[Verzonden op 7 maart 2025 vanuit Takila]
Air India en camera accu's
De dagen vliegen voorbij en na zes dagen heb ik nog geen letter aan de rondzendbrief geschreven. Nu dus snel, snel tussen ontbijt en vertrek vast een beginnetje maken. Deze reis voert ons door Bhutan. Bhutan stond al heel lang op onze wensenlijst en nu komt het er eindelijk van. Na wat zoeken op internet kwamen we uit bij Pangea als reisbureau. Daar hebben we onze lange wensenlijst voor Bhutan ingeleverd en samen met hun hebben we een mooi reisplan opgesteld dat zij voor ons uitgewerkt hebben. Je kan niet zomaar naar Bhutan. Je kan er alleen via een door Bhutan erkend reisbureau heen en moet een minimaal bedrag per dag besteden dat gebruikt wordt voor gidsen, vervoer, maaltijden en overnachtingen. Als backpacker op eigen gelegenheid door Bhutan sjouwen, kan je vergeten. We vliegen via Delhi naar Guwahati in India en gaan vandaar in het zuidoosten Bhutan binnen om vervolgens van oost naar west heel Bhutan te verkennen. We hebben de hele reis de luxe van een eigen vogelgids en auto met chauffeur.
Als Rik twee dagen voor vertrek incheckt, schrikken we behoorlijk. Per persoon mag je van Air India maar twee batterijen/accu’s meenemen en Rik heeft voor zijn drie toestellen waarvan één batterijen slurpt veel meer mee. De formulering is echter erg onduidelijk, het kan ook alleen over grote batterijen gaan. Het reisbureau stelt ons gerust. Ze hebben daar nog nooit iets over gehoord en we maken ons er geen zorgen meer over. Een dag voor vertrek jaagt Air India ons opnieuw de stuipen op het lijf. Nu staat er klip en klaar dat je ongeacht wat voor batterijen/accu’s er maar twee per persoon mee mag. Ook de kleine, niet lithium batterijen die in tegenstelling tot de lithium accu’s altijd in de grote bagage mogen, moeten van Air India in de handbagage, anders zwaait er wat. We overleggen met Pangea en die vraagt het na bij Air India in Londen. Het antwoord luidt: het beleid is ongeacht het soort batterij, maximaal twee per persoon. We verdelen de accu’s voor het fototoestel omdat vier om vijf minder lijkt dan nul om negen en stoppen de batterijtjes voor de hoofdlampjes e.d. netjes in de handbagage. Volledig niet gerust gaan we op pad.
We worden uitgezwaaid door onze geweldige oppas en onze aardige buurvrouw brengt ons naar het station. De NS laat zich van de zonnige kant zien en levert ons zonder vertraging af op Schiphol. Onze rugzakken worden bij de incheckbalie voor het eerst in hun bestaan door Schiphol aangemerkt als ‘odd-size baggage’ en voelen zich diep beledigd. Gelukkig worden ze opgevangen door een aardige man die belooft ze zorgvuldig naar het goede toestel te begeleiden. Op Schiphol vrezen we de securitycheck nog niet, want daar weten ze niets van de regels van Air India en die gaat dan ook soepel. Na een diner om half elf worden we om half drie wakker gemaakt voor een ontbijt (Indiase tijd zeven uur) en om negen uur zijn we in Delhi.
In tegenstelling tot wat Pangea had verteld, moeten we de bagage in Delhi ophalen en opnieuw afgeven. Daarna volgen de langdurige douane en immigratie en dan op naar de security. De securitycheck is in één woord grondig. Alles moet uit de rugzakjes: laptop, e-book, telefoon, opladers, maar ook al Riks fototoestellen. Allebei de rugzakjes gaan de aparte tak in voor nadere controle. Niet fijn. Uit mijn toilettas met opladers wordt alles tot aan het laatste snoertje gehaald en ook uit de rugzak worden de kijker en de paraplu als verdacht aangemerkt. Riks hele rugzak wordt leeggehaald, dus ook alle opladers, accu’s, kaartjes en lenzen, maar geen paraplu. Alles wordt grondig bekeken en besnuffeld en alle accu’s zijn dus ook luid en duidelijk te zien. Het pakje kleine gewone batterijtjes wordt bestudeerd, apart gelegd, maar toch weer teruggelegd. En dan, aha daar heeft de douaneman zijn prooi te pakken: een klein inbussleuteltje voor het bevestigen van de lamp op het fototoestel. Rik, de schurk, wil gereedschap meesmokkelen en gereedschap is verboden. Voor de beleefdheid protesteert Rik een beetje, maar niet teveel, want als douaneman hiermee tevreden is… Het piepkleine inbussleuteltje wordt ingenomen en dan laat douaneman ons gaan. Heel opgelucht sjouwen we met vier bakken ongesorteerde spullen weg bij de balie. De negen accu’s hebben het gered! Dankzij douaneman zijn we een kwartier lekker bezig om alles weer netjes in de thuis zo zorgvuldig ingepakte rugzakjes te krijgen. Een stuk opgeluchter gaan we naar de gate om nog lang te wachten op de vlucht naar Guwahati. Inmiddels zijn we zo brutaal om ons te voegen bij de groep met ‘assistentie’ (bejaarden, kinderen of rolstoelers), wat we gezien onze leeftijd gerechtvaardigd vinden en het vliegtuigpersoneel eveneens.
