[Verzonden op 16 maart 2025 vanuit Gangtey]
De eerste brief stopt met onze aankomst bij het hotel in Trashi Yangtse in het aanvankelijk stroomloze dorp. Nu dus verder met de verhalen vanaf daar.
Zwarthalskraanvogels
Op de dag in Trashi Yangtse staat het Bumdeling Wildlife Sanctuary op het programma. Het Bumdeling park is 1.520 km2 groot, varieert in hoogte tussen de 1.500 en 6.000 meter en is in 1998 opgericht. Het park is speciaal opgericht om de kwetsbare habitat van de overwinterende zwarthalskraanvogel te beschermen. Vanuit Tibet komen de kraanvogels rond oktober, november naar Bhutan waar ze op twee plekken overwinteren en dit is er een van. In het park waar naast prachtig bos, ook meren zijn en op grotere hoogte alpiene gebieden, leven nog heel veel andere vogels en zoogdieren. Net als in veel andere parken, wonen er ook in dit park mensen.
Speciaal voor de zwarthalskraanvogel – een kwetsbare soort – zijn we al eind februari naar Bhutan gegaan en we willen hem dus heel graag zien. ‘s Avonds nemen we met Sonam altijd het programma voor de volgende dag door. We beginnen ‘s morgens voor het ontbijt met 2 – 2,5 uur vogels kijken en als de kraanvogels vooraan in de vallei zitten, kunnen we ze dan al vroeg zien. We zien van alles maar geen kraanvogels. We rijden verder de vallei in en jaar hoor, daar zit een groep van 16 kraanvogels. Ze lopen op hun elegante hoge poten door de lege rijstvelden en zijn uitermate druk met eten zoeken. Er moet hard gewerkt worden voor de terugreis straks naar Tibet. Omdat Sonam geen enkele vogel voorbij kan rijden en geduldig wacht tot wij hem gezien hebben (of de vogel inmiddels vertrokken is), komen we pas om 11 uur terug bij het hotel voor het ontbijt, maar de kraanvogels maken alles goed.

Zwarthalskraanvogel in het Bumdeling Wildlife Sanctuary
Na het ontbijt gaan we naar de school van de 13 traditionele ambachten waarvan ze er hier 10 onderwijzen. Bhutan hecht erg aan zijn tradities en cultuur en om die te behouden is hier en in Thimphu zo’n school opgericht. Al het onderwijs in Bhutan is gratis. Voor het universitair onderwijs geldt dat het gratis is, mits je genoeg punten scoort. Studenten die dat niet halen, kunnen hier gratis onderwijs krijgen en kunnen zich dan bekwamen in een van de 13 traditionele ambachten die Bhutan rijk is. Denk dan aan weven en naaien, zilversmeden, hout bewerken, beeldhouwen, borduren, bamboe vlechten en dergelijke. De regering promoot dergelijke beroepen met kreten als ‘één persoon plus één bekwaamheid betekent nul afhankelijkheid’ en ‘1 (persoon)+1 (ambacht) = 0 (werkeloosheid)’. De leerlingen vanaf ongeveer 15 jaar zijn intern en verblijven er drie tot zes jaar. We kijken bij de naai- en weefafdeling, waar alle meisjes braaf aanwezig zijn, maar aangezien er ook vandaag de hele dag gen stroom is, niets kunnen met de elektrische naaimachines en strijkbouten. De zilversmeden bestaan uitsluitend uit mannen. Zij zijn bezig met ceremoniële zwaarden en moeten uiterst precieze patronen in het zilver maken. Opvallend is dat er geen enkele leraar is, die zijn in vergadering bijeen. De leerlingen werken even serieus door. Als we aan Sonam vragen of de leerlingen respect hebben voor de leraar, vindt hij dat eigenlijk een rare vraag. Natuurlijk hebben ze dat. Dat moet ook wel, want anders worden ze met een soort zweepje geslagen. Hij vindt dat heel normaal. Ook kinderen hoor je thuis te slaan als het nodig is. Hoe houd je ze anders onder controle? Toegegeven, bij ons is dat zeker op scholen af en toe een behoorlijk probleem, maar slaan vinden we toch niet echt de oplossing. Als we Sonam vertellen dat het bij ons bij wet verboden is om kinderen te slaan, vindt hij dat echt belachelijk. Het is gewoon nodig volgens hem.
Na de school gaan we opnieuw het park in waar we lunchen met uitzicht op de kraanvogels en dan doorrijden naar een heilig meer. Bij de geboorte van een later groot spiritueel leider, veranderde het water in melk en nam de vorm aan van een grote hoop schelpen. Vandaar dat het meer Dungsto heet, wat schelp betekent.
