Rondzendbrieven Sri Lanka en India 2019 > rondzendbrieven > brief 3: natuur in centraal en zuid Sri Lanka
Derde rondzendbrief Sri Lanka-India 2019

Derde rondzendbrief Sri Lanka-India 2019

[Verzonden op 27-2-2019 vanuit Galle]

Udawattakele Forest Reserve

De vorige brief ben ik geëindigd met de ceremonie in de tempel van de tand in Kandy. Maar we blijven nog een dagje in Kandy om – met gids – naar het Udawattakele Forest Reserve te gaan. Leuk genoeg is Vimukthi, onze goede vogelgids van het begin, weer onze gids. In de stad pikken we niet alleen Vimukthi op, maar ook Danouskha die baas van Vimukthi en Sanjaya is en ons graag een keertje wilde ontmoeten. Prima hoe meer gidsen, hoe beter. Het Udawattakele Forest Reserve is een historisch bosreservaat van 104 ha op de heuvels direct boven Kandy stad. In het Kandy koninkrijk was het bekend als Uda Wasala Watta dat ‘tuin boven het koninklijk paleis’ betekent. Het park werd als koninklijke tuin gebruikt en de vijver werd gebruikt om in te baden. De tuin was verboden voor publiek. Het gebied dat bestaat uit dicht bos, is beroemd om zijn vele vogels, maar er is ook een grote variëteit aan planten, vooral lianen, struiken en kleine bomen. Vogels kijken kost hier best moeite, want het nadeel van een dicht bos is dat er veel bomen staan, waardoor je de vogels lastig ziet en het er behoorlijk donker is. Bovendien zijn de hellingen steil en de bomen hoog, zodat je al gauw een stijve nek krijgt.

Moet je doorgaans vroeg opstaan om vogels te zien, hier slapen ze kennelijk uit, want de eerste uren zien we relatief weinig. Dat ligt dit keer niet aan ons, ook de gidsen zien weinig en wat ze zien zit zo hoog en ver weg, dat je niet meer dan een silhouet ziet. We horen overigens meer dan genoeg vogels, maar ze spelen verstoppertje. Later op de ochtend komt het helemaal goed en zien we weer prachtige vogels, een muntjak (hertje) en apen. De hoofdprijs van vandaag gaat zonder meer naar de pitta. Pitta’s zijn vogels met een bijzonder uiterlijk en met een heel kleurig verenkleed die bij voorkeur in de ondergroei van het bos scharrelen en doorgaans erg schuw zijn. Vandaag is pitta in een uitzonderlijk goede bui en heeft zo ontzettend veel geduld met die twee stumpers die maar voortdurend over hem heen kijken, terwijl hij al zo lang stil is blijven zitten voor de foto. Ik hoopte zo dat ik de pitta zou zien en deze heeft dat helemaal begrepen. Na een hele lange ochtend keren we volledig tevreden weer terug en ‘s middags lopen we nog een rondje langs het meer van Kandy en bekijken nog wat tempels rondom de tempel van de tand.

Elk hotel heeft wel wat en ons hotel in Kandy heeft levende muziek De eerste avond een bandje met vier gitaristen en de tweede avond een clubje van drie met een accordeon. Het ligt aan ons, maar voor ons hoeft dat niet en ze hebben ook nog de onhebbelijke gewoonte om aan je tafel te komen spelen terwijl je eet en dus niet weg kunt. De eerste avond hebben we ze weten te ontlopen, maar de tweede avond schuift het drietal naar onze tafel om te vragen wat we willen horen. Waar Rik het vandaan haalt weet ik niet, maar hij zegt uiterst vriendelijk dat we inderdaad prijs stellen op hun muziek, maar dat we het liefst luisteren op afstand en of dat een bezwaar is. Dat helpt afdoende, want ze verdwijnen vervolgens helemaal.

Peradeniya botanische tuin

Voordat we Kandy definitief achter ons laten, gaan we nog naar de Peradeniya botanische tuin. Het is de grootste botanische tuin van het land, beroemd om zijn orchideeën en herbergt meer dan 4.000 planten. De oorsprong van de botanische tuin gaat terug tot 1371 toen koning Wickramabahu III de troon besteeg en zijn hof vestigde in Peradeniya, dicht bij de Mahaweli rivier. Het basisidee voor de botanische tuin kwam in 1821 van Alexander Moon, die de tuinen gebruikte voor koffie en kaneelplanten. In 1843 werd het officieel een botanische tuin met planten uit andere tuinen. En alhoewel de tuin een belangrijke functie had als botanische tuin, bleef ook productie van thee en later van rubber van belang.

De tuin is echt prachtig en heel erg goed verzorgd. Nergens zie je verwelkte bloemetjes, overal staan naambordjes bij en het is een genot om er rond te lopen. De orchideeënkas staat vol prachtig bloeiende orchideeën, er is een varenhoek en een galerij met immens grote bomen die al heel erg oud zijn. Er is ook een hoek waar belangrijke personen een boom geplant hebben. Yuri Gagarin, de Russische ruimtevaarder, heeft een boom met prachtige oranje bloesem geplant. Natuurlijk zien we er ook leuke vogeltjes, want die houden wel van zoveel groen bij elkaar.

