en offertafels hebben om rustig te mediteren.
Eerste indrukken Thimphu
Vanaf de pas blijkt Thimphu niet ver meer te zijn. De overgang is groot. We komen nu aan in een echte stad met veel hoge bebouwing, druk verkeer en drukke straten. Wat steeds opvalt is dat de standaard in Bhutan hoog is. De winkelstraat bestaat uit rijen keurige winkels met etalages, er zijn geregeld stoepen en er ligt niet overal troep. Het is een groot verschil met steden elders, zoals bijvoorbeeld in India. Alles ziet er hier geordend uit. Ons hotel ligt een stukje buiten de stad en buiten de drukte. Doordat we de wandeling geskipt hebben, zijn we na een korte dag van 9,5 uur om even na half vier bij het hotel. Eerlijk gezegd hebben we na alle volle en intensieve dagen wel zin in een vrije middag. Ook dit hotel is weer luxe. We hebben de simpelste hotelcategorie geboekt en vragen ons af hoe de duurdere hotels er wel niet uit moeten zien.
In Thimphu kunnen we uitslapen, we starten pas om 8 uur. Oorspronkelijk zouden we beginnen met een ‘wandeling’ naar het Cheri klooster, maar aangezien die wandeling gepaard gaat met steile, diepe afgronden en smalle paadjes passen we het programma aan. We maken wel de autorit die kant op, omdat die landschappelijk erg mooi is. De vogels werken vandaag extra mee en met mijn huurkijker kan ik ze op elke afstand weer zien. We rijden veel verder omhoog en komen in het prachtige naaldbos met bamboe ondergroei. De bomen zijn grillig, dik overgroeid met varens, mossen en orchideeën, zo mooi. Bij het terugrijden ziet Sonam de vogel die we al eerder gezocht hebben, de houtsnip. Een vogel die hier zeldzaam is, zich zelden overdag laat zien en daarnaast uitstekend gecamoufleerd is. Hoe Sonam hem al rijdend heeft kunnen spotten, is ons een raadsel. De houtsnip heeft geen haast en laat zich zeker een half uur lang van alle kanten fotograferen en vlucht pas de lage begroeiing in als er een tegenligger aankomt.

Goulds-honingzuiger
Onderweg passeren we een enorme rotsschildering van zo’n 7 meter hoog, een groot portret van de hier immens geliefde Guru Rinpoche. Om het gezicht profiel te geven is de rots hier en daar uitgehouwen. Later bij een brug en de rivier is een andere rotstekening, iets kleiner dan de eerste, maar ook fors. Hier is, laten we hem Padho Chipo – met in werkelijkheid een vier keer zo lange naam – geschilderd. Padho, een vrome boeddhist, leefde in de 13e eeuw, trouwde een vrouw uit het zuiden van de vallei en kreeg maar liefst tien zonen. Hij vond dat hij daarmee onrechtmatig bevoordeeld was. Hij wierp al zijn tien zonen in de rivier. Zes van hen werden meegesleurd in de kolkende stroom van de rivier. Toen deed de rivier iets raars. Hij keerde om, stroomde de verkeerde kant op en zette de overgebleven vier zonen veilig op de kant. Toen wist Padho dat dat goede zonen waren. De vier overgebleven zonen die het allemaal tot spiritueel leider brachten, staan links van hem afgebeeld. Rechts staat, onevenredig klein, zijn vrouw. De schildering laat onvermeld wat zij van zijn actie vond.
De middag brengen we door in de stad. Midden in de week bezoeken we de weekendmarkt die er elke dag is. Het is een grote markt met vooral veel groente, fruit, noten, kruiden en rijst. Opnieuw valt op hoe netjes en schoon het is. Boven het marktgebouw van meer etages is een foodcourt met diverse kraampjes zonder publiek. Wij eten er een kaastosti met patat. Voor de afwisseling erg lekker. In de meeste hoofdsteden moet je alert zijn en goed op je spullen passen. Hier voel je je volstrekt veilig. Ik denk dat als je ergens je portemonnee laat liggen, ze hem hier achter je aan komen brengen.
