[9-1-1998]
We gaan van Mysore in tweeënhalf uur naar Sravanabelagola. Daar doen we de trap van Mysore dunnetjes over: 600 treden naar een Jaïn-tempel met een gigantisch groot beeld van de tempelgod Lord Gomateshwara.
[9-1-1998]
Foto: deel van Channekeshava Tempelcomplex in Belur.
Op 9 en 10 januari bezoeken we in Halabid en Belur twee Hoysala tempels met een ongelofelijke hoeveelheid beeldhouwwerk: dieren, goden, mythische figuren en uitbeeldingen van verhalen over de Goden. Het Hindoeïsme spreekt wel tot de verbeelding. Wat te denken van de olifantensmijter. Die is zo sterk dat hij met olifanten kan gooien (en ze dan om een onduidelijke reden doodgooit). Om aan te geven hoeveel olifanten hij wel niet kan verwerken is boven de stapel weggesmeten olifanten een rij wolkjes te zien. Zo hoog is de stapel al.
Ook het veelvuldig afgebeelde mythische beest (naam ook vergeten) samengesteld uit zeven dieren spreekt wel aan. Hij heeft de bek van een krokodil, de slurf van een olifant, poten van een leeuw, staart van een pauw, oog van een aap, oren van een varken of paard, en lijf van een paard of varken (weet niet zeker wat varken en wat paard is).
[10-1-1998]
Foto: Jog Falls.
Na Halebid rijden we via Shimoga naar de Jog Falls. Het landschap wordt langzaam aan droger met wat cactussen. Nog wel steeds overwegend groen. Smalle, slingerende wegen.
Het is bij de Jog Falls een lange afdaling naar beneden via een zigzag-trap met ongelijke treden, bezaaid met afval, voornamelijk Frooti drinkpakjes. Het laatste stuk naar de waterval gaat over grillige, grote stenen.
[11-12-13 januari 1998]
Foto: witte kerk in Old Goa.
Vanuit Mysore bereiken we na de derde rij- en uitstapjesdag Goa om kwart voor 7 ‘s avonds. Als we op de kamer komen, blijkt die nog niet gedaan te zijn. De moeder van de eigenaar logeert er, en moet nu voor ons van de kamer af. Na de nachten wildkamperen willen we graag een douche, dus we proberen wat haast te zetten achter moeders verhuizing en de schoonmaak, en het resultaat mag er zijn. Na 5 à 10 minuten marcheert een leger van vier man onder aanvoering van moeders zelf naar binnen om het bed te verschonen, etc. Even later komen er nog twee die in de badkamer verdwijnen. Mogen ze niet snel werken, ze zijn wel druk bezig en na een poosje is het bed schoon, de badkamer erg nat en aardig schoon, en de kamer een klein beetje schoon. Nog geïnformeerd naar moeders slaapplaats, maar voor haar is iets geregeld. Zulke aparte attracties biedt toch niet elk hotel.
Goa is lange tijd een Portugese enclave geweest, en dat is aan veel dingen te merken. De Portugezen hebben driftig bekeerd, zodat er in Goa veel Christenen en veel wit gepleisterde kerken zijn. De sfeer in Goa is ook anders dan in de rest van India. Goa is pas in 1987 een staat van India geworden, en was daarvoor onderdeel van een territoriale Unie. Qua ontwikkeling en economie doet Goa het aardig goed (laag analfabetisme, redelijk gemiddeld inkomen e.d.). Toerisme is één van de belangrijkste inkomstenbronnen. Bij toeristen is Goa geliefd vanwege zijn palmstranden, zon, zee en relaxte sfeer. Natuurlijk zorgt het toerisme voor de nodige problemen.
Baga, de plaats waar wij zitten, is een volledig door toerisme verpeste badplaats, die niets meer met India te maken heeft. De commercie stort zich met massa’s souvenirs, eettentjes, restaurants (die reclame maken voor hun Westerse voedsel) en taxi’s op de toeristen. Het strand ligt vol Westers bloot, dat zo snel mogelijk in de zon bruingeroosterd wordt. Water is een ernstig probleem, er is een groot tekort voor normaal gebruik (rijstvelden), doordat dure hotels grote zwembaden aanleggen en de Westerse toeristen in verhouding veel te veel water verbruiken. Maar zoals overal geldt: geld is geld, dus iedereen in Goa probeert een graantje mee te pikken.
[12-1-1998]
Omdat wij niet van strand houden, gaan we de eerste Goa-dag naar Panaji (soort handelscentrum) om een vergunning te regelen voor een vogelreservaat dat we de tweede dag willen bezoeken. Daarna bekijken we oud-Goa, waar veel mooie kerken, kathedralen en ruïnes zijn.
De vergunning voor het reservaat moeten we halen bij het ‘Forest Department’. Na enige moeite vinden we het gebouw waar ze moeten zitten, en na een keer of wat doorsturen belanden we in een kamertje op de derde verdieping waar het ‘Forest Department’ blijkt te zitten. Nee, een vergunning hebben we niet nodig, we mogen er zo naar toe. Geeft niet, altijd leuk zo’n bezoekje om te kijken hoe zo’n afdeling (vooral niet) georganiseerd is. Bovendien krijgen we een prachtig boekje mee over de wildparken van Goa met bijna verbleekte foto’s, wat achterhaalde informatie en volledig doorgeroeste nietjes. We worden wat achterdochtig naar de juistheid van het telefoonnummer dat het boekje noemt: ‘39’. Dat blijkt inderdaad niet goed te zijn. Er is helemaal geen telefoon meer.
Het vogelreservaat hebben we uiteindelijk nooit bereikt. We reizen eerst met bus en ferry naar een eiland. Vanaf daar moeten we met een bootje naar het reservaat. Voor dat bootje (privé-bootje) vragen ze een voor hier belachelijke prijs (meer dan vier keer zoveel dan een tien uur durende busexcursie). Op zich is het voor ons wel een betaalbaar bedrag, maar aan dat soort praktijken beginnen we niet. In plaats van het reservaat het eiland bekeken, en vanaf de vaste wal ook nog vogels gezien. Zo worden veel dagen anders dan je denkt, maar eigenlijk altijd leuk.