Met een half uur vertraging landen we in Guwahati. Onze rugzakken zijn ook in Guwahati uitgestapt en komen niet veel later aan via de bagageband. Gezamenlijk verlaten we de luchthaven en na kort zoeken ontmoeten we de mensen die ons naar het hotel brengen waar we om 8 uur ‘s avonds aankomen. Daar pakken we nog even om, om morgen startklaar te zijn en dan is de dag vanaf dinsdagmorgen lang genoeg geweest en zoeken we het bed op.
Vogels kijken op vuilnisbelt
Ons resort zit op een groot terrein met zwembad met bar, fitnessruimte, restaurant en een grote ruimte die feestelijk ingericht kan worden voor bruiloften en partijen. Als onze auto er om even voor half tien is, wordt het elektrische golfwagentje gestuurd om onze bagage te halen. Gisteren bij aankomst zijn we door het wagentje met bagage en al naar de kamer vervoerd. Vandaag rijden we vanuit Guwahati naar de grens India-Bhutan en stoppen in Samdrup Jongkhar in Bhutan. We reizen met Sonam, onze (vogel)gids, en Ibrahim die voor vandaag onze chauffeur is. India is zoals vanouds. Overal is het druk, overal zijn mensen, honden en koeien, overal is verkeer en het verkeer is chaotisch. De belangrijkste vaardigheid die een Indiase chauffeur moet beheersen is toeteren. Officieel duurt de rit drie uur, maar omdat we geregeld stoppen voor vogels, doen we er veel langer over.

Omgeving Guwahati
We nemen nog een speciale afslag naar verrassend genoeg een vuilnisbelt. Niet dat we opeens een reis langs vieze dingen willen maken, maar Sonam weet dat we daar de Indische maraboe kunnen vinden die we nergens in Bhutan kunnen zien. Bij de ingang van de vuilnisbelt zitten twee mannen aan een tafeltje met een groot schrift. Kennelijk om te registreren wie er bij de vuilnisbelt komt. Het wemelt er van de mensen en de koeien. De mensen zoeken op de vuilnishoop naar bruikbare zaken tussen het afval, de koeien eten alles wat voor hun nog eetbaar is. Tussen die mensen en koeien lopen en vliegen tientallen Indische maraboes die daar hun kostje bij elkaar scharrelen. Ook de zwarte wouwen cirkelen met tientallen tegelijk boven de vuilnisbelt op zoek naar een hapje. Wonderlijk hoe je bij zo’n hoop troep toch bijzonder interessante vogels ziet.

Indische maraboe bij Guwahati
Grens India-Bhutan
Rond half twee zijn we bij de grens. Weinig toeristen bezoeken Bhutan en de meesten daarvan vliegen op Paro. Er komen dus niet heel veel toeristen via deze grens het land binnen en dat merken we goed. Eerst stoppen we voor de militaire check. De paspoorten worden ingenomen en bestudeerd en weer teruggegeven. Dan moeten we naar de Indiase douane. We zijn er de enige twee (mensen uit India of Bhutan hoeven zelden papieren te laten zien). Ondanks dat we in Delhi op basis van onze goedgekeurde papieren visumaanvraag een degelijk stempel in het paspoort hebben, willen ze ook de formulieren nog zien. Nadat we de paspoorten en visaformulieren afgegeven hebben, mogen we plaatsnemen op de bank. Een team van zes medewerkers buigt zich nu over de zaak. Een man zit achter de computer, een ander zit naast hem, de rest staat om hem heen. De man achter de computer moet veel invullen en wordt door de anderen geadviseerd, waarbij een van de zes het meeste verstand van de zaak lijkt te hebben. Na ongeveer een half uur mag Rik naar voren komen voor de foto en de vingerafdrukken. Dan gaat het proces voor mij beginnen, dat iets sneller verloopt, totdat er problemen zijn bij de foto en de zesde man die inmiddels vertrokken was, weer terug moet komen. Als ook mijn problemen opgelost zijn, krijgen we allebei de paspoorten met uitstempel terug. We denken dat we klaar zijn, maar dat is niet zo. We gaan nu een leeg kantoor in waar een man achter een bureau zit dat op een groot schrift na leeg is. Hij neemt de paspoorten aan en schrijft de paspoortgegevens zorgvuldig over in het schrift. Na deze noodzakelijke administratieve handeling nemen we de paspoorten aan en laten de man voor de rest van de dag waarschijnlijk werkloos achter bij zijn lege bureau.
Dan gaan door naar de Bhutaanse douane. Daar worden we ontvangen door twee vriendelijke douanemeisjes die het samen maar erg ingewikkeld vinden om zo’n buitenlands paspoort af te handelen. Ze willen de Bhutaanse visaformulieren en bestuderen die grondig. Een leest nu alles van het papier, de ander kijkt of hetzelfde in het paspoort staat. Als dat zo blijkt te zijn, overleggen ze samen en dan denken ze toch wel ons goed te kunnen keuren. Ik moet nog wel eerst op de foto, bij Rik vergeten ze dat. Dan gaan we door naar de immigratie. Ook hier zit een man achter een groot bureau, maar hij kan het stempelen alleen af. Na nauwgezet het visum bestudeerd te hebben, krijgen we allebei een stempel in het paspoort en mogen we door.
