[7-2-1998]
Foto: elke dag zien we verongelukte auto's en vrachtwagens.
Vandaag gaan we terug naar Nepal. Route: Varanasi-Kauriram-Gorakhpur-Souauli (India)-Belahiya (Nepal). Tot de grens is het landschap vlak, daarna rijden we nog een half uurtje en komen er bergjes in de verte.
[8-2-1998]
Foto: erfje in Sauraha.
Na het wildkamperen vlakbij de grens India-Nepal rijden we naar Sauraha, aan de rand van het Royal Chitwan National Park.
[9-2-1998]
Foto: mist op de Rapti rivier.
Het laatste onderdeel van deze rondreis is een bezoek aan Chitwan National Park in Nepal. We doen daar het complete pakket, niet alleen bestaande uit wildsafari’s, maar ook met een bezoek aan een lokaal traditioneel dorp. De mensen in het dorp zijn uiterst aardig, en vinden het echt leuk om hun dorp en huizen te laten zien. De huizen zijn groot en hoog, en gemaakt van bamboetakken, afgedicht met een mengsel van rivierklei en koeienmest. De huizen hebben opmerkelijke kleine spleetraampjes (raam is niet juist, er zit geen glas in, het is gewoon een spleetje). We horen dat er drie redenen zijn waarom de ramen zo klein zijn. Ten eerste zijn de mensen bang voor de boze geesten. Die boze geesten kunnen nu niet zien of er mensen binnen zijn, daarvoor zijn de ramen te klein. Tweede reden is dat ook de beren en andere wilde dieren niet kunnen zien of ze binnen zijn (ruiken doen ze het ook niet vanwege de mest in de muren). Verder kan de hete zomerwind niet echt goed door de spleetjes, zodat het binnen wat draaglijker blijft. De bamboe wordt in het Nationale Park geoogst. Elk jaar mag de lokale bevolking twee weken in het park materiaal verzamelen. Helemaal risicoloos is dat niet. Elk jaar vallen er wel een paar slachtoffers door aanvallen van beren of neushoorns. Van tijgers (waar het park het bekendst om is) hebben ze relatief minder last.
[9-2-1998]
Foto: volstrekt ongevaarlijke jonge neushoorns.
In het park zelf doen we ook veel. We worden eerst met kano’s een stuk weggebracht, en wandelen dan terug. We zien tijdens de wandeling met gids (groep van 10 man) niet heel veel wild, maar het is prachtig om er te lopen.
Onze gids werkt al 11 jaar in het park. Als ik vraag of hij zijn werk leuk vindt, antwoordt hij tot mijn verbazing met “Nee”. Hij houdt niet van zijn werk, omdat zoals hij uitlegt de risico’s zo groot zijn en het erg gevaarlijk is. De dag ervoor is hij met een groep van 5 Fransen aangevallen door een neushoorn die op 100m afstand was. Om jezelf te redden is het enige wat je kan doen als een neushoorn je aanvalt heel snel in een boom klimmen. Hij moest eerst de vijf Fransen de boom induwen en kon zelf ternauwernood ontsnappen toen de neushoorn op 10 m was. Hij toont zijn geschaafde arm als bewijs. Vond ik de groep van tien eerst akelig groot, nu ben ik wel blij dat we met z’n allen zoveel herrie maken dat al het wild ons al van ver hoort aankomen en zich uit de voeten maakt. Onze capaciteit op het gebied van bomen inklimmen schat ik niet erg hoog in!
Nog gevraagd naar het waarom van de wandeltochten als het zo gevaarlijk is. Antwoord: omdat de toeristen dat zo graag willen. Je vraagt je af wie er hier nou gek is!
[10-2-1998]
Hoogtepunt van Chitwan is zonder meer de safari per olifant. Op een olifant rijden (vier personen op een soort balkonnetje met een matrasje op de vloer) is al leuk, maar we zien ook heel veel. Vanwege de olifant ruikt het wild ons, zelfs na 10½ week rondreizen, helemaal niet en we kunnen ze echt van heel dicht naderen. We zien een paar keer neushoorns, in totaal wel acht of tien. De Indiase neushoorn ziet er heel anders uit dan de Afrikaanse. Zijn lichaam is bedekt met een soort hoornige huidplaten en hij heeft maar één hoorn en is een slagje kleiner. Met hun logge lijf, grote zware kop en hele kleine oogjes en hun wat stumperig geschuifel tussen de olifanten zien ze er heerlijk dom en prehistorisch uit. Echt geweldig zoveel en zo dichtbij. De dag voor de olifant heb ik een tamme neushoorn geaaid. Tussen de plooien van het pantser voelen ze zacht en warm.
[10-2-1998]
Foto: sambar deer.
Behalve neushoorns zien we vanaf de olifant ook nog veel herten, waaronder een kleine roodbruine die we nog niet eerder gezien hebben. Vanwege het geluid dat hij maakt heet hij barking deer (blaffend hert). Het wemelt ook van de vogels en we zien hele mooie kleine roodborst papegaaien. Naar onze zin is de olifantenrit veel te snel afgelopen. Gelukkig komen we over een paar weken op de ‘terugweg’ van Kathmandu naar Europa weer in Chitwan. Feest!!
[10-2-1998]
Na de ochtendsafari per olifant rijden we naar Kathmandu. Over twee weken beginnen we aan een nieuwe trip met Dragoman, namelijk van Kathmandu naar Europa. De tussenliggende twee weken gaan we zelf op stap in Nepal.
Onderweg naar Kathmandu lunchen we op een mooie plek aan de rivier bij het Blue Heaven Restaurant. Daar proberen ze weer eens te profiteren van het feit dat mensen gemiddeld niet zo goed kunnen rekenen en wel goed van vertrouwen zijn. Dit fenomeen maken we overigens op veel plaatsen in de wereld mee. Het toeval (?) wil dat 'rekenfouten' altijd in het nadeel van de klant zijn. Zelf hebben we becijferd dat onze lunch 151 rupees kost. De ober krabbelt bij het afrekenen iets onzichtbaar op een blocnote'je en zegt dan 180. Laat eens zien, zeggen we. Dat doet hij niet, maar hij wil het wel overtellen. Dat levert 170 op. Laat eens zien: ja hoor, voor twee van de gerechten heeft hij een hogere prijs genoteerd. We geven hem afgepast 151 en een vuile blik, de kleine krabbelaar.
Voor de politieke correctheid: deze manier van afrekenen komt overal voor. In de jaren 80 en 90 aten we regelmatig op het Amstel Station in Amsterdam. Daar liepen twee oudere obers die de rekening ook nooit specificeerden en in 100% van de gevallen een te hoog totaalbedrag noemden. Ook al wisten ze dat je dat door had en ze steevast corrigeerde, toch werd er elke keer weer een te hoog bedrag gevraagd.