Kitulgala

We hebben een prachtige rit door de bergen en genieten van de uitzichten onderweg. Om kwart voor drie zijn we op onze nieuwe plek voor twee nachten, ‘Rafters Retreat’ in Kitulgala. Denk niet dat wij opeens sportieve rafters zijn geworden. Daarvoor zijn we hier niet, we gaan vanaf hier naar het Kitulgala Rain Forest. We zitten op een prachtig plekje aan de rivier met een open restaurant met uitzicht over de rivier. Onze kamer heeft geen ramen, maar is aan de rivierkant gewoon open. Voor ‘s nachts kan je een rieten mat naar beneden laten, maar echt dicht kan de kamer niet.

Omdat ik al een prachtig vogeltje in de bomen langs de rivier gezien heb, gaan we naar het restaurant waar je een beter uitzicht hebt dan vanuit de kamer. Het is al erg donker en niet veel later begint het te spatten. We horen in de verte onweer en de regen zet door. Het onweer zit recht boven ons en angstwekkende harde donderslagen overstemmen knetterend het kletterende lawaai van de regen en het geluid van de kolkende rivier. De overkant van de rivier is door de regen niet meer te zien. Zelfs ver van de overkapping komen de regenvlagen nog het restaurant binnen, dus fototoestel en kijker bergen we veilig weg. Maar ons rieten scherm voor de open kamer is ook niet dicht, dus we vrezen dat het ook daar inregent. Terwijl Rik de camera’s beschermt, onderneem ik met Riks paraplu de overtocht. Het plaatsje dat ik over moet is een pierenbadje geworden, dus sokken, broek en slippers zijn doorweekt. Op de kamer is het kurkdroog en als het scherm naar beneden is, stikdonker, want de stroom is uitgevallen. Ik zwem weer terug naar het restaurant en daar zitten we dan samen, allebei op een stoeltje op een zo droog mogelijke plek te wachten op betere tijden. Steeds lijken de regen en het onweer af te zwakken om dan met hernieuwde energie opnieuw los te barsten. Uiteindelijk lukt het na twee uur om – sokken uit en broekspijpen opgestroopt – de kamer te bereiken als de regen even iets minder is. Het licht doet het inmiddels weer – even niet, maar dat is weer snel hersteld – en zo zitten we gevangen op de kamer te hopen dat we straks een beetje droog naar het avondeten kunnen komen.

Ook naaar Kitulgala gaat Vimukthi weer mee als onze gids. We gaan de hele dag op pad, dus na een vroeg ontbijt gaan we met lunchpakket op vogeljacht. Om bij het Makawanda Forest Reserve, onderdeel van het Kitulgala Rain forest, te komen, moeten we eerst met een pontje de grote Kelani rivier oversteken. Het park ligt in de natte zone en krijgt tweemaal per jaar tijdens de jaarlijkse twee moessons, regen. Dat zorgt voor de overvloedige, groene vegetatie, de grazige bergen en de indrukwekkende Kelani rivier met stroomversnellingen. Het 1.155 ha grote reservaat bestaat uit secundair laaglandbos dat geleidelijk overgaat naar grotere hoogte. Het regenwoud biedt onderdak aan veel endemische (alleen in Sri Lanka voorkomende) soorten dieren en planten. We lopen eerst door een klein dorpje met heel simpele hutjes met rondom theeplanten. Na korte tijd komen we bij de toegang van het park dat opnieuw op een steile helling ligt.

Hagedis in Makawanda Forest Reserve, Sri Lanka

Hagedis in Makawanda Forest Reserve, Sri Lanka

We hebben inmiddels de tempelsokken verwisseld voor de bloedzuigersokken. Vond Boeddha het wel fijn dat we tempelsokken droegen, de bloedzuigers zijn helemaal niet blij met onze sokken en dat is ook precies de bedoeling. De voet van de sok bestaat uit dunne stof, daarboven gaat dat over in een soort regenbroekstof. Net onder de knie zit een veter waarmee je de sok over je broek dicht kan knopen. Vindt bloedzuiger je schoen en kruipt hij omhoog, komt hij op het gladde plastic van de sokken waar hij hopeloos op uitglijdt. Maar, bloedzuiger is niet voor een gat te vangen. Haal ik er onderweg een stuk of tien, twaalf van handen en armen als ze alleen nog maar met hun mondje aan me vastgezogen zitten en nog niet hun tandjes in mijn vel hebben gezet, Rik nemen ze gemener te pakken. Een viezerik kruipt zonder iets te zeggen in Riks broek en zijn aanwezigheid merken we pas op als Rik een ernstig uitziende, grote bloedvlek in zijn broek heeft. Als Rik in onderbroek op het pad staat voor noodzakelijk onderzoek, blijkt de gluiperd met de noorderzon vertrokken. De pleister die we op de wond plakken, helpt niet. Bloedzuiger heeft flink huisgehouden en zoveel bloedverdunner gebruikt dat Riks broek er bepaald onfris uit gaat zien. Het lijkt er op dat we twee nieuwe broeken net op tijd aangeschaft hebben. Naast de niet welkome bloedzuigers zien we gelukkig heel veel mooie dingen. Niet alleen vogels, want in het dichte regenwoud zijn vogels moeilijk te spotten en als Vimukthi ze vindt, lukt het ons lang niet altijd om ze ondanks zijn geduldige aanwijzingen, ook te vinden. Maar we zien ook leuke skinks (een soort hagedis met een slangachtig hoofd), fantasievol gekleurde hagedissen en veel, heel veel prachtige vlinders. Topper van vandaag is een bijzonder zeldzame koekoek, die endemisch is voor Sri Lanka en die Vimukthi ook nooit eerder heeft gezien.