Een ander land
Direct na de grens is het verschil met India extreem. Na de chaotische drukte van India zijn de wegen opeens rustig met enkele auto’s en je komt in een oase van rust terecht. Samdrup Jongkhar, onze eindbestemming, ligt direct aan de grens. Na de lunch bekijken we even het stadje dat gelijk heel anders van bouw is. Alle huizen zijn ongeveer hetzelfde opgebouwd. Vierkante, licht gepleisterde huizen met rijen ramen met rijk versierde houten lijsten. Onder de daken zitten drie rijen met een soort vierkante blokken die ook kleurig beschilderd zijn. Later horen we dat drie rijen kunnen schuiven ten opzichte van elkaar en zo aardbevingsschokken kunnen opvangen. Midden in het dorp is een groot gebedswiel dat voortdurend draait en bij elke draai de bel laat klinken. Het geheel is beschilderd met boeddhistische afbeeldingen. We vallen hier op. Mensen stoppen om een hand te geven en zelfs de politie zwaait enthousiast naar ons.
We zijn inmiddels van auto en chauffeur gewisseld en vanaf nu is de Bhutaanse Tchokie (fonetisch geschreven) onze chauffeur. Ons hotel ligt een stuk buiten de stad en onderweg stoppen we voor vogels. Een stop is bij een huis en de vogels zitten op het terrein van het huis, maar als Sonam het vraagt, mogen we de tuin in en achter het huis rondkijken. Voor de meisjes van het gezin vormen we echt vermaak en ze willen een selfie met ons. Natuurlijk ga ik nooit op de foto, maar dit ligt anders. Het blijkt nog maar het begin te zijn. Niet alleen de bewoners, maar ook een passant met baby en de buren willen allemaal met hun telefoon een foto van zichzelf met ons. We zijn hier lokale beroemdheden.
Een andere stop is bij een soort vergaderruimte van de gemeente. Daar is vandaag iets te doen geweest en twee van de organisatoren rijden net weg als wij aankomen. Op hun auto staat iets over hun organisatie met een symbool. Dat symbool is een uitermate gedetailleerde penis die niets aan de fantasie overlaat, met aan de top, laten we het houden op een vlammetje. Enigszins verbaasd vragen we aan Sonam waar ze van zijn. Sonam legt uit dat het fallussymbool in hun boeddhisme heel gebruikelijk is. Het is een symbool dat alle negatieve energie afwendt. We zullen het nog veel zien volgens hem. Na al het me-too gedoe bij ons, kijken wij er toch heel anders naar. Zouden we die mannen die ongevraagd dickpics sturen dan altijd verkeerd beoordeeld hebben, terwijl ze de ontvangers alleen maar tegen negatieve energie wilden beschermen? Heel dom dat hun advocaten dat nooit als argument aangevoerd hebben!
Door alle stops en leuke ontmoetingen zijn we pas om half zeven in het hotel waar we de enige gasten zijn. Midden in een grote eetzaal staat een tafeltje en dat is voor ons. Sonam is zo’n geweldige gids. Hij heeft een uil gehoord en belooft te kloppen als hij iets hoort. Als we om negen uur na het eten eigenlijk op het punt staan naar bed te gaan, wordt er geklopt. Samen gaan we op zoek naar de Hodgsons kikkerbek (een soort nachtzwaluw), een nauwelijks te vinden vogel die je zelden te zien krijgt. Na heel lang speuren vindt Sonam hem en hij is zo geweldig mooi. Rik zet hem prachtig op de foto. Pas tegen tienen zijn we terug, hoogste bedtijd, want morgen starten we vroeg.
Over Bhutan
Zo langzamerhand is het gebruikelijk om ook iets te vertellen over het land waar we doorheen reizen. Dus na onze aankomt, eerst maar iets over het land zelf. Bhutan, officieel het Koninkrijk Bhutan, ligt op de zuidelijke hellingen van de oostelijke Himalaya ingeklemd tussen China (Tibet) en India. De lokale naam van het land, Druk Yul, betekent het land van de Druk (draak). Met bijna 800.000 inwoners en een oppervlak van 38.394 km 2 is het land niet dicht bevolkt. In Thimphu, de hoofdstad en grootste stad van het land woont ongeveer 15 procent van de bevolking. Dzongkha (Bhutanees) is de nationale taal.