Overal hebben we prachtig bloeiende witte Daphne struikjes (een soort peperboompje) gezien en Sonam heeft verteld dat ze van de bast papier maken. Nu bezoeken we een kleine fabriek en kunnen het hele proces volgen. Het begint met koken, en dan lang weken waarbij een papperige massa ontstaat. Binnen in de hal zoeken vrouwen die papperige massa uit. Harde delen gaan terug, de zachte pulp wordt min of meer vermalen tot een drabberige brij. Die gaat in baden met water en stijfsel. Met een groot metalen blad met fijne gaatjes – een soort zeef – wordt het mengsel uit de bak geschept en op een stapel gelegd, waarna de zeef er voorzichtig afgehaald wordt. De natte vellen gaan onder een pers om het vocht eruit te krijgen en daarna worden de vellen op grote elektrische drogers gedroogd. Er zijn diverse diktes papier en ook verschillende kleuren. Bij het proces komt geen enkele chemische stof te pas, ook de kleuren zijn van natuurlijke herkomst. In een aangrenzende ruimte maken ze allerlei artikelen van het papier: enveloppen, kaarten, notitieboeken of draagtassen. Het papier wordt hier doorlopend gemaakt. Als wij er door Sonam rondgeleid worden, blijft iedereen gewoon aan het werk. Ze werken hier niet voor de schijn en stoppen als je je omdraait. Leuk bezoek.
Bhutan is het enige land ter wereld zonder stoplichten. In de hoofdstad is best veel verkeer en in de drukste straat van Bhutan hebben ze ooit een stoplicht gehad. Dat hebben ze weer weggehaald, omdat mensen het te onpersoonlijk vonden. Nu staat op een prachtig beschilderde verhoging met pilaren en dak een agent in deftig uniform met witte handschoenen aan het verkeer te regelen. Met gracieuze hand- en armgebaren laat hij auto’s doorgaan of wachten en regelt zo de verkeersstroom. Elke twee uur worden ze afgelost. Zijn collega, de witte handschoenen in de hand, staat naast hem te wachten op zijn beurt. Deze agent vormt een van de bezienswaardigheden van Thimphu.

Verkeersregelaar in Thimphu
Na een uitgebreide ronde door de stad rijden we naar de dzong (fort) van Thimphu om getuige te zijn van het strijken van de vlag dat met veel ceremonieel van militairen en monniken gepaard gaat. Daarna bekijken we de dzong en de tempel. Je mag er pas na vijven en na een uiterst strenge controle in. De dzong grenst aan het koninklijk paleis, terwijl de werkkamer van de koning in een toren van de dzong is. Het kan dus gebeuren dat de koning overdag oversteekt en daarom mag er pas na vijven als de werkdag voorbij is, publiek naar binnen.
Volle ochtend in Thimphu
De Buddha Dordenma is een enorm beeld van 51,5 meter hoog van een zittende Boeddha. Het claimt het hoogste zittende Boeddhabeeld ter wereld te zijn. Het beeld staat op een hoge berg, 100 meter boven de Wang Chuu rivier. Vanaf het beeld heb je een schitterend uitzicht over heel Thimphu. In 2008 zijn ze gestart met de constructie. Het eerste jaar zijn ze bezig geweest om de berg waar het beeld moest komen, weg te hakken. Het beeld, vervaardigd in China, is geheel van brons en verguld. De constructie is nog steeds aan de gang. Binnen is een tempel en de bedoeling is dat je in het binnenste van Boeddha omhoog kan klimmen naar meerder etages. Nu is alleen de begane grond open. Ook deze tempel is van binnen prachtig met enorme vergulde pilaren, grote beelden en fraaie versieringen, ook op de plafonds. Opvallend genoeg missen hier de stropdasvormige versieringen en de veelkleurige lampions. Verzamelaars verzamelen de meest gevarieerde dingen. Hier verzamelen ze Boeddhabeeldjes. Ze streven naar 100.000 beeldjes van 20 cm en 25.000 van 30 cm, allemaal van brons en verguld. Voor 200 dollar kan je een beeldje kopen en doneren. Zijn wij te krenterig voor.
Buiten is een groot plein met behalve een yogaklasje een grote offertafel. Nu kunnen we eindelijk de prachtige gemaakte kunstwerken van boterdeeg en klei fotograferen, binnen mag dat nooit. Daarnaast staan etalagepoppen, die de koning, de voormalige koning en de Chief-Abbot, de hoogste religieuze leider, en nog wat anderen voorstellen. In een aparte tent staan de twaalf dieren waar de jaren naar vernoemd zijn, zoals varken, aap, slang , rat enz. Ze staan er allemaal in mannelijke en vrouwelijke versie, gekleed in traditionele gho en kira.