De parkwachter heeft Vimukthi verteld dat hij ook vandaag regen verwacht en dat die zo tussen half drie en drie uur begint. Met de regen en vooral met het onweer van gisteren wil je absoluut niet in de jungle zijn, dus we zorgen ervoor dat we om even over half drie weer terug zijn bij het hotel. Dat is maar goed ook, want de lucht is al flink grijs en als we een kwartiertje op de kamer zijn, rommelt het onweer en begint het te regenen. Weliswaar iets minder erg dan gisteren, maar geen weer om buiten in de jungle te vertoeven.

Nuwara Eliya

We zwaaien de bloedzuigers en de rafters gedag om naar het bergland van Sri Lanka te gaan. De rit is prachtig met fraaie uitzichten onderweg en na een paar uur rijden zijn we in Nuwara Eliya dat op 1.868 m ligt. De stad werd in de 19e eeuw gesticht door Samuel Baker, de ontdekkingsreiziger die het Albert meer in Afrika vond en op zoek was naar de bron van de Nijl. Dankzij het koele klimaat was het een bergstation waar de Britten op een aangename manier – met jacht op vossen, herten en olifanten, polo, golf en cricket – hun vrije tijd door konden brengen. Het is er niet alleen koeler, maar ook natter. Tijdens ons bezoek aan de Hakgala botanische tuin – die een stukje buiten de stad ligt – moeten we de paraplu’s gebruiken. Deze botanische tuin is kleiner en minder goed bijgehouden dan die bij Kandy. Wat wel heel mooi is, is de varentuin, waar immense boomvarens met een ondergroei van andere varens een heel aparte en mysterieuze sfeer geven aan het donkere stukje varenbos.

Terug van de tuin willen we nog even de stad in om naar het Victoriapark en de stad zelf te gaan. Als we de deur uitlopen, staat J. al klaar om mee te gaan. Hij gaat vogels voor ons zoeken. Heel lief bedoeld, maar we willen nu gewoon even rustig samen naar de stad. Hoe aardig hij ook is, af en toe willen we gewoon samen iets kunnen doen. Maar hoe wimpel je iemand die het zo goed bedoelt af zonder kwetsend te zijn? Nadat echt duidelijk wordt dat hij mee wil, zeg ik uitermate vriendelijk dat het heel aardig is, maar dat hij al veel gewerkt heeft vandaag en dat hij nu even rust moet nemen en dat we het echt redden samen. Gelukkig werkt dat en kunnen we samen de stad in. Zowel de aanleg van het Victoriapark als een aantal gebouwen in de stad ademen nog de Engelse koloniale sfeer, maar het avondmarktje maakt duidelijk dat we toch echt in Sri Lanka zijn.

Horton Plains

Nuwara Eliya is de uitvalsbasis van Horton Plains National Park en daar gaan we de volgende dag heen. Horton Plains National Park is een beschermd gebied in het centrale hoogland van Sri Lanka en is begroeid met berggrasland en nevelbos. Het plateau op ruim 2.000 m is rijk in biodiversiteit en veel van de soorten hier zijn endemisch. De steile afgrond World’s End en de Baker watervallen zijn de belangrijkste toeristische attracties van het park maar die missen we want Vimukthi gaat weer mee en we besteden de tijd aan het zoeken van vogels, andere dieren en planten. Groot nadeel in Horton Plains is dat we er op een volstrekt verkeerde dag zijn. We zijn er op een maandag en denken de weekenddrukte te missen, maar als we bij de ingang komen, schrikken we ons een hoedje. Het is er druk, druk, druk. Waarom is het zo druk? Morgen is het Puja dag en geeft Boeddha een feestje en is iedereen vrij. Omdat dat op een dinsdag is, nemen veel mensen de maandag ook vrij om een lekker lang weekend te hebben en gaan dan kennelijk naar de Horton Plains. Het is echt zo druk als het Vondelpark op een mooie zomerse zondag. Heel zonde, want er zijn vogels die je alleen hier kunt zien en natuurlijk moet je altijd afwachten wat je wel en niet ziet, maar in een file van luid pratende mensen neemt de kans op vogels toch behoorlijk af.

Purple faced Langur in Horton Plains, Sri Lanka

Purple faced Langur in Horton Plains, Sri Lanka

Vimukthi doet echt zo zijn best, om steeds te bedenken wat we het beste kunnen doen en wonder boven wonder zien we toch nog heel wat. Het bos hier is totaal anders dan alles wat we eerder gezien hebben. Het regent hier veel en tussen de bergen blijft een groot deel van het jaar een hardnekkige mist hangen. Daardoor is het hier behoorlijk vochtig met een hoge luchtvochtigheid en kan er nevelbos ontstaan. Het bos is zo mooi met knoestige bomen, die niet eens zo erg hoog zijn, maar kronkelige stammen hebben met alleen bovenin blad. De meeste bomen hebben kleine blaadjes en alle bomen zijn begroeid met lange mos- en korstmosslierten en zitten vol epifyten (planten die op andere planten groeien), zoals orchideeën. Verder staan er veel hoge rododendrons die een natuurlijk onderdeel van de vegetatie vormen. Ook staat er dwergbamboe. Een bamboesoort met zulke kleine blaadjes en dunne stengeltjes en zo veel lager dan andere bamboesoorten, dat onze verwende reuzenpanda’s er hun neus voor zouden ophalen. Twee prachtige apen (purple-faced langur) geven werkelijk een show. We zien ze eerst alleen doordat de struiken bewegen, maar dan komen ze tevoorschijn en zitten lekker van de struiken met vruchten te eten. Vanuit het park rijden we naar een gebied erbuiten met ook het mooie nevelbos waar niemand is en waar we na heel veel moeite een fraai gekleurde Sri Lankaanse duif spotten.