Bhutan raakte in de 7e eeuw in de boeddhistische invloedssfeer vanuit Tibet. De legende vertelt dat de Tibetaanse koning en veroveraar Songtsen Gampo werd tegengewerkt door een enorme vrouwelijke demon, die zich over een groot gebied had neergevlijd. De koning besloot op elk belangrijk gewricht van de demon een boeddhistische tempel te bouwen, waaronder twee in Bhutan: de Kyichu Lhakhang in de Paro-vallei en de Jampey Lhakhang in de Bumthang-vallei. Daarmee werd de demon onschadelijk gemaakt. Een eeuw daarna, rond 750, kwam Padmasambhava (of Guru Rinpoche, ‘kostbare meester’) naar Bhutan. Guru Rinpoche is de belangrijkste persoon uit de geschiedenis van Bhutan. Hij wordt door de Bhutanen als een heilige vereerd, omdat hij definitief het boeddhisme naar Bhutan bracht. Dat deed hij door in het hele land de lokale geesten te onderwerpen aan het boeddhisme. Door zijn handelen werd het boeddhisme snel populair in het land. Overal in Bhutan vind je tempeltjes waar een voetstap of een haar van Guru Rinpoche wordt bewaard. De legende vertelt dat Guru Rinpoche op de rug van een tijger landde op een berg in de Parovallei. Op die plek is nu het Tijgernestklooster gebouwd.
Bhutan was lange tijd een versnipperd land, waar de plaatselijke vorsten de dienst uitmaakten. In 1616 vluchtte de abt van het Ralung klooster in Tibet naar Bhutan, na een religieus conflict. Door zijn grote religieuze gezag wist deze Ngawang Namgyal geheel Bhutan te verenigen en gaf het land zijn naam ‘Druk Yul’. Hij werd de eerste Shabdrung, heerser van Bhutan. Overal in het land liet hij dzongs, kloosterburchten, bouwen. Dat zijn grote ommuurde vestingen die werden gebruikt als bestuurlijk centrum en als tempel. In 1651 overleed hij; zijn stoffelijke resten bevinden zich in de dzong van Punakha. Zijn overlijden werd 54 jaar geheim gehouden. Hierna versnipperde het land weer en brak regelmatig strijd uit tussen de verschillende dzongs, maar ook met India en de Britten. In 1774 werd een vredesakkoord getekend, maar grensconflicten met de Britten duurden nog zeker 100 jaar voort. In de jaren 70 van de 19e eeuw leidde de machtsstrijd tussen Paro en Tongsa tot een burgeroorlog. Tongsa bleek de sterkste. En in 1907 liet de penlop (gouverneur) van Tongsa, Ugyen Wangchuk, zich tot koning kronen. Ondertussen was het gebied vanuit India onder Britse invloed en gezag gekomen. In 1910 werd Bhutan een Brits protectoraat waarvan het Verenigd Koninkrijk de buitenlandse politiek bepaalde zonder zich in binnenlandse aangelegenheden te mengen. Na de onafhankelijkheid van India in 1947 volgde Bhutan in 1949. De huidige monarchie, zoals die in 1907 gesticht werd, bedrijft een politiek waarbij alleen de oorspronkelijke Bhutanen blijvend in Bhutan kunnen wonen. Circa 100.000 Nepalezen en Indiërs zijn naar aangrenzende landen gevlucht, dan wel verjaagd.
Ongeveer 100.000 etnisch Nepalese Bhutanen leven momenteel in vluchtelingenkampen in het oosten van Nepal. Verschillende nieuwe wetten om de Bhutaanse nationaliteit te krijgen, maken het sinds de jaren 70 steeds moeilijker voor etnisch Nepalese Bhutanen om Bhutaans staatsburgers te worden. Tegelijkertijd heeft de overheid in heel Bhutan een 'One Nation One People' politiek ingevoerd. Die vindt het noodzakelijk dat het land een eigen nationale identiteit heeft. Aangezien Bhutan bevolkt wordt door verschillende grote etnische groepen, veroorzaakt deze politiek heel wat problemen in het land. Vooral in het zuiden van Bhutan heeft dit regime, samen met de strenge burgerschapsrechten, tot veel problemen geleid.
Bruto nationaal geluk is een door koning Jigme Singye Wangchuk verwoord systeem van denken, waarbij de welvaart niet slechts beschreven wordt in economische termen (bruto nationaal product), maar ook in termen van geluk en geestelijke en sociale ontwikkeling. Toch eindigde het land in 2017 slechts op de 97e plaats in de ranglijst van het World Happiness Report. Critici vragen zich ook af of het concept niet vooral voor binnenlands (politiek) gebruik was bedoeld. Bhutan is een van de armste en minst ontwikkelde landen ter wereld. Volgens de VN leeft 26,2 procent van de bevolking van minder dan 1,25 dollar per dag. De economie is vooral gebaseerd op landbouw. Meer dan 90 procent van de bevolking is voor zijn levensonderhoud afhankelijk van de landbouw.
Bhutan bestaat vooral uit steile, hoge bergen, doorsneden door snelle rivieren en diepe dalen. 98,8 procent van Bhutan bestaat uit bergen en het is het meest bergachtige land ter wereld. In het noorden heb je pieken tot over de 7.000 meter met als hoogste berg de Gangkhar Puensum (7.500 m) die daarmee de hoogste niet beklommen berg is. Het beklimmen van bergen in Bhutan is sinds 2003 uit religieuze overwegingen verboden. Het beklimmen van bergen van 6.000 meter en hoger werd al in 1994 verboden. Meer naar het zuiden worden de bergen lager en kom je terecht in het subtropisch bos tussen de 200 en 1.500 m, afgewisseld met groene valleien. Alleen in het uiterste zuiden zijn op enkele plekken subtropische vlaktes. Dankzij deze enorme geografische diversiteit, gecombineerd met evenveel klimatologische variatie, kent Bhutan een enorme biodiversiteit en een grote rijkdom aan ecosystemen.
