Rondzendbrieven Oost-Europa 2012 > Rondzendbrieven > brief 2: Boedapest - begin Roemenië
Tweede rondzendbrief Oost Europa 2012

Tweede rondzendbrief Oost Europa 2012

[verzonden 19-6-2012 vanuit Suceava (Roemenië)]

Ik zit nu met mijn laptopje in onze eigen huiskamer om aan de nieuwe rondzendmail te beginnen. We hebben nu een compleet huis tot onze beschikking met twee slaapkamers, een volledig uitgeruste keuken, een badkamer, nog een extra kamer en een tuin die afgesloten is met een groot hek waar het busje door kan en nog een klein hekje bij de voordeur. We zijn vandaag op stap geweest met een gids en zitten nu met een kopje koffie of biertje in onze eigen huiskamer. Straks gaan we in onze eigen keuken eten koken, iets wat we ondertussen al een tijdje niet meer gedaan hebben. We zitten nu in het gehucht Saly bij Farm Lator, een combinatie van een camping en een pension/hotel van een Nederlands – Hongaars stel dat erg veel aan natuurexcursies doet. Voordat ik daar meer over vertel, eerst terug naar waar ik vorige keer gebleven ben.

Boedapest

De vorige mail heb ik verstuurd vanuit Boedapest, maar over Boedapest zelf had ik nog niets geschreven. Boedapest ligt in het hart van Hongarije en de grote stad wordt door de Donau in tweeën gedeeld: aan de rechterkant ligt het heuvelachtige Boeda met de Burchtwijk en het Koninklijk Paleis en aan de andere kant het vlakke Pest met het parlementsgebouw. Ter hoogte van het parlementsgebouw en de burchtheuvel ligt de Széchenyi kettingbrug, ontworpen door de Schotse, 19e eeuwse ingenieur Clark. Ons hotel ligt een flink stuk (zo'n 9 km) ten noorden van het centrum vrijwel aan de oever van de Donau.

In Boedapest is ontzettend veel te zien, veel meer dan past in de twee dagen die we er zijn, dus we proberen zoveel mogelijk te doen in de tijd die we hebben. De eerste dag gaan we naar de Pestkant van de stad. Daar worden records gebroken: de St. Stefansbasiliek is de grootste kerk van Boedapest en het parlement is het grootste gebouw van heel Hongarije. De St Stefansbasiliek is een prachtige kerk met een grote koepel met de twaalf apostelen er voor en een fraai bewerkte houten toegangsdeur ook weer met de twaalf apostelen. Verreweg het leukste relikwie in de kerk is de hand van St Stefan (de eerste koning van Hongarije en later heilig verklaard). Die staat in een aparte kapel – de kapel van de heilige rechterhand – in een mooi glazen kistje met een torentje erop, zo hoog dat je niet goed in het doosje kan kijken, maar wel iets ziet dat een hand zou kunnen zijn. Hoe St. Stefan tijdens zijn leven was, weten we niet, maar na zijn dood is het een behoorlijk gespleten persoon: zijn schedel hebben we gevonden in Esztergom waar hij geboren is, zijn hand is dus hier en in Kalocsa waar hij ook bisschop is geweest schijnen ze zijn torso te hebben. Waar de rest van St. Stefan is, hebben we nog niet vernomen.

Het grote parlementsgebouw, een neogotisch monument dat op het Engelse Houses of Parliament is gebaseerd, kunnen we niet van binnen zien want voor vandaag zijn alle excursies uitverkocht. Wel gaan we naar de Staatsopera. Daar geven ze 's middags rondleidingen door het gebouw in zes talen. Als echte toeristen schuiven we aan bij de dame die een Engels vlaggetje omhoog houdt. Ook bij het Duitse, Italiaanse, Japanse, Hongaarse en Spaanse vlaggetje staan groepen toeristen. Ondanks dat het erg toeristisch is, is het wel de moeite waard. Alles aan het gebouw uit 1884 is groots, indrukkend en verschrikkelijk mooi. Hongarije wilde Wenen en Parijs de ogen uitsteken en het lijkt dat ze dat aardig gelukt is. Alleen voor het gebouw zou je al naar de opera gaan. Als de dame met de Engelse vlag ons weer vrijlaat, willen we nog even naar het Margaretha eiland.