Vanaf de grote Boeddha gaan we naar het Motithang Takin Preserve, een reservaat waar de Bhutaanse takin, het nationale dier van Bhutan, te vinden is. Aanvankelijk was het reservaat een mini-dierentuin, maar de koning vond het niet ethisch om het nationale dier gevangen te houden en beval de dieren vrij te laten. Daar dacht de takin anders over. Hij kwam gewoon weer terug en zwierf door de straten van Thimphu op zoek naar eten. Geen ideale oplossing. De dierentuin is toen uitgebreid tot een enorm reservaat waar de takins een heel groot stuk natuurlijk bos hebben. Inmiddels zijn de inzichten veranderd en is in het reservaat een fokprogramma opgezet, waarbij de jonge dieren weer in het wild worden uitgezet. Naast de takin huisvest het reservaat andere in Bhutan levende hoefdieren, waaronder het blauwschaap, de goral (een soort berggeit), de jak en de muntjak. Alle dieren hebben enorme verblijven met veel ruimte. Het publiek loopt via een groene loopbrug van metalen platforms en trappen over de verblijven heen. Alles ziet er tiptop uit en de informatie over de dieren is prima. Er zijn zelfs twee cafetaria’s, een speeltuin en keurige toiletten.
De takin is een bijzonder dier om te zien. Hij heeft een enorm hoofd met een brede, lange snuit en relatief kleine horens, een lomp lijf en lange hoeven aan zijn poten. Hij heeft een dikke wollen vacht die goudbruin tot bijna zwart is. Om te weten hoe het komt dat hij er zo uitziet, gaan we terug naar Punakha en de heilige dwaas, de vrijbuiter Drukpa Kunley. Op een van zijn zwerftochten werd Drukpa door drie dames gevraagd om een wonder te verrichten. Dat wilde hij wel doen, op voorwaarde dat ze een goede maaltijd met veel vlees voor hem klaar zouden maken. Gewillig bereidden de dames een uitgebreid maal met rund-, schapen- en geitenvlees. Drukpa, die kennelijk nogal hongerig was, at alles op totdat alleen de botten over waren. De dames waren erg teleurgesteld, al hun eten was op en een wonder, ho maar. Toen pakte Drukpa alle botten bij elkaar, zette ze in elkaar en deed er een velletje om en daar was de takin met het hoofd van een koe, het lijf van een schaap en de poten van een geit. Hij droeg het dier op het bos in te gaan en daar de rest van zijn leven eten te zoeken. Sinds die tijd leeft de gehoorzame takin hoog in de bossen. Door deze mythe heeft de takin – met de officiële status kwetsbaar – in Bhutan een bijna heilige status en is het uitverkoren tot het nationale dier. Dankzij Drukpa hoeft hij in Bhutan van de mensheid niets te vrezen.
De Memorial Chorten vormt ons laatste onderdeel in Thimphu. Het is een grote stoepa in een mooi graspark, opgericht ter herinnering aan de derde koning die al jong overleden is. Hij had plannen voor een grootse stoepa in het midden van de stad die tevens als ontmoetingsruimte zou functioneren. De koning hield van sport, maar viel tijdens een paardrijtocht in Amerika van zijn paard, liep een ernstige hoofdwond op en stierf niet veel later. Zijn moeder heeft ter zijner nagedachtenis de stoepa met park alsnog gerealiseerd. Als ontmoetingsruimte is de plek zeker geslaagd, maar voor een categorie waar je niet spontaan opkomt. Kinderen trekken vanuit alle delen van Bhutan naar de hoofdstad. Hun ouders komen ze dan opzoeken. Maar overdag moeten de jongelui werken en wat moeten de oudjes dan thuis de hele dag in hun eentje doen? Ze worden daarom met een picknicklunch hier ‘s morgens gedumpt en ‘s avonds na werktijd weer opgehaald. Eigenlijk dus een bejaardencrèche.

Vriendelijke groet bij de Memorial Chorten
De plek is echt druk. Bij de grote gebedsmolens staan bankjes waar bejaarden zitten te keuvelen, terwijl ze de molens draaiend houden. Veel mensen, vooral ouderen, maar ook jongeren, lopen eindeloos kloksgewijze rondjes om de stoepa, terwijl ze gebeden mompelen, hun gebedssnoer afwerken of hun kleine gebedsmolentjes ronddraaien. Toeristen zien we er niet. Ook zitten overal op de grond groepjes ouderen met elkaar te praten. Een groep van zeven of acht vrouwen deelt de meegebrachte picknicklunch. Diverse mensen spreken ons aan of vragen zelf om een foto en zijn tevreden als we de foto laten zien. Weer een heel ander stoepabezoek.