De IUCN (Internationale Unie voor Natuurbescherming) ziet Bhutan als een model voor proactieve natuurbeschermingsinitiatieven. Het koninkrijk krijgt internationale lof voor zijn inzet voor het behoud van zijn biodiversiteit. Besloten is dat minstens 60 procent bosbedekking moet worden behouden. Meer dan 40 procent is aangewezen als nationaal park, reservaat of ander beschermd gebied en recentelijk is 9 procent van het landoppervlak aangewezen voor biodiversiteitcorridors die de beschermde gebieden met elkaar verbinden, waardoor dieren vrij door het land kunnen migreren. Natuurbescherming is een kernpunt in de ontwikkelingsstrategie van het land. Het wordt niet als een aparte sector behandeld, maar is een geïntegreerd onderwerp in de ontwikkelingsplanning en wordt ondersteund door wetgeving. De grondwet van het land vermeldt milieunormen in verschillende secties. Het land heeft een negatieve CO2 uitstoot. De relatief geringe hoeveelheid die het land produceert, wordt ruimschoots gecompenseerd door de enorme bossen.
Dieren als Bengaalse tijger, nevelpanter, zwarte beer, rode panda, herten en apen vinden Bhutan dan ook een prima land om te wonen, al is de kans om ze te spotten hier erg klein. Ook aan vogels geen gebrek, er zijn zo’n 770 soorten geteld.

Kuiflangoer
Van Samdrup Jongkar naar Trashigang
Na dit Bhutan uitstapje terug naar de reis. Vandaag is een bijzondere dag in Bhutan. Het is het Bhutaans nieuwjaar en voor iedereen een feestdag. Alles is dicht en iedereen is vrij. Het nieuwjaar valt niet elk jaar op dezelfde dag, de datum is afhankelijk van de stand van de maan. Als we na de eerste nacht Bhutan om kwart voor zes naar buiten stappen, is het nog helemaal donker, maar al na een kwartiertje is het echt licht. Sonam spoort mooie vogels voor ons op waaronder de felrode kleine scharlaken menievogel en de grote, eveneens erg kleurige grote baardvogel. Tot onze verrassing wijst Sonam op een grote hoop poep. Die is van de olifant, een echte wilde Aziatische olifant. We hadden ons volstrekt niet gerealiseerd dat die hier rondliepen. We zien ook een heel steil olifantenpad en een boom die door de olifanten ontworteld is.
Voor vandaag hebben we een lange rit van 6 à 7 uur voor de boeg voor een afstand van 180 km van Samdrup Jongkar naar Trashigang. Het is een prachtige rit met voortdurend uitzicht op de steile, hoge en beboste bergen. Geen vijf meter weg loopt recht, er zijn voortdurend bochten en of je klimt of je daalt. Sonam is een goede spotter en we stoppen ongelofelijk vaak omdat hij vogels ziet of plekken weet waar je vogels kan zien. Een van die stops is voor een vogel die elke vogelaar wil zien en die je maar op een paar plekjes kan vinden, waarvan dit de beste is. Sonam speurt even en ja hoor, daar zit ie: de prachtboomklever. Zijn onze boomklevers al mooi, deze draagt dankzij zijn uitgelezen kleurenpatroon zijn naam volledig terecht.

Indische honingvogel
Tijdens de lunch blijkt onze gastheer verguld met ons als gasten en legt ons aan alle kanten in de watten. We praten met hem over de moeilijke Covidperiode en het trage herstel van het toerisme in Bhutan daarna. Hij is trots op zijn drie zonen die het allemaal goed doen. Zijn oudste zoon ondersteunt zijn ouders nu financieel. Al pratend komen we op de wereldpolitiek uit. Hij is met alle ontwikkelingen nu bang voor zowel India als China, waar Bhutan als piepklein land tussen zit en we begrijpen zijn ongerustheid.
Rangjung en Radhi
In Trashigang blijven we drie nachten en de eerste dag besteden we natuurlijk aan vogels, maar ook aan een bezoek aan twee dorpjes Rangjung en Radhi. In Rangjung bezoeken we een enorm klooster met 470 monniken. Ze zijn er druk aan het werk, want morgen is er een festival en daarom moeten er vrolijke lampjes en andere versieringen opgehangen worden. Het geheel is van een eigenaar die meerdere kloosters heeft en met donaties kloosters en tempels bouwt. Bij het festival van morgen komen monniken en nonnen van andere kloosters op bezoek. De tempel is gesloten, maar Tchokie gaat op zoek en dan gaat de tempel voor ons open. Sonam heeft ons al gezegd dat in tempels niet gefotografeerd mag worden, maar van de sleutelmonnik mag het wel.