Wolkbreuken

In het midden van de Donau en centraal in Boedapest ligt het Margaretha eiland, in het Hongaars Margitsziget. Het eiland is 2,5 km lang en strekt zich uit tussen de Margitbrug en de Árpád brug en is een groene oase in de drukke stad. Onderweg naar het eiland worden we overvallen door een enorme stortbui met onweer. We kunnen nog net een portiek invluchten om te schuilen. Als het na een half uur nog steeds regent (het is dan al tegen zes uur), besluiten we op te geven en naar huis te gaan. 's Avonds eten we op een van de vele terrasjes aan de Donau oever vlakbij het hotel. Als we net zitten met ons bordje eten, wordt de lucht opnieuw akelig donker en begint het te stormen. Het personeel van de tent begint in paniek alles wat los zit weg te halen en haalt vervolgens ook de stoelen, parasols en wat dies meer zij weg. Dan begint het te regenen en binnen een halve minuut is de regen veranderd in een wolkbreuk met harde windvlagen. Aangezien ook ons zonnescherm opgerold wordt, vluchten we maar naar de overdekte bar. De bordjes hebben we inmiddels in recordtijd leeggegeten, de rest van de pils drinken we staand aan de bar op, terwijl het water met grote hozen naar beneden komt. Als het weer wat droger wordt, zwemmen we door de ondergelopen straat naar huis. Later op de avond is het gewoon droog en een stuk afgekoeld.

Szentendre en Boedapest

De tweede dag gaan we eerst met het busje met z'n vieren naar Szentendre, een historisch stadje net ten noorden van Boedapest met kronkelige straatjes en veel kerken waarvan er twee bovenop een heuvel staan. In Szentendre staat het Rab Ráby Ház, het huis van de gevangen genomen Ráby. De Oostenrijkse keizer stuurde Mátyás Ráby hierheen om lokale corruptie te onderzoeken en hij woonde in een bescheiden barokhuis uit 1768. Aangezien hij niet omkoopbaar was is hij door de lokale edellieden gevangen gezet. In het marsepeinmuseum bewonderen we de kunststukken van marsepein: een perfecte replica van het parlementsgebouw van Boedapest en enorme bruidstaarten gemaakt van honderden eieren, liters room, kilo's boter en zo meer. Zowat alle sprookjes en stripfiguren zijn er. Doornroosje heeft een groot soort taart met bovenop haar kasteel en onderop in vier parten verdeeld haar levensverhaal van boze fee, langdurige slaap, de reddende prins en een gelukkige afloop met bruiloft. Verder zijn er vitrines met levensechte cactussen. Michael Jackson staat er levensgroot naar aanleiding van een live concert in Boedapest. Hij is niet van marsepein, maar van witte (!) chocolade gemaakt.

Na terugkomst in Boedapest gaan we naar de burchtheuvel. Vanaf de burchtheuvel kijk je prachtig uit over de Donau, de kettingbrug en de Pestkant van de stad. De burchtheuvel wordt ommuurd door het vissersbastion waar alle toeristen samendrommen en van waaraf je tussen de Japanners door een mooi uitzicht hebt. Via het presidentiële paleis, kom je bij het koninklijk paleis dat nu, bij gebrek aan een koning, het nationale museum huisvest en dat zo groot is dat het paleis op de Dam er wel een aantal keren inpast. Voor het presidentiële paleis staan twee soldaten op wacht die samen een soort ballet opvoeren voor dansers zonder talent. Ze lopen met stijve knikpassen naar elkaar, zwaaien wat harkerig met armen en benen, ruilen van geweer en ruilen dan toch maar weer terug, waarna ze weer stijf terugdansen naar hun oorspronkelijke plek. Tja, je moet ervan houden.