Na het meer gaan we voor een wandeling. Die stuit snel op een hindernis: een te brede stroom die je enkel via een boomstam over kan steken. Daar zijn we niet (meer) geschikt voor. Sonams eerste aanbod om de camera te dragen slaan we af. We gaan niet over een boomstam. Sonams tweede aanbod slaan we ook maar af. Hij wil Rik over de boomstam dragen. Vinden we geen goed idee. Dan zit er niets anders op dan naar de weg te lopen. Daar komen we uit bij … een brug. Na de brug kunnen we zo teruglopen naar het oorspronkelijke paadje. Soms begrijp je dingen niet. Waarom hebben we dat niet meteen gedaan en heeft Sonam een kwartier lang geprobeerd om ons over de boomstam te praten, terwijl de oplossing zo gemakkelijk was? Reizen blijft verrassen. Ook de kraanvogels verrassen ons opnieuw. We zien een tweede grote groep iets verder weg en zomaar drie heel dichtbij. Aan het eind van de wandeling vinden de kraanvogels het tijd voor het bed en vliegt de hele groep van 30-40 kraanvogels roepend en in v-formatie over naar hun overnachtingsplek. Daar zien we – vanaf gepaste afstand – de hele groep in het veld zitten. We hebben een uitermate mooie kraanvogeldag gehad.
Naar Mongar via Dremitse
Vanuit Trashi Yangtse rijden we naar het zuiden, bijna weer terug naar Trashigang om vanaf daar verder naar het westen te gaan. Onze eindbestemming is Mongar. Onze gemiddelde snelheid zou je – gesteld dat je in Bhutan zou kunnen fietsen – op de fiets bij kunnen houden. Sonam hoort of ziet zo vaak iets en dat maakt de dag ontzettend leuk. We zien vooral vogels, zelfs de meest verstopte vogeltjes weet Sonam ons vaak aan te wijzen. Maar we zien ook vaak schattige eekhoorntjes en verschillende keren apen, waaronder de kuiflangoer met zijn enorme bakkebaarden.
We slaan van de hoofdweg af voor een bezoek aan de Dremitse tempel met klooster. Het klooster stamt al uit de 16e eeuw, maar heeft nu naast de gerestaureerde tempel, ook een nieuwere tempel. Als we aan komen lopen, horen we al gezang van de monniken, monotoon begeleid door grote trommen. Later horen we ongelofelijk valse fluiten en lage, een soort hoorns. We mogen de tempel in, maar moeten uiteraard de schoenen uit wat met wandelschoenen aan en twee fototoestellen om best even tijd kost. Rik zegt nog: ‘We moeten opschieten anders is het net afgelopen’ en inderdaad zwijgt dan de muziek en horen we alleen de monniken.
We gaan achter Sonam aan naar binnen in de nieuwe tempel en stellen ons in een hoekje op. We blijken getuige te zijn van een ceremonie die eens per jaar gehouden wordt en 11 dagen duurt. De kans om te laat te komen, was dus niet heel groot. Binnen zitten rijen monniken elk met hun gebedenboek voor zich. De muziek begint opnieuw. Twee monniken bedienen elk een grote trom, twee hebben een valse fluit en twee hebben een twee meter lange toeter die wat weg heeft van een midwinterhoorn, maar dan dunner en recht. Verder zijn er bellen, deksels en schelpen. We kijken ook in een heiliger gedeelte erachter waar een belangrijk beeld van Guru Rinpoche (Boeddha) en kasten vol boeddhabeeldjes en beeldjes van goden staan.
We hijsen ons weer in de wandelschoenen en gaan nu naar de oude tempel die werkelijk prachtig is om te zien en van buiten helemaal beschilderd is en schitterende houten versieringen heeft. Ook binnen is de tempel ongelofelijk mooi, maar helaas mag je binnen nergens foto’s maken volgens de regel: ‘schoenen uit = geen foto’s’. Hier zitten nog veel meer monniken zangerig te bidden uit hun oude gebedenboeken onder begeleiding van de eentonige drum. Als je hier lang zo zit te bidden, moet je haast wel in trance raken. Op een grote troon zit een oppermonnik die hoogst belangrijk is. Ik heb al verteld van Pema Lingpa, de schatzoeker van Boeddha’s verborgen verrassingen uit de 15e eeuw, die dus al heel vroeg aan geocaching deed. Na zijn dood is hij in drie personen gereïncarneerd: het hoofd (lichaam), de mond (spraak), en het hart (ziel). In deze monnik is de mond gereïncarneerd en daarom is hij heel hoog in aanzien. Sonam gaat dan ook zijn zegen vragen.
Te oordelen aan de muziekkeuze moet Guru Rinpoche stokdoof zijn geweest. Na een serie mantra’s met drum, zetten de fluiten, hoorns en al het slagwerk in, zo vals dat het pijn doet aan je oren. Een net begonnen peuterklasje van de muziekschool die in de herfstvakantie een uitvoering geeft, klinkt in vergelijking hiermee als een symfonieorkest. Maar de oude tempel is een wonder van schoonheid om te zien.