Ella

We worden afgezet bij het station van Ohiya waar we op de trein naar Ella stappen. Het is een leuke rit langs af en toe diepe dalen en langs heel veel theeplantages. Het laatste stuk dalen we af naar Ella dat op 1.040 m ligt. Als ik even op het balkon bij de conducteur ga kijken, waar je beter uitzicht hebt, knoopt de conducteur meteen een praatje aan. Hij wil weten wat het ding om mijn nek – de verrekijker – is en er door kijken. Vervolgens zet hij de verrekijker aan zijn ogen en ziet zo het landschap of een hoge graswal of rotswand direct langs het spoor aan zich voorbij flitsen. Ik betwijfel of hij op deze manier erg enthousiast geworden is voor het gebruik van verrekijkers. Hij wil weten waarom ik geen fototoestel heb en wat mijn kijker gekost heeft. Als Rik later komt, moet die mee om de machinekamer te bekijken. Hij is per slot man en heeft daar natuurlijk veel verstand van.

Ella is een kleine plaats in een mooie, groene, bergachtige omgeving met bos en vooral theeplantages waar je goed kan wandelen. Om wat voor reden dan ook is het een echt backpackers oord en voor het eerst merken we aan een plaats zelf dat die toeristisch is. In de hoofdstaat is het ene na het andere op westerse toeristen gebaseerde restaurant, vrouwen in mooie kledij vragen of je – tegen betaling – een foto wilt maken en we komen zelfs het backpackers hostel tegen dat in de jaren zestig is blijven hangen. In Ella hebben we een dagje voor onszelf en een mooi dagje om te wandelen. We beginnen met Little Adam’s Peak. Little Adam’s Peak is een piramidevormige rots die tegenover Ella Rock staat. Tussen beide rotspieken is een diepe groene kloof, de Ella’s Gap. De geleidelijke klim naar boven gaat over een prachtig pad met op het laatste stuk hoogtevreesvriendelijke trappen en voert vooral door theeplantages. We hadden in deze toeristische plaats wel verwacht Sri Lankaanse Volendammers in de theevelden aan het werk te zien, maar waarschijnlijk vieren die allemaal Boeddha’s Puja. Er zijn wel vrouwen die op de foto willen, maar thee plukken, ho maar. Vanaf de top van Little Adam’s Peak heb je een uitzicht van 360° en het uitzicht op Ella Rock en Ella Gap is prachtig. We hebben echt geluk, want volgens onze informatie hangt er altijd een hardnekkige mist die het uitzicht belemmert, maar ook de mist viert als wij er zijn kennelijk Puja.

Later op de dag lopen we naar de Nine Arch Bridge, een ongelofelijk hoge brug over een diep ravijn met zoals de naam al doet vermoeden negen bogen. De brug is gebouwd tijdens de Britse koloniale periode en staat midden tussen de theeplantages en bananenbomen. De brug is volledig gebouwd met stenen, bakstenen en cement dus zonder een enkel stukje staal. We wachten – met veel andere mensen – tot er een stoomtrein langzaam stampend over de hoge brug rijdt. Een mooi gezicht. Grappig is dat we bij de brug dezelfde Nederlanders tegenkomen die we eerder gesproken hebben toen we naar een vogel stonden te kijken. Dat zijn niet de enige bekenden vandaag. We komen ook een echtpaar tegen dat een tijdje geleden op dezelfde boot terug van Delft Island naar Jaffna zat te wachten.

Yala

We laten Ella en de bergen achter ons af en dalen weer af naar de hitte op zeeniveau om naar Tissamaharama te gaan. Van daaruit gaan we naar Yala Nationaal Park. Yala Nationaal Park is het meest bezochte en op een na grootste nationale park van Sri Lanka. Het park is vooral bekend vanwege de zoogdieren. In Yala komen diverse ecosystemen voor, variërend van vochtig moessonbos tot zoetwater en mariene wetlands. In het gedeelte waar wij zijn, bestaat de begroeiing vooral uit open bos en savanne-achtige graslanden met lage struiken. Het park ligt in de droge semi-aride klimaatzone en de meeste regen valt tijdens de noordoost moesson. Na de moesson is er water in overvloed, maar tijdens het droge seizoen zijn de diverse tanks, waterpoelen en lagunes, belangrijk als waterbronnen voor olifanten, waterbuffels en alle andere dieren.

Vooraf hadden we zo onze twijfels over Yala park vanwege de negatieve verhalen die we van diverse kanten gehoord hadden. Per dag mogen 500 jeepjes het park in, zodat je steeds in file rijdt, de jeepjes jagen de dieren op en als er wat te zien is, staan er zoveel jeepjes tegelijk dat het niet leuk meer is. We hadden ons geen zorgen hoeven maken. Misschien komt het omdat wij een middagsafari hebben, maar we hebben echt geen last van de drukte. Natuurlijk zijn we niet de enigen hier en kom je geregeld een ander jeepje tegen, maar net als in Wilpattu verspreiden de jeepjes zich in het park. Onze chauffeur heeft totaal geen haast, jaagt echt niets of niemand op en we zien echt prachtige dingen. De ‘grote’ zoogdieren als olifant, luipaard en beer, zien we niet, maar we zien wel veel herten, wilde zwijnen, grote krokodillen en dankzij onze nieuwe vogelgids Rabbie, ook de fraaiste vogels. Zagen we bij Wilpattu hoe meneer Pauw zijn best deed, terwijl mevrouw Pauw er volledig koud onder bleef, hier zien we een dame die duidelijk voor de mannelijke charmes gevallen is en nu druk doende is om drie kleine, onverzadigbare pauwenmondjes te vullen. Het park ligt aan de Indische Oceaan en is ernstig getroffen door de 2004 tsunami. Aan de kust zien we nog de fundamenten van een hotel dat een flink eind van zee af, volledig door de tsunami is vernietigd met veel doden als gevolg.