Vandaag lukt het wel om naar het Margaretha eiland te gaan. Het eiland werd door middeleeuwse koningen als jachtgebied gebruikt. Tijdens de Turkse tijd was het een harem en prinses Margit, dochter van koning Bela IV, bracht hier het grootste deel van haar leven als kluizenaar door. Vandaag de dag wordt het park gebruikt door mensen die er wandelen, fietsen, sporten, hardlopen of op het gras zitten. Op het eiland staat een ruïne van een 14e eeuwse kerk met hoge bomen er omheen. In het groepje bomen zien we zeker drie groene spechten. Eentje is zo vriendelijk om precies in het zonnetje te gaan zitten, zodat we hem goed kunnen zien. Jammer genoeg heeft hij niet de tijd om te wachten tot we het fototoestel gepakt hebben. We zien ook nog twee grote bonte spechten in dezelfde bomengroep. Vanaf het park gaan we met de metro naar huis. We hebben onze kilometers voor vandaag er wel op zitten.

Een gemiddelde dag

Voor ik verder ga met de route is het wel aardig om te vertellen hoe onze dagen eruit zien. Onze reisdagen beginnen vroeg. Om zeven uur schuiven we aan voor het ontbijt. Na het ontbijt halen we de spullen op en om kwart voor acht – acht uur vertrekken we. Vooraf hebben we een dik routeboek samengesteld waarin staat wat er op de route aan bezienswaardigheden is. Dat kan van alles zijn: een mooie stad, een burcht, een kasteel, een natuurpark, noem maar op. 's Morgens bepalen we dan waar we als eerste heen gaan en we proberen elke dag zoveel mogelijk aan te doen. Meestal willen we meer dan in een dag past. 's Morgens stoppen we bij een winkel om de lunch in te slaan. De lunch bestaat uit brood, kaas, kefir en een bekertje yoghurt toe. De bederfelijke waar gaat in de koelbox die aangesloten is op de accu. Tussen de uitstapjes door zoeken we een mooi plekje om te picknicken. De stoeltjes en het tafeltje komen dan te voorschijn, we maken de broodjes klaar en zo genieten we van een goede lunch in de buitenlucht. Na de lunch gaan we verder met het programma en meestal komen we dan ergens tussen half acht en acht uur op het volgende overnachtingsadres aan. Daar eten we dan een hapje en zo tegen half tien beginnen we aan het avondprogramma: batterijen opladen, dagboekje bijwerken, volgende dag voorbereiden en andere kleine huishoudelijke beslommeringen. Zijn we ergens meerdere nachten dan gaan S. en M. en Rik en ik ieder ons eigen gang. De tijd van opstaan mag dan later zijn, maar meestal doen we dat niet omdat daar waar we blijven ook altijd veel te doen is. Het wordt zo nog een hele toer om de volle plastic bak met boeken uit te krijgen, want lezen schiet er vaak bij in.

Tihany aan het Balatonmeer

Geiserkegel.

Geiserkegel.

Goed, verder met de tocht. Vanaf Boedapest gaan we naar Balatonfüred aan het Balatonmeer. Het Balatonmeer wordt vaak de ‘Hongaarse zee’ genoemd en is in Hongarije het alternatief voor een kust om aan de zomerhitte te ontsnappen. Het meer is met een oppervlakte van 600 km2, een lengte van 78 km en een breedte van 15 km op het breedste punt, het grootste zoetwater meer van Europa. De noord- en zuidkust verschillen sterk. De zuidkust tussen Siófok en Fonyód bestaat vrijwel uitsluitend uit resorts met de vermaakindustrie die daar bij hoort. De noordkust heeft een heel andere sfeer met interessante steden, heuvels, wijngaarden, bossen en kastelen. Balatonfüred is gelegen aan de noordoostelijke zijde van het Balatonmeer. Balatonfüred kreeg voor het eerst bekendheid door de koolzuurhoudende bronnen en pas later door de ligging aan het meer. Balatonfüred of kortweg Füred (de meest plaatsen aan het meer hebben Balaton voor hun naam staan) is de oudste, bekendste en meest internationale badplaats van Hongarije. In 1971 verkreeg de stad de kwalificatie 'Eerste Kuur- en Badplaats van Hongarije'.