We dalen weer de hele lange weg (18 km) vol haarspeldbochten af en maken nog een stop in het dorpje Yadi. In vergelijking met andere plaatsen steekt dit dorpje wat armoedig af. Wel zijn ook hier weer dezelfde type huizen met de versierde houten raam- en daklijsten. Overal zijn winkeltjes en boven elk winkeltje hangt een bord met naam, plaats, provincie, telefoonnummer en soort handel. Vrijwel overal hangt ook een portret van de koninklijke familie die hier hoog geëerd wordt, hetzij oprecht, hetzij verplicht. Grappen over het koningshuis worden hier niet gewaardeerd, maar mogelijk heeft de koning van Bhutaan wel iets in zijn mars en heeft het land iets aan hem.
Korila pas en tempels
Bhutan heeft een rare klok. Elke dag vliegen de uren voorbij en het lijkt wel alsof na een kwartier hier al een uur voorbij is. Nog wat vogels kijkend komen we om kwart voor zes aan op de Korila pas op 2.400 meter. We blijven er niet lang, want inmiddels regent het, is er weinig uitzicht en is het te laat om vogels te kijken. Morgen gaan we hier opnieuw heen. In Mongar zitten we in een groot hotel waar ook andere groepen zijn. Afgezien van een nachtje met een Duitse groep, is dat ons nog niet eerder overkomen.
In Mongar hebben we een vroege start. Om zes uur rijden we terug naar de Korila pas om vogels te zoeken. Een vogel krijgt hier bijzondere aandacht: de Wards trogon, een geweldige vogel die je alleen vindt in de hoge, koele en dichte bossen met hoge bomen begroeid met varens, afhangende mosslierten en korstmossen. Die heb je hier bij de Korila pas en daarom gaan we hier naar hem op zoek. Wards trogon mag mooi zijn, erg coöperatief is hij niet. Sonam doet zijn uiterste best, maar trogon geeft niet thuis. Af en toe roept hij van heel ver weg, maar dichterbij komen, ho maar. Ondertussen genieten we van het sprookjesachtige bos met de begroeide bomen in een mistige ochtendnevel. Fris is het wel, maar dat kan je verwachten als je zo vroeg ‘s morgens begin maart op 2.400 m vogels gaat zoeken. Na 3,5 uur zoeken, geven we op. Wards trogon gaan we hier niet zien.
De rest van de dag besteden we – naast vogels – aan drie tempels. De eerste is de Kadham tempel uit 1968. In de omgeving waren nog veel mensen die het sjamanisme (animistisch geloof) aanhingen en in plaats van Boeddha, de zon, maan en bomen aanbaden. De tempel is gebouwd om hun te bekeren, alhoewel het ons inziens niets uitmaakt of je nu tot een boom, de zon, Boeddha of welke god dan ook bidt. Van binnen is de tempel mooi, maar geen schoenen en dus ook geen foto’s. Twee jonge monnikjes – kinderen nog – vinden het bezoek wel leuk en vragen of ze op de foto mogen. Natuurlijk mag dat.

Jonge monnik bij Mongar
De tweede tempel is veel ouder en stamt uit 1755. Bij deze tempel treffen we aanvankelijk geen enkele monnik. Net als veel dieren trekken ze in de winter naar lager gelegen, warmere delen. Volgens Sonam staat de tempel hier omdat een monnik een plek zocht voor een tempel en een mantra (gebed) hoorde. Hoe hij ook zocht, hij kon geen mens vinden. Toen werd hem duidelijk dat de boodschap van de Boeddha van compassie (een van de vele verschijningsvormen van de Boeddha) kwam en dat dit dus de uitgelezen plek moest zijn. Uiteindelijk vindt Tchokie de enige achtergebleven monnik (samen met de poes van het klooster) die ons de tempel binnen laat. Op de muren zijn de originele schilderingen grotendeels goed bewaard gebleven en de tempel staat daarom ook op de UNESCO werelderfgoedlijst. Ter bescherming van de schilderingen hangen ze achter een gordijn, maar we mogen erachter kijken. Restauratie is lastig, omdat ze dan te modern worden voor de UNESCO lijst. Poes vindt ons bezoek zo gezellig dat hij ook tijdens de lunch bij ons komt zitten en een hapje mee-eet.
De laatste tempel is nog ouder. Die is al in de 16e eeuw gebouwd door een kleinzoon van Pema Lingpa (de bijna heilige schatzoeker die Guru Rinpoches verborgen verrassingen opspoorde). Ook deze tempel is weer schitterend en aan de gebedswielen kan je zien dat ze echt heel oud zijn. Tot onze verrassing pakt de sleutelbewaarster na al het buigen en offeren van Sonam en Tchokie, vier blikjes fris van de tafel met de offers voor Boeddha en krijgen we een blikje mangosap in onze handen geduwd. We pakken het beleefd en onder dankzegging aan, maar aangezien het blikje al 8 maanden over de datum is, laten we het achter op de hotelkamer.