Krokodil in Bundala National Park, Sri Lanka

Krokodil in Bundala National Park, Sri Lanka

Tissa Wetlands en Bundala

Tissamaharama ligt vlak bij de Tissa wetlands en bij Bundala Nationaal Park en daar gaan we de volgende dag heen. Nadat we eerst samen vogels gekeken hebben bij de Tissa wetlands, klimmen we weer in onze jeep van gisteren om naar Bundala Nationaal park te gaan. Bundala is het broertje van Yala, maar dan veel minder bekend en minder bezocht. Het spotten van grotere dieren is in Bundala moeilijker, maar Bundala is een paradijs als je van vogels houdt, zeker in deze tijd nu er wintergasten op bezoek zijn. Bij de toegang stapt parkranger Rankhe in, die alle vreselijk op elkaar lijkende steltlopers – die je hier goed dichtbij kan zien – uit elkaar kan houden. We rijden over smalle dijkjes tussen het water door en genieten hier echt. Naast vogels zien we ook veel aapjes en grote krokodillen met hun bek wijd open.

Lachstern met te grote vis in Bundala National Park, Sri Lanka

Lachstern met te grote vis in Bundala National Park, Sri Lanka

De hoofdprijs gaat vandaag naar de visarend die met een net gevangen vliegende vis in zijn poten overvliegt en die in een boom op gaat zitten peuzelen. Maar ook de stern die een reusachtige vis gevangen heeft en net voor ons op het pad hopeloos met de de veel te grote vis zit te stumperen, verdient een prijs. Hij probeert de te dikke vis door te slikken, maar dat past echt niet. Hij laat hem los, pikt erin – hij lijkt lekker te smaken – maar krijgt er totaal geen vat op. Opnieuw probeert hij hem door te slikken, maar aangezien vis niet kleiner is geworden en zijn bek niet groter, blijft het resultaat teleurstellend voor de stern. Na een poging of vijf geeft hij op. Hij gooit de vis opnieuw op de grond en vliegt weg. Eervolle vermelding gaat naar de twee schildpadden. Aan de handelingen te zien probeert een mannetje te paren met een vrouwtje dat rustig blijft liggen. Manlief lijkt nog niet echt ingevoerd te zijn, want hij beklimt het vrouwtje vanaf de zijkant. Omdat dit niet oplevert wat hij verwacht, zakt hij weer af om het aan de andere zijkant opnieuw te proberen. Als hij bijna boven is, wordt de gestapelde schildpad topzwaar, kantelt en gezamenlijk tuimelen de schildpadden met een plons in het water. Zo grappig om te zien.

Naar Udawalawe

Vanaf Bundala gaan we richting Udawalawe waar we morgen weer op safari gaan. Onderweg passeren we het dorpje waar de familie van J’s vrouw woont. Het huis van de broer slaat hij over, maar bij het huis van de zuster stopt hij even. Of wij soms thee of koffie willen? Natuurlijk gaan we even mee om gedag te zeggen. Als we ons bukken om de schoenen uit te doen – iedereen doet hier binnen zijn schoenen uit – mag dat niet. Het is geen tempel, dus geen probleem. We mogen plaatsnemen in de luxe stoelen en we zitten in een kamer met marmeren vloer, veel stoelen en tv. De dochter komt aan met een ventilator en de zuster komt met de thee. De zwager is gelijk op zijn brommer verdwenen en komt terug met een plastic tasje met boodschappen. Niet veel later weten we wat de boodschappen waren. Er wordt een enorme schaal bananen voor ons neergezet en een pak koekjes open gemaakt. J. laat zien dat ze een tomatenveld hebben en plukt voor ons een tomaatje. Na de thee mogen we het kantoor van de zuster bekijken. De zuster heeft een belangrijke taak in het dorp. Zij registreert alle huwelijken, geboortes en overlijdens. Dat doet ze in een gigantisch boek met drie identieke invulformulieren met scheurrand naast elkaar. Het linkse formulier is voor de regering, het middelste voor de provincie en het rechter krijgt de geregistreerde persoon mee. Omdat er natuurlijk niet met de registratie gerommeld mag worden, ligt het boek in een van regeringswege verstrekte metalen kast met slot en zuster moet de sleutel van de kast zorgvuldig bewaren. De zwager is verantwoordelijk voor de postverwerking in het dorp. Erg leuk zo’n ongepland familiebezoekje.