Vrouw bij de Memorial Chorten
Naar de Happiness Farm
We blijven vandaag niet in Thimphu, maar gaan, op aanraden van Pangea door naar Happiness Farm. Daar heb je kans om vanaf een veilig platform, de Himalaya variant van de Aziatische zwarte beer te zien. We vermoedden al dat onze kansen niet heel groot waren, maar bij navraag blijkt de kans, ongeveer 1 op de miljoen. Alleen in de maand september heb je goede kans om de beer te zien. Dan komt hij als het donker is af op de sappige appels en peren die hier dan volop in de boomgaarden te vinden zijn. Om de beer te zien, moet je dan drie nachten in de schuilhut doorbrengen om genoeg kans te hebben.
Waarom dachten we al dat de kans vrij klein was? Normaal hebben dergelijke observatieplekken een lamp die heel langzaam aangaat en vaag licht geeft, zodat je in het donker nog kan fotograferen en net voldoende kan zien met de kijker. Hier is geen licht en moet de beer gespot worden met een infraroodkijker (die warmte kan zien), maar die is er niet. Dat hadden we ons onderweg al gerealiseerd, maar daarnaast is er nog een reden waarom we geen kans hebben. Beer blijkt een echte langslaper en ze twijfelen of hij al uit zijn winterslaap ontwaakt is. Gisteren zijn de honden aangeslagen (het beste signaal dat beer in de buurt is), dus mogelijk is hij net wakker. Maar dan nog komt hij niet langs, omdat er nog niets te halen is.
Ondanks de afwezige beer is de plek erg leuk om naartoe te gaan. Het ligt geïsoleerd midden in een kaal berggebied waar ze op kleine akkertjes overal appel- en perenbomen hebben die net beginnen te bloeien. De farm – een luxe onderkomen – wordt gerund door een uitermate vriendelijk echtpaar. De man heeft 18 jaar in Thimphu als natuurbeschermer gewerkt en heeft nu sinds een jaar dit onderkomen opgezet. Ze bieden veel verschillende activiteiten aan als koken, eieren rapen, bomen planten en yoga waar wij niet voor komen en de kans op een beer waar wij wel voor kwamen. De eigenaar neemt ons mee en laat berensporen in een kleine appelboom zien, en berenharen in het prikkeldraad. De peren en appels zijn zo verleidelijk dat ze kans zien om door het prikkeldraad te kruipen. Schrikdraad helpt ook niet als afweer, ze graven gewoon onder het schrikdraad een gat en komen zo binnen. Hij vertelt liefdevol over zijn beren en accepteert dat hij de oogst met ze moet delen. Aan de andere kant van de helling is een loodrechte klif met een heel smal paadje. Daar overwintert de beer. Het is een gevaarlijke tocht vanwege de loodrechte bergwand en de misschien net wakkere beer, maar als we willen, wil hij ons er mee naartoe nemen. Toch maar niet.
Naar de Haa vallei
Na een beerloze nacht in de aangename Happiness Farm hobbelen we na een vroege vogeltocht en een overvloedig ontbijt, weer de 6 km lange, slingerende bergweg af voor de rit naar de Haa vallei, ons meest westelijke punt van deze reis. De bergen zijn al sinds gisteren veel kaler dan voorheen en griezelig steil.
Onze eerste stop is bij de Dobji Dzong. Deze dzong strategisch gelegen op een hoge steile richel met diep beneden de rivier, is ouder dan de meeste dzongs en ook anders. Naast het religieuze deel was geen administratief deel, maar een brede vierkante toren die dienst deed als verdedigingstoren. Later fungeerde de toren als gevangenis. Lange tijd kende Bhutan de doodstraf. Die kon hier makkelijk uitgevoerd worden. Met gebonden handen en voeten werd de ter dood veroordeelde in een zak met een touw gestopt en vanaf de hoge richel de rivier in geknikkerd. Appeltje, eitje. Pas in de 20e eeuw is de doodstraf afgeschaft, onder de derde koning die veel verbeteringen en hervormingen door heeft gevoerd. De toren bleef nog wel tot eind 20e eeuw als gevangenis fungeren en is nu geheel gerestaureerd en ingericht als klooster. De bijbehorende tempel is weer fraai en staat weer bol van verhalen over slechte ooms, zwarte magie, boetedoening en uiteindelijke verlichting. Het beeld dat er staat, blijkt zo zijn eigen willetje te hebben. Het kwam uit Tibet, moest verder naar het westen, maar wilde toen het hier was geen stap meer verzetten. Er zat dus niets anders op dan hier maar een tempel te bouwen. Beelden kunnen zo lastig zijn. Overigens is de tempel door dezelfde neefbroer van Drukpa Kunley gebouwd, als de aan Drukpa gewijde tempel in Punakha, een druk baasje.