Het is binnen prachtig met vol beschilderde muren, een beschilderd plafond, beelden met verschijningsvormen van de Boeddha en Guru Runpoche (de soort Boeddha die het boeddhisme in de 8e eeuw naar Bhutan heeft gebracht. Daarnaast is er een beeld van Pema Lingpa die ook beroemd en geëerd is. Guru Rinpoche had namelijk door heel Bhutan schatten verborgen die later gevonden moesten worden. Pema Lingpa, geboren in 1450, was als kind al bijzonder en wist razend veel van die schatten te vinden en heeft daarmee eeuwige roem verworven. Als derde staat er een beeld van de eerste koning die volgens de verhalen weer direct afstamt van Pema Lingpa. Sonam, een echte verstandige en goed opgeleide man, vertelt het verhaal over Boeddha en alle mythes zonder een spoortje twijfel, terwijl het echt aantoonbaar niet waar kan zijn – er komen nu eenmaal zelden mensen uit Lotusbloemen.
Hij legt ook uit wat je wel en niet mag doen. Niet wijzen met een vinger, maar met de hele hand, niet aanwijzen met de tenen (schoenen moeten uit) , niet over de heilige boeken heen stappen als ze op de grond liggen en niet ademen boven de offergaven. Als boeddhist moet hij driemaal buigen voor het schilderij van de leermeester, dan driemaal voor Boeddha en vrijwillig offeren waarna hij een klein scheutje saffraanwater krijgt dat hij half opdrinkt om het lichaam te reinigen en voor de helft in zijn haar smeert om boze invloeden af te wenden. Wij mogen ook offeren, maar het belangrijkste is dat je vanuit hart en ziel geeft. Die overtuiging missen we, dus slaan we het offeren maar over.
Onze volgende bestemming is Radhi, dat wel de rijstkom van het oosten wordt genoemd. In de komvormige vallei zijn tot vrij hoog rijstterrassen aangelegd. De rijst is al geoogst, dus op de terrassen staan nu alleen de droge, dode halmen. Nieuwjaarsdag duurt hier twee dagen en dat betekent dat ook vandaag nog iedereen vrij is. Onderweg zien we een groepje mannen die de vrije dag gebruikt om een potje dart te spelen. Dat spelen ze in twee partijen met elk een doel en 30 meter tussenruimte. De puntentelling is niet te volgen, maar als een van de partijen in de roos schiet, komen de mannen in het midden samen en doen een kringdans. Er ligt ook een aantal kleurige sjerpen. Voor elk punt mag je een sjerp om knopen. Alle mannen zijn traditioneel gekleed in de gho. De gho is een lange jurk met in het midden een riem. De jurk wordt hoog over de riem getrokken zodat een grote overbloezende ruimte ontstaat die ze als een zak gebruiken. Alles wat je op een dag nodig hebt, gaat daarin. Onder de gho dragen ze lange zwarte kousen en soms een broek. Je ziet wel mensen in westerse kledij, maar het merendeel loopt in de gho‘s. De tegenhanger van de gho voor vrouwen is de kira. Dat is een enkellange jurk die op de schouders met twee broches vast wordt gemaakt en ook een riem heeft. Vrouwen dragen meestal een bloes onder en een jasje over de kira.
De gho en de kira worden traditioneel geweven in kleurige patronen of strepen. Radhi is bekend om zijn weverijen en in een daarvan zouden we op bezoek gaan, ware het niet dat die op tweede nieuwjaarsdag dicht is. Sonam en Tchokie spreken wat vrouwen aan en een neemt ons mee en laat zien hoe ze – dit keer een egale lap – weeft. Daarna worden we meegenomen naar haar huis en laat ze zien wat ze allemaal gemaakt heeft. Voornamelijk gho’s en kira’s van de prachtigste stoffen (ook van zijde) en met vreselijk ingewikkelde patronen. De mooiste en duurste kosten 5 tot 6 maanden werk; daar betaal je dan ook zo’n 700 dollar voor. Zo leuk om zomaar bij iemand binnen te zijn en het huis te bekijken. Tchokie draagt vrijwel altijd een gho. Voor Sonam is dat met vogelen te onhandig, maar nu we vandaag een tempel bezoeken, moet hij ook een gho aan met daarover een witte lange sjaal. Verplicht kledingvoorschrift voor Bhutanen.
In Trashigang gaan we voor de Trashigang Dzong, ofwel het fort. Gebouwd in 1659, geregeld gerestaureerd en prachtig onderhouden. Dzongs zijn voor tweeledig gebruik. De helft is voor de overheidsadministratie, de andere helft voor Boeddha. Ook hier zijn weer schitterende schilderingen van fantasievolle goden en dieren.
Sakteng
De tweede dag gaan we vanuit Trashigang naar Sakteng en het Sakteng Wilflife Sanctuary. Sakteng ligt in een geïsoleerde vallei op 3.000 m in het uiterste oosten van Bhutan. Het is pas sinds een paar jaar over de weg te bereiken. Voor die tijd kon je er met de auto niet komen. Het is een lange rit die normaal vier uur duurt, maar waar wij met alle geweldige vogelstops veel en veel langer over doen. Ongeveer halverwege de rit gaan we het park in. Sakteng Wildlife Sanctuary is 700 km2 groot en bestaat uit drie onderdelen, waarvan het Sakteng gedeelte het grootste is. Het park is ten dele opgericht om de yeti, hier ook wel mogoi genoemd, te beschermen. Het is een cryptisch wezen wiens bestaan nooit wetenschappelijk is aangetoond, maar waar de lokale mensen vast in geloven. Ondertussen beschermt het park vooral wel bestaande planten en dieren waaronder de rode panda.