Na een niet al te lange rit komen we aan bij Udawalawe waar we langs het park rijden om bij ons hotel in het dorp te komen. Het hele park is afgezet met stroomdraad vanwege de olifanten. Tot vier keer toe zien we een olifant vlak bij het hek staan. Waarom staan ze daar? Langs de weg kan je fruit kopen om dat aan de olifanten te voeren. Olifanten zijn natuurlijk ontzettend intelligent en hebben snel door dat je langs de weg grote kans hebt op een gemakkelijk te scoren lekker hapje. En alhoewel ik graag dieren eten mag geven, doen we hier maar niet aan mee. Olifanten zijn niet geslaagd als huisdier en bovendien bevat al het fruit (banaan, watermeloen, ananas) veel meer suiker dan hun natuurlijke voedsel. Een Sri Lankaanse vader met zijn twee kinderen voert wel een plastic tas vol fruit aan de olifant. Als de tas leeg is, loopt hij weg en langs de weg gooit hij het plastic tasje in de berm. Ik tik hem aan en leg in gebarentaal uit dat als de olifant het tasje te pakken krijgt en opeet, hij ziek wordt en dood gaat. De man pakt gelijk zijn tasje (en een ander tasje) op, knikt begrijpend, lacht naar me en we steken allebei ons duim op. Het plastic tasje gaat nu mee terug. Zo heb ik mijn bijdrage aan de natuureducatie voor vandaag ook weer geleverd.

Korte safari in Udawalawe Nationaal Park

Het Udawalawe Nationaal Park, 30.821 ha groot, is in 1972 opgericht, nadat het Udawalawe reservoir – een groot stuwmeer met een dam – was aangelegd. Het is ontstaan om de dieren die verdreven werden door het reservoir en de stuwdam, onderdak te bieden en om het stroomgebied van het reservoir te beschermen. Udawalawe ligt op de grens van de natte en de droge zone in Sri Lanka. Het landschap is voornamelijk vlak en bestaat uit moerassen rondom het reservoir, grasland en bos. Dode bomen staan in het reservoir als zichtbare getuigen van het bos dat er voor de constructie van de dam stond. Stukken open grasland zijn het resultaat van de vroegere wisselbouwpraktijken. Voordat het gebied park werd was het in gebruik voor wisselbouw en de boeren die het land gebruikten zijn geleidelijk aan verhuisd. Het park is belangrijk voor watervogels en de Sri Lankaanse olifant. Olifanten zijn in dit park bijna gegarandeerd en daarom trekt dit park veel toeristen en dat merken we.

Omdat het park om zes uur open gaat, vertrekken we om half zes ‘s morgens richting park. Het is maar een klein stukje rijden, maar we moeten al aansluiten in een file van jeepjes. Waar we in Yala bang voor waren, gebeurt hier. We rijden meestal met een serie jeepjes bij elkaar en als er olifanten gespot worden, verdringen zeker tien jeepjes elkaar om ze te zien. Overigens houden ze wel keurig afstand van de olifanten en de olifanten trekken zich ook helemaal niets van al die idioten met fototoestel in de jeepjes aan.
Hadden we in alle parken tot nu toe meer dan uitstekende gidsen en/of parkrangers, hier is dat niet het geval. De beloofde ‘ervaren ranger’ heeft wel een vogelgids, maar valt al bij het eerste bruine vogeltje door de mand. Hij heeft geen idee wat het is. Iets later beweert hij dat een erg duidelijk herkenbare vogel niet in de gids staat en als ik hem test door de naam van een gemakkelijk te herkennen parkiet te vragen en hij een fout antwoord geeft, schrijven we hem definitief af als ‘ervaren’ ranger. Zonder opscheppen durf ik te beweren dat wij na die paar weken Sri Lanka meer weten dan hij. In alle parken konden we alle tijd nemen om te stoppen, te kijken en te fotograferen, maar hier moeten we daar echt moeite voor doen. Als we voor de derde keer olifanten zien, wil de chauffeur gewoon richting uitgang rijden en keert pas om als wij aangeven echt naar de olifanten te willen. Natuurlijk zien we ook nu wel mooie dingen. De olifanten lopen echt dichtbij en we zien hoe een olifant in een modderplas zichzelf met haar slurf een modderdouche geeft. Druk of niet dat blijft geweldig om te mee te maken. Overigens blijkt onze ranger op een punt erg ervaren. Als eerste en enige vraagt hij zelf om een fooi die we fatsoenshalve maar geven, waarna hij klaagt dat de fooi te laag is. Toegegeven, hij krijgt minder dan we ongevraagd aan de andere gidsen geven, maar hij heeft ook geen enkele toegevoegde waarde gehad.

Door de haast zijn we al om voor 10 uur terug in het hotel en zit ons dagprogramma er op. In de omgeving hier is – behalve het park en op een strandstoel liggen – weinig te doen. We maken nog wel een wandelingetje in de omgeving, waarbij je op een afstand het grote meer en de parkgrens ziet, maar echt dichtbij kom je niet. Bovendien is het zo ontstellend heet dat je al snel uitgewandeld bent. Het voor morgen geplande bezoek aan de olifantenopvang zou in het programma van vandaag een welkome aanvulling zijn geweest. Jammer van de dag, maar zulke dingen gebeuren nu eenmaal bij een reis. Soms kom je tijd tekort en soms is er tijd teveel. Maar over het algemeen zijn we zeer tevreden over de reis, het reisprogramma en de organisatie. Een paar dagen geleden bleek er iets mis te zitten bij de planning voor Bundala en dat is in overleg prima en snel opgelost.