Verder naar het noorden
We nemen afscheid van Mongar om verder naar het noorden te reizen naar de afgelegen provincie Luenthse. De autoritten hier zijn een waar genoegen. Ook vandaag rijden we weer door een prachtig landschap: torenhoge bergen, diepe, steile weelderig groene dalen met vandaag relatief veel naaldbos. Het is heerlijk dat we onderweg zoveel stoppen en stukjes kunnen wandelen, speurend naar vogels en bloemen en genietend van het uitzicht en het landschap.
Nadeel van veel vogels is dat ze zich heerlijk voelen op de diepe en begroeide hellingen en wel het liefst verscholen achter dichte blaadjes. Daarnaast zitten sommige vogels nooit een halve tel stil. Je moet dus veel geduld hebben om in plaats van bewegende blaadjes, de vogel die Sonam aanwijst te vinden. Wonderwel lukt dat meestal wel en zien we de meest schitterende en gekleurde vogeltjes.
Niet alle vogels werken even goed mee. Terwijl de vlaggendrongo zo’n lange staart heeft dat je denkt dat hij hem aan iedereen wil laten zien, blijft hij schuw op de achtergrond. Rik weet hem te betrappen, de vogel aan een kant van de bebladerde tak, het uiteinde van de lange staart aan de andere kant.
Geelrughoningzuiger
We gaan langs in het dorpje Khoma dat in zo’n uithoek ligt dat er maar weinig bezoekers komen. Het dorpje oogt anders dan andere dorpjes, armer en ouder, alhoewel er ook nieuwe gebouwen staan. Khoma is bekend om zijn weefkunst. We kijken bij diverse huizen waar vrouwen zitten te weven. Ze weven zijden stoffen met ingewikkelde patronen voor kira’s, gho’s (resp. de traditionele vrouwen- en mannenkleding). De in patronen geweven zijde ziet er zo mooi uit. Ze tonen ons de allermooiste en die blijken in prijs op te lopen tot 2.700 euro! We vragen wie die dan koopt, want voor de meeste mensen zal dat toch wel te duur zijn, maar Sonam zegt dat mensen hun hele leven daarvoor sparen en de kleding een leven lang meegaat. Alle mensen hebben een mooie gho of kira voor bijzondere gelegenheden.
We eindigen bij een dame die een guesthouse runt en stoffen verkoopt. In het restaurant hangt een foto waarop ze samen met de koningin-moeder staat. Die zet zich actief in voor vrouwenparticipatie en is ook verbonden aan het instituut dat wij eerder bezocht hebben met de vakscholing. Jaarlijks is er een competitie, alles om de jonge generatie te interesseren voor de traditionele weefkunst en zo de traditie levend te houden. Wij verlaten het dorp zonder iets van de ambachtelijke kunst te kopen. Ik ben bang dat Rik thuis toch zijn jurk tot kniehoogte met daaronder zwarte kniekousen niet aan wil.
Takila
Als laatste staat een enorm beeld van Guru Rinpoche in Takila op het programma. We hebben hem steeds een soort Boeddha genoemd, maar het blijkt de tweede Boeddha. Toen Boeddha aankondigde dood te gaan, beloofde hij dat er na vijf eeuwen een nieuwe Boeddha zou komen. En wie stapte er in de 8e eeuw uit een lotusbloem? Juist, Guru Rinpoche (vanaf nu GR). En omdat hij het boeddhisme naar Bhutan bracht, draagt Bhutan hem op handen. Hij zorgt voor veiligheid en vrede in Bhutan, dus niet zo gek dat je hem dan hoog hebt zitten. Het standbeeld van 47 meter hoog, is in 2008 gemaakt en helemaal van brons. GR zit boven op een tempel die op de berg staat en kan zo goed de omgeving in de gaten houden. De muren van de tempel zijn eveneens prachtig. We mogen de tempel in en in tegenstelling tot de regel moeten de schoenen wel uit, maar mag Rik foto’s maken.
Helaas is de spiritueel leider overleden. Hij zit nu als wassen beeld op de hoge troon van de leider. Als zijn levende reïncarnatie er is, mag die plaatsnemen op een iets lagere troon. De stichter van beeld en tempel is ook dood en zit er eveneens als wassen beeld. In een goudkleurige stoepa in een glazen kastje zit zijn as. Ook al is de tempel vrij nieuw, hij is zo zorgvuldig en gedetailleerd versierd dat je je ogen uitkijkt.