Leuk aan het tempelbezoek is vooral dat we zien dat de lokale mensen de tempel echt benutten. Een familie heeft en ceremonie georganiseerd en zit nu aan de thee bij de monniken. Wij worden door de hoofdmonnik ook uitgenodigd voor een kopje thee dat hier standaard met melk, boter en suiker geserveerd wordt. Gelukkig legt Sonam uit dat we net ontbeten hebben.
Overal onderweg zien we hoe moeilijk het hier is om wegen aan te leggen. Sommige stukken spoelen elk jaar tijdens de regenperiode weg. Vandaag treffen we uitgebreide wegwerkzaamheden. Na een uur wachten onderbreken ze die even om de auto’s van weerskanten langs te laten. We hebben vandaag opnieuw een mooie, maar lange rit naast wegwerkzaamheden af en toe onderbroken door vogelstops of een picknicklunch. Bij een van de stops zien we de bonte lijstergaai. Een grote en prachtig getekende vogel die we heel graag wilden zien. Op zijn mooie roodbruine lijf heeft hij vrolijke zwarte, witte en roodbruine stippels. Rond zijn oog heeft hij een lichtgekleurde vlek in een verder zwart gezicht. Eerst wil hij niets van ons weten en zien we alleen stippen of een oog, maar na een half uurtje verwaardigd hij zich uiteindelijk toch om ons te begroeten.
Dicht bij Haa slaan we af en klimmen we opnieuw hoog de bergen in om uit te komen bij de Katsom Goempa, een tempel uit de late 19e eeuw. Deze tempel blijkt een bovenverdieping te hebben waar de belangrijkste ruimte is. Sonam laat ons twee dingen zien die de tempel heel bijzonder maken. Het eerste is een relikwiekastje met vier gouden olifantjes die samen een schaaltje dragen met daarin – volgens zeggen – relikwieën van Boeddha himself die uit de crematie-as gered zijn. Naast iets dat een kies van iedereen zou kunnen zijn, liggen er wat ondefinieerbare en onherkenbare zaken. Het tweede bijzondere relikwie is van de 16e Chief Abbot (opperhoofd van alle monniken): zijn mijterachtige hoofddeksel. Deze man is beroemd om zijn vele wonderen, waarvan we er enkele horen. Ze zijn inmiddels bezig aan de 17e Chief Abbot. Of die al wat gepresteerd heeft op het gebied van wonderen, weten we nog niet.
Een dag op de Tergola pas
Op onze dag in de Haa vallei rijden we naar het zuidwesten naar de hoge Tergola pas op bijna 3.800 meter. Bijna boven komen we restjes sneeuw tegen. Vanaf de pas rijden we het Jigme Khesar Strict Nature Reserve in dat helemaal in het westen van Bhutan ligt en ruim 600 km2 groot is. Het park, net als veel andere parken in 1993 bij koninklijk besluit opgericht, varieert in hoogte van 1.400 tot 4.800 meter en kent daardoor veel verschillende vegetatietypen. Wij beginnen net over de pas in het fraaie rododendron- en jeneverbesbos. Dat gaat iets lager over in gemengd naaldbos met wat loofbomen, nog steeds rododendrons en een bamboe ondergroei. We zijn hier, omdat dit park een speciaal dier beschermt: de rode panda. Die willen we heel graag zien en daarom gaan we nog een keer op zoek. Maar ook nu zijn onze kansen klein. Op het informatiebord lezen we dat de meeste informatie niet komt van pandawaarnemingen, maar van indirecte sporen, zoals poep en pootafdrukken.
Het gebied is zo mooi met de grillig gevormde bomen, volledig overdekt met mos, varens, korstmossen en – nog niet bloeiende – orchideeën. Mocht je denken dat de rode vacht van de panda erg opvalt, vergeet het maar. De dikke kussens op de bomen zijn net zo roodachtig van kleur en we spotten dan ook heel vaak neppanda’s. Het is heerlijk om zo over de weg in het bos te kuieren en het bos overal om je heen te voelen. Wandelpaden bestaan niet, maar er komt hooguit en keer per uur een auto langs. Je weet dat panda hier woont en eigenlijk is dat al genoeg. Bovendien zien we zoveel andere leuke dingen. We zien vogels, bloeiende rododendronbomen en magnolia’s, bloeiende struikjes en bloemetjes, vlindertjes, kortom van alles. Topper is wel de Himalaya fluithaas. Het is een aandoenlijk klein, bolletje dier met kleine konijnenoortjes en een snuffelsnuitje. Hij zit vlak voor ons neus in de berm te smikkelen van de blaadjes van de bosaardbei en schiet even snel zijn holletje in om meteen weer terug te komen om verder te eten. We dalen langzaam af en komen dan in het gemengde loofbos, ook weer met zwaar overgroeide bomen, maar nu met verschillende soorten loofbomen en minstens even mooi.