Het landschap is zo prachtig met volledig beboste hellingen. We klimmen steeds hoger en komen uiteindelijk in bos dat voornamelijk gedomineerd wordt door eik, spar en bamboe. We zien diep rood bloeiende rododendrons, bloeiende magnolia’s en met korstmos begroeide eiken. We kijken uit naar de rode panda, maar die laat zich niet zien.
We lunchen met uitzicht op Sakteng en gaan na de lunch op bezoek bij het Sakteng Wildlife Centre. Dat centrum is vandaag gesloten, omdat ze hier ook derde nieuwjaarsdag vieren. Maar het hoofd van het district is zo aardig om op zijn vrije dag tijd te maken om ons te ontvangen. We worden zijn kamer binnen gelaten en nemen plaats op de bank tegenover zijn bureau. Zijn vrouw komt gelijk aan met de koffie. De opzichter weet zoveel over het park te vertellen, over de problemen met de nomadische bevolking, over de wildcamera’s waar hij eigenlijk niets aan heeft, omdat door de kou de batterijen te snel leeglopen en ze geen zonnepanelen hebben. Ook vertelt hij dat het stropen aanzienlijk is afgenomen nu de bevolking hier meer mogelijkheden heeft voor scholing en als gevolg daarvan ander werk kan vinden. Er zijn zo’n 70-80 rode panda’s in het park en ze denken dat de populatie groeit. Goed nieuws en boeiend om hier iemand uit de praktijk te spreken.

Uitzicht bij de lunch in Sakteng
De bevolking van Sakteng en het nabij gelegen Merak vormen een aparte etnische groep, de Brokpa. De Brokpa komen oorspronkelijk uit Tibet. Hoe zijn ze hier terecht gekomen? Lang gelegen klaagde de hoofdman van hun dorp over de berg die zijn schaduw te vroeg over zijn dorp liet vallen. Hij stuurde mensen op pad om de berg om te hakken. De mannen werkten hard, maar kwamen niet erg vooruit. Toen verscheen de godin van de berg, die zei dat ze niet handig bezig waren en handiger de klagende hoofdman om konden brengen. Ze organiseerden daarop een festival, nodigden de hoofdman uit en vermoordden hem. De godin van de berg zorgde zo goed voor de mensen dat ze in Bhutan bleven. Een deel trok over de berg naar Merak, de rest bleef in Sakteng.
De mensen hier hebben een half-nomadische levensstijl en leven voornamelijk van hun jaks. Ook hun kleding is anders en volledig gemaakt van jakwol. Het meest opvallend zijn de van zwart jakhaar gemaakte hoeden van de vrouwen met vijf lange, afstekende slierten die fungeren als een soort waterafvoer bij regen. Bij het Wildlife Centre vragen we of we een vrouw mogen fotograferen. Die poseert gewillig, maar lijkt volledig van de wereld door het kauwen van betelnoten. Rik, die volledig helder is, valt in Sakteng nog in een kuil. Hij is zo geconcentreerd op een vogel dat hij een stap teveel opzij doet en in een volstrekt niet verwachte kuil tuimelt. Gelukkig komt hij met de schrik vrij.

Familie in Sakteng: let op de hoedjes
Als we weer vertrekken uit Sakteng vallen we met ons neus in de boter. Vanwege de feestdag houden de mannen een boogschiettoernooi. De mannen dragen hun traditionele van jakhaar gemaakte rode vesten met om hun middel een riem. Ze schieten met grote, zelf gemaakte bogen en lange pijlen vanaf 140 m op een doel. Het is zo’n vrolijk spektakel met gejuich, geroep en gelach. Als iemand het doel raakt, wordt het spel stil gelegd en zingen de mannen, dansend in een kring. Ongelofelijk leuk om daar als toeschouwer getuige van te zijn.

Boogschieten op feestdag in Sakteng
Pas tegen vieren aanvaarden we de lange terugrit en we rijden dan ook een heel stuk in het donker. Mogen we de rode panda gemist hebben, in de duisternis wandelt een schitterende, in panterpatroon getekende Bengaalse tijgerkat langs de weg. Zelfs voor Rik is een foto in het donker door de voorruit van de auto van een lopende tijgerkat teveel gevraagd, maar we hebben hem heel goed kunnen zien. Opnieuw een prachtige dag.
Naar Trashi Yangtse
Vanaf Trashigang rijden we verder naar het noorden naar Trashi Yangtse, dat op 54 km afstand ligt (ongeveer 2 uur rijden). Wij doen er opnieuw aanmerkelijk langer over. De rit is weer prachtig. Op sommige stukken zijn de hellingen begroeid met een grassige vegetatie die vanwege het winterseizoen nog bruinig ziet, en enkele bomen. Andere hellingen zijn dicht bebost. Het verschil in vegetatie komt vooral door de ondergrond en de beschikbaarheid van water. Het weer is anders dan eerdere dagen. Het is bewolkt met af en toe een zonnetje en het waait flink.