Udawalawe Elephant Transfer Home

Tegenover ons hotel ligt het in 1995 opgerichte Udawalawe Elephant Transfer Home. Doel van het centrum is om verweesde olifant kalveren groot te brengen zodat ze weer in het wild uitgezet kunnen worden. Nog steeds worden er olifanten gedood en hun kalveren blijven verweesd achter. Om deze jongen te redden is het centrum opgezet. Ze worden opgevangen in een deel van het Udawalawe park om ze vertrouwd te houden met hun habitat maar hebben toegang tot voer en medische zorg. Het contact tussen olifanten en mensen wordt tot een minimum beperkt om de olifanten niet aan mensen te laten wennen. De olifanten worden verzorgd tot ze vijf jaar oud zijn en worden dan vrijgelaten in het wild. Ze worden uitgerust met een radioband zodat de rangers ze kunnen volgen. Om alle menselijke geuren te verwijderen en acceptatie door hun wilde soortgenoten zeker te stellen, krijgen de olifanten een bad in verdunde olifantenmest voordat ze vrijgelaten worden.

.
Olifantjes krijgen melk in het Udawalawe Elephant Transfer Home, Sri Lanka

Olifantjes krijgen melk in het Udawalawe Elephant Transfer Home, Sri Lanka

Bezoekers kunnen zien hoe de olifanten gevoerd worden, maar mogen niet bij de olifanten komen. De olifantenkalfjes krijgen om de drie uur melk en overdag mag publiek vanaf de tribune toekijken. De olifantjes krijgen een grote slang in hun bek met bovenpop een trechter en daar worden kannen melk ingegooid. Twee aan twee komen de kleintjes het terrein op hollen richting melkplatform waar twee mannen klaar staan met slang en trechter. Met open bek staan de jonkies klaar om hun traktatie in ontvangst te nemen. De jongen variëren erg in leeftijd en grootte, wat niet verwonderlijk is als ze tot hun vijfde jaar melk krijgen. Wel zien we dat de grotere jongen veel minder melk krijgen en meer zelf eten. Sommige kleintjes hebben nog niet helemaal door hoe het werkt en knoeien vreselijk, de melk druipt aan alle kanten hun bek uit. Als de melk op is, gaan ze spontaan weg om vrij baan te maken voor het volgende tweetal en gaan ze richting tribune. Voor de tribune ligt een grote stapel takken met sappige blaadjes. De grotere jongen weten heel handig met hun slurf de blaadjes van de takken te ritsen, de kleintjes staan er wat onhandig mee te rommelen Twee kleintjes hebben geen belangstelling voor groene blaadjes en zijn alleen maar ontzettend aandoenlijk met elkaar aan het stoeien.

Bij het centrum is een uitstekend informatiecentrum met erg goede, toegankelijke en uitgebreide informatie over alles wat je van een olifant zou willen weten. Voor we vertrekken willen we nog wat geven voor het centrum, maar nergens staat een pot daarvoor. Je kan wel een olifant adopteren, maar dat gaat ons iets te ver. Als we navraag doen, worden we naar een kantoor gebracht waar achter een bureau met een notablok een officieel uitziende medewerker zit. Ik moet plaatsnemen aan de andere kant van het bureau en op het notaformulier met doorslag naam en bedrag invullen. Officiële olifantenman zet zijn handtekening voor ontvangst en met officieel ondertekend bewijs verlaten we het centrum. Toen ik in het informatiecentrum was, heeft Rik – door een andere gids te volgen – nog twee ontzettend leuke uiltjes opgespoord.

Sinharaja Forest Reserve

Via een mooie weg die door het zuidelijk deel van het Sri Lankaanse berggebied slingert, rijden we naar Sinharaja. Onderweg hebben we ontzettend veel geluk. We zien een Indische zwarte arend (black eagle) die laag overvliegt. Hij duikt verderop een bosje in en daar lopen we voorzichtig naar toe. Voordat we er zijn, duikt de enorme arend weer op uit de bosjes met een net gevangen muis in zijn klauwen waarmee hij langzaam cirkelend weer opstijgt en uit zicht verdwijnt. We hebben zo’n geluk met deze arend. Alle vogelgidsen zeggen dat het een zeldzame en zeer moeilijk te spotten vogel is en wij zien hem nu al voor de derde keer en dan ook nog terwijl hij een prooi uit de bosjes plukt.

In Sinharaja zitten we op een heerlijke rustige plek met uitzicht op het Sinharaja park bij een zijdal met beneden een vriendelijk riviertje. We zijn hier om naar het Sinharaja Forest Reserve te gaan. Sinharaja Forest Reserve is een nationaal park en een biodiversiteit hotspot. Het is van internationaal belang en staat op de werelderfgoedlijst. Het is een van de laatste plekken in het land met levensvatbaar primair tropisch regenwoud. Het heuvelachtige laagland regenwoud is gespaard gebleven van commerciële houtkap door de ontoegankelijkheid. Het reserve is niet extreem groot (7.648 ha), maar herbergt een schat aan endemische soorten, bomen, insecten, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren. De hoogte varieert tussen 300 en 1.170 m en er valt veel regen. Het is een dicht bos met hoge bomen van 35-40 m hoog, met daaronder een struiklaag en een kruidlaag en voor vogelaars die goed kunnen zoeken een waar vogelparadijs.