Himalayafluithaas bij Tergola pas
Na een lange rit keren we om drie uur om. We hopen in de avondschemering nog een kleine kans op de panda te hebben. Voordat we aan rode panda toekomen, hebben we een andere verrassing. Bhutan is beroemd om zijn prachtige fazanten en drie daarvan worden in elke vogelreis genoemd. Twee van de drie hebben we al gezien – de bloedfazant en de Himalaya glansfazant – maar de derde is de meest gewilde vogel van heel Bhutan bij alle vogelaars: de satyr tragopan (rood saterhoen). Niet omdat hij per se de allermooiste is, maar omdat hij heel erg moeilijk te spotten is en daar zijn echte vogelaars dol op. Hoe zeldzamer en hoe schuwer, hoe hoger op de ranglijst. Wij accepteren als saterhoen ons niet wil zien, er zijn zoveel andere mooie dingen en kennelijk waardeert hij dat.
Sonam roept opeens opgewonden: ‘tragopan, tragopan, tragopan’. Rik ziet een bruine flits, ik zie niets. Daarna holt tragopan de weg over. Rik ziet hem, ik niet. We stappen uit om tragopan in de bosjes te zoeken. Ik loop vlak bij Sonam, Rik erachter. Rik kijkt toevallig om en daar steekt net collega tragopan de weg over. In dezelfde flits drukt Rik af en heeft tragopan vastgelegd. Ik heb weer niets gezien. We rijden het hele stuk nog een keer heen en weer, maar tragopan treedt maar een keer per dag op. Soms heb je geluk, soms heb je pech. Zo heb ik vandaag een prachtig gekleurde honingzuiger gezien, omdat die toevallig recht mijn beeld in vloog. Puur mazzel.

Satyr tragopan (Rood saterhoen)
We rijden verder terug richting Haa, terwijl er mist komt opzetten die in wolkenflarden dicht tot heel dicht is en soms heel even opentrekt. Opeens doemt er op een hoge richel langs de weg een prachtige vogel op met veel rood en een gespikkeld bruin lijf, terwijl de mist zo vriendelijk is even opzij te gaan. Daar is mijn satyr tragopan! Deze heeft kennelijk medelijden met me en blijft zeker twee minuten op de hoge richel goed zichtbaar in goed licht staan. Zulke vogels kan ik waarderen. In de schemering blijven we speuren naar rode panda, maar de mist trekt zo dicht, dat we die alleen nog gaan vinden als hij met zijn hoofdlampje op midden op de weg staat te zwaaien. Dat doet hij niet. We zijn blij met Tchokie die in het donker en de dichte mist de auto veilig over de zig-zagweg en de pas manoeuvreert.

Zicht op de Haa vallei
Via de Chelela pas naar Paro
Vandaag verlaten we de Haa vallei om naar Paro, onze laatste bestemming te rijden. Om daar te komen, moeten we eerst naar de Chelela pas op 3.988 meter die aan de hoogst berijdbare weg in heel Bhutan ligt. We hebben het vandaag uitzonderlijk getroffen met het weer. Zaten we gisteren nog in dichte mist, nu is het helder en zonnig, waardoor we prachtig uitzicht hebben. Onderweg naar de pas kijken we al uit over de hele Haa vallei. De Haa vallei is vooral beroemd om drie gelijkvormige bergen die er naast elkaar staan. Hier vinden ze dat die drie Boeddha’s vertegenwoordigen, die van macht, die van mededogen en die van wijsheid en daarmee is de Haa vallei een erg belangrijke plek. Op de pas hebben we een fantastisch ver uitzicht en kunnen we de hoge besneeuwde toppen van de Himalaya zien. De top van de Jomolhari, met zijn 7.326 meter de op een na hoogste berg van de Bhutan, steekt zijn besneeuwde top door een witte wolk. Was de Tergola pas gisteren in dichte mist gehuld, nu kunnen we de met sneeuw bedekte piramidevormige berg uitstekend zien.