Aan het Balatonmeer blijven we ook weer twee dagen. De eerste dag doen S. en M. een stranddag, terwijl wij naar het schiereiland Tihany gaan. Ten westen en ten noorden van het Balatonmeer ligt het Balaton Uplands National Park. Dit park is in 1997 ontstaan uit de samenvoeging van een zestal al beschermde, maar gescheiden gebieden en beslaat nu zo'n 57.000 ha. Het Tihany schiereiland is een onderdeel van het park en heeft geologisch, landschappelijk en biologisch veel te bieden.
Bij de VVV horen we hoe we met de bus bij Tihany kunnen komen en we krijgen een wandelkaartje mee, zodat we min of meer een wandeling rondom heel Tihany kunnen maken. Een aardige Hongaarse mevrouw, die later ook in ons hotel blijkt te zitten, helpt ons om de goede bus te vinden. De bus gaat pas over een klein half uurtje en ook nu heeft de mevrouw goede raad: vlakbij is een wijnhuis waar je heerlijke wijn kunt drinken. Daar vinden we het om kwart voor tien toch ietsje te vroeg voor.

Tihany heeft zijn huidige vorm te danken aan de vulkanen die hier miljoenen jaren geleden actief waren. Toen de vulkanen niet meer actief waren, was het gesteente in de aarde nog wel erg heet en dat verhitte het water dat als geiser uit de grond kwam. Door de hitte van het water losten allerlei stoffen uit het gesteente op en het regelmatig spuitende warme water heeft er prachtige travertijn en hydrokwartsiet formaties achtergelaten. Het bekendste is de ‘Gouden Huis’ geiserkegel, die zijn naam dankt aan de gele korstmossen waar hij mee begroeid is.
We maken een prachtige wandeling met veel klimmen en dalen en mooie uitzichten omdat we veel hoog boven de kust lopen. We lopen veel door bos, later ook langs wijngaarden en tussen de twee meren door die het schiereiland rijk is. Onderweg zien we veel bloemen, overal dartelen vlinders rond en we zien en horen hagedisjes en de zogenaamde ritseldiertjes. Hoe ritseldiertjes eruit zien weten we niet. Eén keer zien we een grijs-bruinig bolletje groter dan een muis en veel kleiner dan een konijn wegschieten. Voor de rest horen we de hele dag alleen maar geritsel van het wegschieten van de ritseldiertjes onder de dode blaadjes. We zijn net op tijd voor de laatste veerboot van Tihany naar Balatonfüred en maken zo ook nog een klein rondvaartje over het meer.

Rondrit om Balatonmeer

De tweede dag gaan we gevieren op pad en doen we een rondje Balatonmeer. Eerste stop is Tapolca. In Tapolca hebben ze midden in de stad een grot. De grot is in 1902 tijdens werkzaamheden ontdekt en 10 jaar later geopend. Je kan er 300 m met een boot varen. Door de constante temperatuur, de schone lucht en hoge luchtvochtigheid wordt aan de grot een heilzame werking toegeschreven. Eerst loop je een stuk door de grot. Daarbij geeft de Hongaarse gids helder en duidelijk uitleg, maar voor dergelijke details is ons Hongaars niet toereikend. Het tweede deel ga je met bootjes. De bootjes zijn klein, je kan er met twee tot drie personen in en je moet zelf sturen. Aangezien Rik de foto's maakt, ben ik de 'captain' zoals de man van de boten de peddelaar noemt. Ik heb ernstige startproblemen en parkeer het bootje in de nauwe gang overdwars zodat de boot klem ligt tussen linker- en rechter grotwand. Geen ernstig probleem, want we komen snel weer los en de rest van de 300 meter kom ik redelijk ongeschonden door. Dat ik ook nog een keer de peddel verlies, houden we onder ons. Na afloop van de boottocht kan je ook nog een stukje grot zien. Misschien wel toeristisch maar met zo'n ondergrondse boottocht in een mooie grot wel bijzonder.