We gaan hier twee dagen op stap. De eerste dag met onze vogelvriend Vimukthi en parkgids Sunil. Een beter koppel hadden we niet kunnen hebben. Vimukthi weet en ziet alles en Sunil werkt al 26 jaar in het park en weet van sommige vogels precies waar hij ze kan vinden. We beginnen met een gemene steile klim omhoog. We denken dat het is om snel in het mooie gebied te zijn, maar de normale weg is in onderhoud en daarom hebben we nu dit steile alternatief. Al voordat we aan de klim beginnen, hebben we de eerste vogel al gezien en als we boven zijn en verder klimmen en wandelen, zien we er nog meer. De hele dag toveren Vimukthi en Sunil vanaf de meest verborgen plekjes de meest fantastische vogels te voorschijn en we zien zoveel nieuwe soorten vandaag. Toppers zijn de Sri Lanka blue magpie (blauwe kitta, een prachtige blauw bruine ekster) en de red-faced malkoha (roodwangmalkoha, een joekel van een vogel met een enorme rode wangvlek en lange staart) die allebei alleen in Sri Lanka voorkomen en allebei vooral hier te vinden zijn. Maar Sunil vindt meer. Hij kruipt een zijpaadje in en diep beneden bij het water mogen we ons om beurten door een dicht lianendek wurmen en dan zien we zo’n schattig paartje Sri Lanka frogmouth (Ceylonkikkerbek, een verwant van de nachtzwaluw met een ongelofelijk brede bek om ‘s nachts insecten te kunnen vangen). Ze zitten saampjes te dutten in een laag struikje bij het water om straks als het donker is fit en uitgeslapen aan een nieuwe nacht hard werken te beginnen. Ze zijn zo aandoenlijk. Helaas moeten we aan het eind van de dag afscheid nemen van Vimukthi. Dit was onze laatste excursiedag met hem. Als aandenken tekent hij een vogeltje in mijn opschrijfboekje.

De tweede dag gaan we alleen met Sunil op stap en alhoewel we weer een heerlijke tijd hebben in het mooie park is het vandaag compleet anders dan gisteren. Vielen gisteren de vogels zo ongeveer uit de boom, nu moet Sunil speuren om vogels te vinden en is de oogst schaars. Waarschijnlijk speelt het weer – het is vandaag meer betrokken en neigt naar regen – een rol, maar niemand weet precies de reden. We zien wel een familie aap die een hoog opgelopen familievete uitvecht. Ze raggen door de bossen en we krijgen een regen van blaadjes op ons hoofd, niet veel later gevolgd door iets andere regen afkomstig van een nerveus geworden aap. We kunnen nog net op tijd opzij stappen.

In Sinharaja vind je het natte altijdgroene bos. Dat klinkt vriendelijk, maar wie zijn er dol op dit bos? De bloedzuigers. Dus alle dagen hier lopen we met de boedzuigersokken. Ik kom er goed vanaf, maar een van de dagen zijn Rik’s sok en broek weer rood gekleurd. Als Rik de sokken uitschudt, valt er een tonnetjeronde volgevreten bloedzuiger uit die te dronken is van al het heerlijke bloed om enige tegenactie te ondernemen als we hem uit de kamer verwijderen.

Everything road I am how (??)

Voordat ik deze brief af ga sluiten nog even iets over J., onze chauffeur. Laat ik voorop stellen dat hij ongelofelijk zijn best doet om het ons naar de zin te maken, alles perfect regelt, dingen organiseert waar dat nodig is en altijd op tijd is. Maar hij praat vijf kwartier in een uur en om het vriendelijk te zeggen, niet alles is even interessant. In onze offerte stond een ‘Engelstalige chauffeur’ genoemd, maar ‘Engelstalig’ moet je in zijn geval met een flink pak zout nemen. Een voorbeeld: ‘Everything road I am how’, betekent dat hij overal de weg weet. Hij is ook wel met zichzelf ingenomen en heeft niet zo’n hoge pet op van zijn collega’s, want ‘other company man no can’ (ongeveer: mijn collega’s weten niet overal de weg). Overigens rijdt hij een paar keer echt verkeerd en vraagt hij geregeld de weg. Hij weet alles en gaat ons dat ook laten zien (‘everything I know, I show you how, you understand’). Ook beschouwt hij zichzelf als goede vogelgids. Hebben we ergens een keer geen vogelgids dan ‘No problem, I go, I good eyes, I see’. En hij meent het nog ook. Tel daar zijn zoveelste grapje bij op om een kraai aan te wijzen en te roepen ‘look bird’ en ik heb echt mijn ‘Nu even niet-cup a soup moment’ wel bereikt. Ik ben blij dat Rik een stuk geduldiger is dan ik. Bovendien spreekt Rik ook al perfect Sri Lanka Engels. Op zijn vraag ‘You hungry?’, antwoordt Rik ‘Some hungry’. Rik is al helemaal ingeburgerd en begrijpt dat goede zinnen uit twee woorden bestaan. Maar goed, ik moet niet zeuren. Hij doet echt zijn best, probeert overal vogels voor ons te vinden ‘new bird, how, I good see’ en bedoelt het echt allemaal goed. Ik moet het maar beschouwen als oefening in geduld, maar af en toe….
J. vertelt ook vaak en veel over het gezonde Sri Lankaanse eten, de sterke mensen en de kruiden die goed zijn voor het geheugen. Maar af en toe kunnen wij ons toch niet aan de indruk onttrekken dat onze boerenkool of bruin brood dan geheugen wondermiddelen moeten zijn.

De brief is weer vol, dus voor nu ga ik stoppen. Vanuit Sinharaja vertrekken we richting Kanneliya Rainforest. het kleine broertje van Sinharaja om daarna door te gaan naar Galle. De avonturen daar passen nietmeer in deze brief. We zijn inmiddels bezig aan ons laatste weekje Sri Lanka. Zaterdag vliegen we naar New Delhi om in India nog meer moois te gaan zien. Sri Lanka is ons tot nu toe erg goed bevallen. Een prachtig land met een nog prachtiger natuur en heel vriendelijke mensen die je alles willen laten zien ‘I show you, how’.