We bezoeken na de pas twee kloosters. Beide liggen dicht tegen de rotswand aangeklemd, boven aan een loodrechte wand. Het eerste klooster, het Kila klooster, is een nonnenklooster dat al uit de 9e eeuw stamt. Is nu het klooster grotendeels over de weg bereikbaar, vroeger moest je als non wel heel veel voor je bekering over hebben om er te komen. Zelfs nu is het paadje er naartoe voor hoogtevrezers teveel. In eerste instantie heb je niet door dat je hier met nonnen te doen hebt. Net als de monniken hebben ze een kaal hoofd en dragen een zelfde soort pij. Pas als ze praten hoor je aan de hogere stem dat het vrouwen zijn.
Het Drakha klooster, ligt net zo tegen de berg aangeklemd op net zo’n ontoegankelijke plek. Ook deze tempel is heel oud en volop in de renovatie, waardoor Guru Rinpoche (GR) niet in zijn nis mag zitten en tegen kale muren aankijkt. We hebben hier te maken met een heel speciaal GR beeld. De maker van het beeld zat na gedane arbeid te mediteren en zag toen dat het beeld kromp. Hij keek nog eens en toen zei het beeld alias GR dat hij het goed gemaakt had en dat het nu de juiste grootte had. Maar het beeld kan meer. Toen de vader van de huidige tempelbewaker nog in functie was, beleefde Bhutan een heftige aardbeving. Grote rotsblokken vielen van de bergen en verwoestte alles op hun weg. Vader was in de tempel die ook een stenenregen te verduren kreeg en alles stortte in. Vader bad tot GR en ziedaar het wonder, de tempel (en vader) bleven ongedeerd. Een waar wonder, maar had GR niet even een stapje harder kunnen lopen en de hele aardbeving tegen kunnen houden?
Als we Paro naderen, markeert een lange landingsstrip het internationale vliegveld van Bhutan. We hadden allebei een grote stad verwacht. Maar het is totaal anders. In de vallei staan groepjes huizen met er omheen veel landbouwterrassen net als overal elders. 80 procent van de bevolking in de Paro vallei is agrariër. Paro is beroemd om zijn groene asperges die nu geoogst worden.
Paro, de laatste dag in Bhutan
Verreweg de meest bekende attractie van Paro of eigenlijk van heel Bhutan is het Taktsang klooster, beter bekend als het Tijgernest. Het klooster hangt aan een hoge klif op ruim 3.100 meter, 900 meter boven de Paro vallei. De rotsen zijn loodrecht en de kloostergebouwen zijn in de rotsen gebouwd. Waarom is dit klooster zo beroemd? Deze plek is de eerste plek die Guru Rinpoche (8e eeuw en brenger van het boeddhisme naar Bhutan) bezocht. Hij kwam niet zomaar, hij kwam om een krachtige demon te bestrijden. Kennelijk hield hij niet zo erg van klimmen, want hij kwam aangevlogen op de rug van een tijgerin. Natuurlijk bestreed hij de demon en ging vervolgens drie maanden in de grot aan de wand van de steile rots mediteren. Het is een enorm heilige plek in Bhutan en in de 17e eeuw is op de plek van de grot een klooster gebouwd.
Vandaag de dag kan je op een reis naar Bhutan het Tijgernest niet overslaan. Daar moet je wel wat voor over hebben, want een weg naar het klooster is er niet en de vliegende tijger laat nooit meer van zich horen. Het betekent een start op 2.400 meter en dan klimmen naar het hoge klooster tegen de loodrechte wand. Het eerste stuk klim je door het bos, maar het laatste stuk gaat over smalle paadjes langs loodrechte hellingen en op het laatste stuk moet je om een kloof over te steken, eerst diep afdalen in de kloof en er vervolgens weer uitklimmen, steeds over eenpersoons brede paadjes. We hadden al ingeschat dat dat geen ideale wandeling voor ons zou zijn. Wat we willen proberen is om de eerst helft te doen. Halverwege is een cafetaria vanwaar je prachtig uitzicht op het Tijgernest hebt. Daarna komt het echt moeilijke stuk. Of we de cafetaria gaan halen, gaan we merken. Er hoeft maar een verkeerde bocht in te zitten en dan haakt Rik af.