Wassen beeld van de spiritueel leider
Ons guesthouse is vlak bij het beeld en zoals altijd worden we uiterst gastvrij ontvangen. Ik schrijf niet vaak over het eten, maar nu moet ons diner toch even in de rondzendbrief. De kamers blijken een flink stuk – helling op en lange trap af – van de receptie te zijn. Sonam regelt direct dat het eten naar de kamer komt, zodat we niet naar het restaurant terug hoeven. Ook al protesteren we dat we best dat stukje kunnen lopen, ons eten wordt bezorgd, punt uit. Uit de grote thermoskan waarin ze hier stapelbare pannetjes vervoeren, komen maar liefst zeven pannetjes met soep, rijst, dumplings, omelet, gebakken aardappeltjes, gemengde groente en paddestoeltjes. Borden, bestek, kommen, alles is aanwezig en wordt keurig uitgestald op ons kleine tafeltje. De volgende morgen hoeven we opnieuw niet de deur uit voor het ontbijt, ook dat wordt gebracht, nog net niet op bed. We worden hier in de watten gelegd.
Door de dichte mist naar Dungkar
In Takila blijven we maar een nachtje om verder naar het noorden te rijden tot het einde van de weg. Het weer is vandaag anders. Het heeft vannacht al geregend zonder dat wij iets gemerkt hebben en nu is het zwaar bewolkt, mistig en miezert het nog steeds. Koud is het niet echt, nat wel. We rijden naar het dorpje Dungkar waar ook de weg eindigt. Dungkar is voor de Bhutanen een belangrijk dorp, want het is de residentie van de voorouders van de koning, de Wangchuk dynastie. Het huis waar de vader van de eerste koning in 1825 is geboren, is nu een soort museum.
De weg er naartoe is minstens zo interessant. Die voert door het Wangchuck Centennial National Park. Het park is met zijn 4.914 km2 het grootste park in Bhutan en grenst aan drie andere nationale parken en is via een corridor verbonden met een vierde park, waardoor noord Bhutan vrijwel volledig beschermd gebied is. Het park is in 2008 opgericht ter ere van de koninklijke dynastie. Door de grote hoogteverschillen van 2.500 – 5.100 meter, is het ecologisch heel gevarieerd, van naaldbos tot alpiene weides. De flora en fauna zijn dan ook bijzonder rijk en tijger, sneeuwluipaard, beer en takin (groot hoefdier) vinden het er samen met heel veel vogels een prima plek om te wonen.
We rijden door het gematigd koele bos met prachtige volop met varens begroeide bomen die in de mist de sfeer van ‘in de ban van de ring’ oproepen. Ondanks de mist is het een topvogeldag. Wilde de Wards trogon op de Korila pas absoluut niet meewerken, nu roept Sonam opeens: ‘Wards trogon’. Door de mist zien we alleen een grijs silhouet die voor mij van elke vogel van die grootte zou kunnen zijn. Kleuren zie je nauwelijks. Na een poosje gaat trogon verzitten en zit op een geweldige positie grijs te wezen. Tot de mistflarden eventjes wegtrekken en we een prachtige vogel met gele buik en donkere kop zien, die onmiskenbaar een trogon is. Dan slokt de volgende mistflard weer de kleuren en zelfs bijna de vogel op.
Na een lange rit over een weg die hooguit de naam ‘slecht bospad’ verdient komen we aan in Dungkar bij het geboortehuis van papa koning. Het huis moet nodig gerenoveerd worden en daar zijn ze druk mee bezig. Via touwen aan het dak zijn gammele steigers van bamboe opgehangen waar je via een wiebelig laddertje naartoe kan klimmen. Twee schilders zijn bijna klaar met het gedetailleerde schilderwerk van de voorgevel en maken nu de onderrichel af. Een groep mannen sjouwt zware zakken op hun rug het huis in. Via een onbetrouwbaar laddertje klimmen ze onder het gewicht van een zware zak zand of cement tot aan de dakgoot en stappen dan vanaf het laddertje over een hoge balustrade het huis binnen. De arbeidsinspectie is hier nog niet uitgevonden.
We bekijken het grote huis aan alle kanten en denken daarmee klaar te zijn. Binnen zijn ze immers volop met restauratie bezig. De sleutels zitten echter in de deur en na overleg met de schilders op de steiger, loopt Sonam naar binnen. Het licht doet het niet, dus met het lichtje van de telefoon verkennen we het museum. We zien een overzicht van alle goede werken van de koningen en foto’s van alle generaties koningen (ze zijn nu aan de vijfde bezig). Via smalle houten trappen klimmen we naar boven om de stamboom van de familie te bestuderen. Wat we al gehoord hebben, kunnen we nu op de wand zien. De koninklijke familie stamt rechtstreeks af van de goede spoorzoeker Pema Lingpa uit de 15e eeuw en moest dus wel voorbestemd zijn om koning te worden. Nog een etage hoger is de tempel die nog steeds als zodanig is ingericht. Ondanks dat er niemand is, moeten toch de schoenen uit. Sonam doet het niet omdat het moet, maar omdat het zo in hem zit.
Op deze manier het huis bekijken, is nog veel boeiender dan alleen een museumbezoek. Ervaren hoe de mannen hier werken, is ook een stukje Bhutan. En noem mij een museum in ons land waar je tijdens de restauratie door de schilder binnen gelaten wordt om op eigen houtje rond te struinen.