In Keszthely gaan we naar het Festetics kasteel. In het begin van de 18e eeuw raakte de familie Festetics in het bezit van Keszthely, waar ze tegen het midden van de 18e eeuw een kasteel lieten bouwen. Een enorm groot kasteel met 101 vertrekken en van een geheel ander karakter dan de Oostenrijks-Duitse kastelen die we tot nu toe gezien hebben. Vanuit Keszthely gaan we op zoek naar het vogelringstation waar we worden ontvangen door een uiterst vriendelijke jongen die redelijk Duits spreekt. Hij is een beetje onrustig omdat wij precies komen op het tijdstip dat hij een bus schoolkinderen verwacht, maar zolang die er niet is, wil hij ons alles laten zien. Voor het ringen is het nu geen hoog seizoen, maar naast een ringstation is het ook een vogelopvang. Het is een aandoenlijk geheel. De opvangkooien zien er nogal amateuristisch uit, maar de vogelzorg is oprecht. We zien jonge uilen die bij een storm uit het nest gewaaid zijn, een uit het nest gevallen ooievaar die kennelijk op zijn snavel gevallen is en nu een niet goed sluitende snavel heeft, roofvogels met gebroken vleugels en met blessures opgelopen door tegen een stroomdraad aan te vliegen en een zwaan die in een vislijn terecht is gekomen. Wie goed genoeg is, mag na herstel weer vrij, maar de meeste patiënten zullen de rest van hun leven afhankelijk blijven van de liefdevolle zorg van de vriendelijke jongen (die alles van vogels weet).

De vogelringer legt ons uit waar we in Kis-Balaton, een nat gebied en ook onderdeel van het Balaton Uplands National Park, vogels kunnen kijken. Dat is op een eilandje waar je via een loopbrug kan komen en waar een recreatiegebied is ingericht. Een Oostenrijkse fotografe die voor Bird-Life werkt, vertelt dat de aalscholvers dwergaalscholvers zijn en laat ons het aan een tak hangende, prachtig gevlochten nestje van een buidelmees zien. We rijden verder langs het meer langs de zuidoever. Deze kant van het meer is een stuk minder interessant dan 'onze' kant. Het gebied is vlakker, veel meer bewoond en ingesteld op toeristen die met disco's, kartbanen en paintbalhallen vermaakt willen worden.

Naar Pecs

We verlaten het Balatonmeer en gaan verder richting zuiden naar Pecs. Onderweg stoppen we nog in de buurt van Tapolca om de basaltorgels bij Szentgyörgy Hill te bekijken. De basaltkolommen zijn het resultaat van vulkanische activiteit in het tertiair. Twee begeleiders van een groep kinderen wijzen ons naar de parkeerplaats met gemarkeerd wandelpad. Bij het wandelpad staan veel markeringen, maar weinig naambordjes. We volgen eerst groene markeringen, maar die leiden tot niets, dus stappen we over op de rode markering. Het rode pad gaat heel steil omhoog. Als ze op het steile pad ook nog akelig rollende stenen neergelegd hebben, gaan we eerst nog even verder, maar algauw geven we op. Naar beneden terug over de steile rolstenenhelling valt niet mee. Rik en ik kiezen voor gebruik van handen en voeten. S. is het verstandigst van allemaal. Zij is een stukje lager blijven afwachten wat er boven te zien is. Geen basaltorgels voor ons dus. Gelukkig hebben we de foto nog.