Gelukkig valt het pad reuze mee. Bij het betreden van het Tijgernest complex – een groot gebied rondom de tempel – passeren we een gebedsmolen aangedreven door een waterstroom met een schildering van GR. We klimmen verder en passeren dan een groot rotsblok met twee ondiepe, langgerekte kuilen: voetafdrukken van GR, omdat er een demon in de rots zat. Als we denken ongeveer halverwege de klim naar de cafetaria te zijn, blijken we er al bijna te zijn. Vanaf de cafetaria hebben we dankzij prima weer goed uitzicht op het klooster en op het even hoge uitzichtpunt op de tegenover liggende helling van de kloof. We gaan niet verder, maar zijn heel tevreden dat we dit wel gehaald hebben. Voor het eerst voelen we ons Toerist met een hoofdletter T. Iedereen komt hier en op de parkeerplaats is het druk. Gelukkig valt de drukte tijdens het lopen nog zat mee. Overigens staan er ook paarden die toeristen tot aan de cafetaria brengen. Vlak achter de parkeerplaats staan massa’s gezadelde paarden klaar om minder atletische toeristen tot aan de cafetaria te brengen. Aan de gezichten te zien genieten niet alle toeristen van een steile rit bergop en bergaf te paard.

Tijgernest in de lichte nevel
In de cafetaria toont Sonam ons foto’s van het klooster. Het is een wonder hoe de tempel ooit gebouwd is, alles moest over het smalle pad aangevoerd worden. Meest wonderlijke is wel dat een groot beeld van GR naar de tempel moest worden gebracht. Dat moest door 15-20 man gedragen worden en hoe moest dat bij de kloof? De mannen waren net van plan het beeld in kleine stukjes af te breken en het zo te vervoeren, toen het beeld plotseling sprak. De mannen schrokken zich een hoedje, maar het beeld zei dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Er zou iemand komen die hem naar de tempel zou brengen. Plots was daar uit het niets een man veel groter dan normale mensen. Hij pakte het beeld op en droeg het naar de tempel. In 1998 is de tempel door brand verwoest. Ook toen was alles verwoest behalve … het beeld. Het moet dus wel heilig zijn.
Dachten we gisteren dat Paro geen echte stad was, tijdens de lunch zitten we in het centrum van Paro en als we daar een rondje lopen, blijkt het echt de stad te zijn die we verwacht hadden, compleet met koffietenten en souvenirwinkels. ‘s Middags gaan we naar het nationale museum van Bhutan, net als eerder in Trongsa in een grote, oude wachttoren. Ook weer een mooi museum. We moeten de camera’s achterlaten in de kluis, maar mogen naar hartenlust fotograferen met de telefoon. Een raadsel waarom je geen foto’s met een echte camera mag maken. In een apart gebouw is het natuurhistorisch museum dat traditioneel, maar prima van opzet is. Grappig is dat we bijna alle vogels die bij de verschillende gebieden genoemd staan, herkennen. Daarna is ook deze dag om en daarmee eigenlijk ook de reis. We slaan het grote boeddhistische sprookjesboek dicht en richten ons op praktische zaken als inpakken.
Complimenten
Inmiddels zitten we in een groot hotel dicht bij de luchthaven van Delhi. We zijn vanuit Paro naar Delhi gevlogen en morgen vliegen we vanuit Delhi naar huis.
We hebben een prachtige reis gehad en komen boordevol indrukken terug. Als je van reizen houdt, is Bhutan echt een geweldige bestemming. De landschappen en bergen zijn adembenemend, er is ontzettend veel aan planten, vogels en andere dieren te zien en de cultuur is fascinerend. In Bhutan is het boeddhisme geen onderdeel van het leven, het boeddhisme zit in elke vezel van de Bhutanen en is hun leven. Wij zullen nooit boeddhist worden, maar zoals het hier ervaren wordt, is boeiend om mee te maken. Natuurlijk krijg je als bezoeker geen goede indruk van hoe het leven hier echt in elkaar zit, maar onze indruk is dat er veel in het land prima geregeld is, veel geld op de goede plek terecht komt en de meeste boeddhistische Bhutanen wel tevreden zijn. Doorgaans krijg je na zo’n lange tijd met een gids verhalen te horen over corruptie en falende regeringen, nu horen we alleen lof voor wat de koning en de regering doet. Zegt niet alles, maar toch.
Als laatste een dikke pluim voor Pangea (Nederlandse reisbureau) en Windhorse (Bhutaanse agent) die alles tot in de puntjes geregeld hebben. Een nog dikkere pluim voor Sonam en Tchokie die de hele reis onvermoeibaar hun best hebben gedaan om alles perfect te laten verlopen.