Vandaag is het zaterdag en we zien een groep vrouwen die de vrije dag gebruikt om in twee teams darts te spelen. Ze dragen allemaal de kira. Wordt met een grote dart op grote afstand in de roos geschoten, dan danst en zingt het winnende team en wordt er een kleurig sjaaltje aan de riem om hun middels geknoopt. Volgens Sonam zijn mannen en vrouwen gelijk in Bhutan en dus doen de vrouwen ook aan darts en boogschieten. Hoe gelijk gelijk is, weten we niet, want bij het weven zie je toch echt alleen vrouwen, terwijl hier alleen mannen bezig zijn met de restauratie van het koningshuis.
Via Autso naar Yonkola
We aanvaarden de lange terugrit over de hobbelige weg nog steeds in de mist en de miezer, terwijl het ook best koud wordt. Maar de bijzondere vogeltjes maken het slechte weer helemaal goed. Vandaag stond nog een pottenbakkersdorp op het programma, maar aangezien het al tegen vijven loopt als we maar net op de terugweg zijn, zit dat er niet meer in. Vinden we eerlijk gezegd niet erg. Om kwart over acht komen we aan bij ons hotel in Autso waar we ook voor een nachtje neerstrijken.
Vanaf Autso rijden we verder terug naar de grote oost-west weg, de Thimphu – Trashigang Highway, om naar het westelijker gelegen Yonkola te rijden. Yonkola wordt omschreven als het vogelparadijs van Bhutan. Onderweg maken we weer veel stops met wandelingen. Overal in Bhutan zien we de hoge palen met of witte of gekleurde gebedsvlaggen. De gekleurde vlaggen sturen met de wind de gebeden die er op staan omhoog. De witte vlaggen zijn voor overledenen. Zit bij de gekleurde vlaggen het begin van het gebed aan de stok geknoopt, voor de doden is dat het eind van het gebed. Voor elke overledene worden 108 meterslange stokken met witte vlaggen neergezet. Er zijn ook 108 verschillende gebedsboeken vol gebeden en die staan allemaal op die vlaggen. Die vlaggen zijn nodig om de ziel tussen de dood en de reïncarnatie van het goede karma te voorzien en zo wat steun en richting te geven. We zien een familie druk bezig met de vlaggen en de stokken. Dat doen ze met de hele familie samen. De stokken blijven staan tot de vlaggen vergaan zijn en dan mag iedereen die het wil de bamboestokken hergebruiken. Boeiend om zo’n familiegebeuren gade te slaan.
Onderweg hebben we ongelofelijk veel geluk. Voor ons komt een dier uit het struikgewas, loopt even in de berm en kijkt om vanwege het geluid van de auto. Het is een heuse Maleise bonte marter, die we ook in Ouwehand hebben. Een van de grootste marters en prachtig getekend. Hij steekt schuin de weg over, kijkt nog eens om en verdwijnt dan aan de andere kant in de bosjes.

Maleise bonte marter bij Autso
Vanaf de hoofdweg slaan we af naar een enorm stuwmeer met een hoge stuwdam. In Bhutan leveren waterkrachtcentrales veel energie die deels geëxporteerd wordt naar India. Bij het stuwmeer is een idyllisch picknickterrein compleet met houten picknicktafels. We lunchen met uitzicht op het meer met aan de overkant hoog in de boom twee witbandzeearenden, een bedreigde roofvogelsoort. Nadeel van de plek is dat er kleine smerige steekbeestjes zijn, die prikken zonder dat je het merkt en een bloedend wondje achterlaten. Ze bezorgen Rik een enorm opgezwollen en gloeiende hand.

Syntomoides imaon (nachtvlinder) bij het stuwmeer
Voordat we weer de hoofdweg op gaan, stoppen we bij een benzinepomp, maar tevergeefs. De pomp is leeg. In heel het dorp is geen andere pomp te vinden en eigenlijk elders ook niet. Over drie dagen kunnen we weer tanken, maar dat duurt met alle ritten die we nog te gaan hebben te lang. Sonam belooft dat ze het op gaan lossen en dat wij ons geen zorgen hoeven te maken. Doen we ook niet.
Onderweg wijst Sonam ons op een groot bouwproject. Dat wordt gebouwd door de jeugd. Sinds een paar jaar is de jeugd – geboren na 2005 – verplicht om een jaar lang intern aan een project te werken. Dat zijn ambachtelijke projecten, zoals constructie, weven, timmeren. Verpleging bijvoorbeeld valt er niet onder. Dat is enerzijds bedoeld om jongeren praktische kennis bij te brengen en anderzijds om ze te interesseren voor een dergelijk beroep. Ook in Bhutan zijn witte boorden banen meer in trek dan ambachten. We zien onderweg een groot bord met wervende kreten over het project, uiteraard ondertekend door de koning.