Onderweg hebben we culturele uitstapjes. De eerste stop is bij Gom Kora. Gom Kora is een tempel op een heel heilige plek. De oorspronkelijke tempel stamt uit de 10e eeuw, maar de huidige is uit de 17e eeuw. Hij staat nu in de steigers vanwege de nodige restauratiewerkzaamheden. De tempel is niet het belangrijkste van de plek. Achter de tempel is een enorme rots met ernaast de voor boeddhisten heilige bodhiboom. Om die rots moet je heen lopen en dan kom je bij een grot met een kleine, lage opening. In die grot heeft Guru Rinpoche (ongeveer Boeddha) gewoond en gemediteerd. Hoe ze dat weten? In het plafond van de grot zitten twee flinke holtes, één rond en één groter en langgerekter. Dat is de afdruk van het lichaam van Guru Rinpoche. Toen hij zat te mediteren, werd hij aangevallen door een boze geest in de vorm van een cobra die hem wilde bijten. Mediterende Guru Rinpoche schrok zo vreselijk dat hij tegen het plafond schoot en een afdruk van zijn lichaam achter liet. Dat je nooit zulke kuilen in een rots kan maken en dat de kuil van het hoofd niet verbonden is met die van het lichaam doet voor gelovige boeddhisten volstrekt niet ter zake. Maar ja, noem ons een religie die niet gebaseerd is op volledig onwaarschijnlijke sprookjes.
In Trashi Yangtse bezoeken we de Chorten Kora. Chorten betekent stoepa en dat is het ook. De grote, bolle witte stoepa met oogjes bovenaan lijkt sprekend op de stoepa’s zoals je die in Nepal vindt. De stoepa is omgeven door rijen gebedsmolentjes die mensen in het langslopen aanraken. Het leukste zijn de twee gebedsmolens die door een waterrad aangedreven worden. Op het terrein is ook een gebedshal waar we binnen mogen kijken. Eerder onderweg hebben we een crematie gezien, nu zien we dat er voor de overledene veel offers gebracht zijn. Kennelijk is Boeddha dorstig want naast een schaal mandarijntjes bestaan de offergaven vooral uit blikjes fris, flesjes frisdrank en pakjes vruchtensap, alles in groten getale. In het ruitje bij de offertafel hangt een briefje met daarop de naam van de overledene. Sonam vertelt dat na 21 dagen dat briefje verbrand wordt, zodat de dode echt helemaal weg is. Na 4, 7, 14 en 49 dagen zijn er ook rituelen en offergaves voor hem. Dat is omdat je net als bij slapen en dromen, aanvankelijk niet weet dat je dood bent. Dankzij alle offers begeleidt Boeddha de overledene en laat hem aanvaarden dat hij dood is, zodat zijn ziel dat begrijpt en accepteert en niet zomaar rond gaat zwerven. Boeddha heeft geluk dat Bhutan niet zoveel inwoners heeft, anders zou hij overwerkt raken.
Bij de dzong – vroeger fort, nu gedeeltelijk overheidskantoren en gedeeltelijk boeddhistisch klooster – is het vrolijk versierd met kleurige stroken stof. Binnenkort start hier het jaarlijkse festival en op de binnenplaats van de dzong vinden alle culturele optredens met zang, dans en maskers plaats. Alle gebouwen hier zijn prachtig beschilderd, vaak met boeddhistische afbeeldingen, maar ook met draken, bloemen en andere figuren. Hier kunnen we de tempel niet bekijken. De tempel zit op slot en de sleutelmonnik is het dorp in om boodschappen te doen.
Vandaag zijn we uitzonderlijk vroeg bij het hotel (kwart over vier), maar helaas is er geen licht en geen elektriciteit. Flink balen, want nu is er eindelijk tijd om het achterstallige schrijfwerk te doen en ook de batterijen laden niet uit zichzelf op. Dat hoort een hotel gewoon op orde te hebben. Ze beloven om vijf uur stroom, maar uit ervaring weten we dat zulke beloftes niet erg veel waard zijn. We gaan eerst voor een rondje door de stad en zien dan dat in geen enkel winkeltje en in geen enkel huis licht brandt. Niet alleen het hotel zit zonder stroom, het hele dorp is stroomloos en later horen we dat ook de hele vallei geen elektriciteit heeft. Het elektriciteitsbedrijf is iets aan het doen waardoor er twee dagen overdag geen stroom is. Om tegen vijven zien we opeens licht in winkeltjes en ook een enkel brandend reclamebord. Terug in het hotel brandt ook daar het licht. Hier kon het hotel niets aan doen.
De eerste brief is weer vol, maar wat ik zeker nog moet melden voor ik afsluit, is hoe geweldig Sonam en Tchokie zijn. Ze doen echt alles en meer om het ons naar de zin te maken. We hebben vaak picknicklunches en dan worden er stoeltjes en een tafeltje klaar gezet, er wordt thee en koffie ingeschonken en alles wordt ons voorgezet. Denk maar niet dat je een stoeltje op mag ruimen of iets mag doen. Het lukt zelfs vrijwel niet om in of uit te stappen zonder dat de deur voor je open wordt gehouden. Sonam ziet elk vogeltje en blijft geduldig uitleggen waar wij hem kunnen vinden, zelfs als we hem honderd keer niet zien. Ook Tchokie heeft scherpe ogen en speurt naar alles onderweg. We hadden het niet beter kunnen treffen.