Zoeken (tevergeefs) naar de rode panda
In Yongola blijven we drie nachten. Op onze eerste dag hebben we een speciaal programma dat in het teken staat van de rode panda. Hier hebben we kans om de rode panda in het wild te zien en dat willen we (ik) dolgraag. De kans dat we hem ook echt gaan zien, is hoe dan ook klein, maar we gaan ervoor. We moeten een aardig eindje rijden voordat we bij rode panda zijn en aangezien panda kennelijk van vroeg bezoek houdt, vertrekken we om vijf uur, voorzien van een picknickontbijt
.We zoeken rode panda in het Phrumsengla (vroeger Thrumshingla) National Park. Het park met zijn 905 km2 ligt grotendeels in de provincie Mongar. Het park bestaat uit gematigd bos in de voetheuvels van de Himalaya met oude, kromme overgroeide naaldbomen, bamboe, rododendrons en magnolia’s en varieert in hoogte tussen de 700 en de 4.400 meter. Het park is een goed leefgebied voor een aantal bedreigde dieren zoals de Himalayajaarvogel, de prachtboomklever, de Aziatische olifant en de rode panda. Op grote stukken is de bodem fragiel, waardoor het gebied ongeschikt is voor houtkap, landbouw of ander gebruik en het overgelaten wordt aan de natuur.
We klimmen vanaf de 1.500 meter van ons hotel hoger en hoger. We zien rijp op de grond en weer hoger komen we in de sneeuw en het ijs terecht. Ook op de bomen ligt een laagje sneeuw. Rode panda woont op 3.500 meter hier. Rik heeft gisteren op het weerbericht gekeken en gezien dat we zouden beginnen met 14 graden en het ‘s middags 23 graden zou zijn. Hier niet. Dom genoeg hebben we ons helemaal niet gerealiseerd dat we zo hoog zouden klimmen en liggen de extra vesten op de kamer en zit de thermobroek in de rugzak. En dat terwijl ik al zo vaak verteld heb dat de rode panda zo’n heerlijk warme vacht heeft omdat hij op de hellingen van de Himalaya leeft en het daar erg koud kan zijn. Gelukkig hebben we wel de gevoerde jasjes aan en beginnen we met het zonnetje waardoor het prima uit te houden is.

Ontbijt op 3500m bij sporen van rode panda
Rode panda woont mooi. Het is een prachtig bos met laag bamboebos en hoog opgaande bomen, voornamelijk naaldbomen met prima horizontale takken dicht begroeid met zacht mos. Daar moet panda heerlijk op kunnen liggen met bamboe onder handbereik. Zijn bos is groot met heel veel bomen om in te liggen en heel veel lage bamboe waar hij kan zijn om te eten. We speuren en speuren en zien duidelijke sporen in de verse sneeuw. Die kunnen hooguit een paar uur oud zijn. Urenlang lopen we van boven naar beneden en terug om ergens rode panda te zien. Tussendoor hebben we ons ontbijt buiten in de sneeuw in een warm voorjaarszonnetje. Na zes uur vergeefs zoeken en kijken geven we op. Panda laat zich niet zien. Natuurlijk heel jammer, we hadden hem zo graag gezien. Maar het feit dat we echt in zijn gebied zijn geweest en dat hebben kunnen zien en voelen is ook een bijzondere ervaring. Met de nodige vogelstops rijden we de lange weg naar beneden terug en na een lange dag zijn we rond etenstijd weer terug bij het hotel.
Himalayajaarvogels
De tweede dag in Yonkola blijven we dichter in de buurt om vogels te zoeken. We starten al voor het ontbijt, omdat vogels dan lekker actief zijn. We wandelen langs de weg en komen uit bij een huis. Sonam maakt een praatje met de vrouw des huizes en we stappen over de afrastering hun terrein op. Bhutan is volgens officiële lijsten een erg arm land. Daarbij wordt alleen geld en regulier inkomen gemeten. Deze mensen zullen echt geen dikke bankrekening hebben, maar voor zover wij het kunnen zien, hebben ze het dik voor elkaar. Ze hebben een zeer fatsoenlijk huis, niet vergelijkbaar met de huizen bij ons, maar bepaald niet minder. De levensstijl is hier nu eenmaal anders. Verder ligt op het terrein van alles aan producten van het land. Ze hebben een enorm stuk land dat bebouwd wordt en van de opbrengst daarvan kunnen ze vast prima leven. We kijken ook om een hoekje in de keuken. Ook daar is niets mis mee. Natuurlijk is er geen Quookerkraan en inbouwapparatuur, maar alle spullen die nodig zijn om te koken zijn er. En eten koken is nu eenmaal de functie van een keuken. Als bedankje stopt Sonam de dame wat geld toe.
Na een laat ontbijt gaan we opnieuw op pad in de buurt. We rijden een pad omhoog en komen op zeker moment bij werklui uit. Tchokie praat met de mannen. Het blijkt dat ze verderop met de weg bezig zijn en dat er grote stenen naar beneden kunnen komen. Veel te risicovol, dus handige Tchokie keert op de smalle weg met aan een kant bergwand en aan de andere kant afgrond de auto en we rijden terug. Zo’n twintig minuten later horen we een enorme explosie, waarschijnlijk is er een stuk bergwand opgeblazen voor de weg.
Was het na het ontbijt rustig met vogels, opeens schiet Sonam omhoog. Een van de vogels die we heel graag willen zien is er: de himalayajaarvogel. Een prachtige, grote neushoornvogel waarbij het mannetje een schitterende roodbruine en het vrouwtje een zwarte nek heeft. Ze zitten dicht naast elkaar. Als ze na de foto met hun lawaaivleugels wegvliegen zien we hoe indrukwekkend groot ze zijn. We hoopten zo deze neushoornvogel te zien, dit is echt een cadeautje. Het lijkt wel of de andere vogels hierop gewacht hebben, want een gemengde groep vogeltjes vliegt heen en weer tussen de bomen en daagt ons uit om ze tussen de blaadjes allemaal te vinden.

Himalayajaarvogels
Na een geweldige vogeldag zijn we relatief vroeg thuis, tijd dus voor het schrijfwerk. Maar de dag is nog niet gedaan, Na het eten gaan we opnieuw op stap, nu om een uil te zoeken. Aanvankelijk wil de uil niets van ons weten, maar we horen wel een ander uiltje. Die roept vriendelijk, maar blijft op afstand. De grote bruine bosuil horen we uiteindelijk vanaf grote afstand. Hij komt iets dichterbij, maar blijft diep verborgen in de dichte, hoge bomen. De nacht is niet zo donker als we verwachten, het is bijna volle maan en opmerkelijk licht. Daar houdt uil niet erg van. Toch leuk dat hij wel zo beleefd is om zijn uilenroep te laten horen.
Bhutan is de moeite waard
Bhutan bevalt ons tot nu toe erg goed. Het is zo’n prachtig land met alle hoge steile bergen, diepe overdadig groene dalen, watervallen, stroompjes en rivieren. Wat opvalt is dat het land veel ontwikkelder is dan we verwacht hadden. Dorpen bestaan vaak uit huizen die niet geclusterd zijn, maar verspreid over de berghellingen liggen. Naar al die huizen lopen stroomdraden en alleen op heel geïsoleerd gelegen plekken is geen stroom. De belangrijke west-oost weg, de Thimphu – Trashigang Highway is tweebaans, verder zijn de wegen smaller, is passeren lastig en zijn delen slecht berijdbaar, maar veel plekken zijn per auto bereikbaar. Bij de weg naar Sakteng zagen we bij de bruggen steeds jaartallen staan variërend 2009 tot 2018. Er word dus aandacht aan besteed. Onderwijs en gezondheidszorg zijn gratis voor iedereen. Je krijgt de indruk dat het beschikbare geld hier goed besteed wordt en niet alleen in de zak van ministers of de koning verdwijnt. We zien wel duidelijk dorpen en mensen die het niet breed hebben. Hoe moeilijk en zwaar die het hebben, kunnen we niet beoordelen. Maar veel mensen hebben wel een groter of kleiner stukje land waarop ze van alles verbouwen.
Het land heeft ook wat opvallende regels. Zo heeft Bhutan een strenge tabakswetgeving. Sinds 2010 is verkoop van tabak geheel verboden, maar je mag het wel in je bezit hebben. Import voor privégebruik is toegestaan, maar dan betaal je afhankelijk van de herkomst 100 of 200 procent invoerbelasting en dien je altijd aan te kunnen tonen dat de tabak legaal is ingevoerd. Roken is overal verboden, maar stiekem gebeurt het wel en we zien ook geregeld peuken en sigarettenpakjes liggen. In onze kamer in Yonkola ligt een brief die meldt dat er een bescheiden bar is, maar dat je op dinsdag geen alcohol kan krijgen, omdat die dag door de regering is uitgeroepen als ‘dry day’. Bhutanen zijn erg gezagsgetrouw en het hotel zal zich er zeker aan houden. We zullen het niet missen, maar een vreemde regel blijft het.
De mensen hier zijn zonder uitzondering vriendelijk en groeten enthousiast. Grappig genoeg maken de meeste meisjes tot zo’n 16 jaar een buiginkje om te groeten. Iedereen is in voor een praatje (met Sonam). Zijn ze in andere landen aardig tegen toeristen omdat ze geld opleveren, hier zijn ze gewoon aardig. In het weefdorpje komt een dame terug om te weven met een handvol mandarijntjes. Wij krijgen onmiddellijk een mandarijntje aangeboden. Ook in de hotels zijn ze uiterst vriendelijk en zorgzaam, niet omdat het moet, maar omdat ze het graag lijken te doen.
De brief is alweer vol, dus sluit ik af. Volgende keer verder met onze reis vanaf Yonkola.