We stoppen ook nog even in Heviz. Heviz betekent ‘warme, stromende bron’; in Hévíz bevindt zich het grootste thermale meer ter wereld. Het meer van Hévíz is 40.000 m2 groot en wordt op 38 meter onder het wateroppervlak gevoed door een geothermische bron. De watertemperaturen in het thermale meer variëren van circa 28°C – 38°C in de zomer, tot ongeveer 25°C – 28°C in de winter en er kan dus het hele jaar door buiten in het meer gebaad worden. In het meer bevinden zich bacteriën en soorten algen waarvan wordt verondersteld dat ze een geneeskrachtige werking hebben. Je moet er echt niet aan denken dat je je hier tussen al die dobberende mensen met hun verstelbare zwembandjes zou moeten vermaken. Heviz is aan ons niet besteed, maar gezien alle op natuurlijke of kunstmatige zwembandjes drijvende toeristen, voorziet het in een behoefte.

In Pecs (spreek uit Petsj) komen we om half zes aan. We gaan dus snel de straat op om nog zoveel mogelijk van de stad te zien. Aan het Széchenyi-plein staat een van de meest bijzondere gebouwen. De voormalige moskee van pascha Kassim Gasi, het grootste Turkse bouwwerk in Hongarije, is nu in gebruik als katholieke kerk. De moskee is na het verdrijven van de Turken nooit afgebroken, omdat hij al snel als christelijke kerk in gebruik werd genomen. Het resultaat is een mengeling die een beetje aan Córdoba doet denken. De voorkant van de kerk is van binnen en buiten duidelijk een moskee compleet met de rood witte bogen en pilaren en de gebedsnis (Mihrab) uit de islamitische tijd, maar verder is het een kathokieke kerk met altaar en kerkbanken. Natuurlijk heeft ook Pecs een aartsbisschoppelijk paleis. Op een balkonnetje bij het paleis staat Franz Liszt met een regenjas aan over het balkon uit te kijken.

Kecskemét

Na een nachtje Pecs rijden we weer meer naar het noorden naar Kecskemét. Onderweg blijven we lang hangen in het Duna Drava park. Het park had een grenspark moeten worden, gedeeltelijk in Hongarije en gedeeltelijk in Joegoslavië. In 1996 werd uiteindelijk alleen de Hongaarse kant, 49.000 ha groot gerealiseerd. Het bestaat uit stukken langs de Donau vanaf de Sió rivier langs de natuurlijke grens en langs de Drava rivier. Het gebied bestaat uit verschillende soorten habitats: open water, verschillende typen gemengd bos, droge rotsgraslanden en zanderige graslanden. In sommige delen zijn vroegere overstromingsgebieden weer hersteld. Het is een ontzettend mooi gebied, heel rustig met veel groen en veel nieuwe planten, maar vogels zien we weinig. Op basis van kaarten langs de weg proberen we goede gebieden met waterpoelen uit te zoeken, maar hoe mooi het ook is, we komen niet echt bij het water en watervogelgebieden.

In Kalocsa maken we een korte stop. Kalocsa werd na de Turkse periode een florerend marktstadje waar vooral de pittige paprika's uit de omgeving gretig aftrek vonden. In Kalocsa en de naburige dorpen wordt op een oppervlakte van ong. 35.000 ha paprika verbouwd. De boeren verbouwen ook voor eigen gebruik en verkopen op kleine schaal. In de eerste helft van september zijn de huizen vlammend rood van de aaneengeregen paprika's die daar te drogen hangen. Kalocsa heeft dan ook een paprikamuseum, uniek in de wereld volgens de bewoners. Het is een piepklein museum waar we een kwartiertje voor sluitingstijd gratis in mogen en waar ze alles vertellen over de verbouw van paprika's vroeger en nu.

Het landschap is vandaag echt vlak, we zitten nu op de grote laagvlakte van Hongarije. Vroeger was dit een grote poesta, maar inmiddels zijn er alleen nog wat beschermde delen over. De rest is in gebruik voor landbouw. Wat opvalt is de grote variatie in de gekweekte gewassen. We zien klaprozen, druiven, mais, graan, kool, hop, en veel minder paprika dan we op grond van Kalocsa zouden verwachten. Erg mooi en afwisselend landschap en erg vruchtbaar zo te zien.

Ook in Kecskemét zijn weer prachtige gebouwen te bewonderen, dus voordat we op weg gaan, doen we eerst een rondje stad. Een van de mooiste gebouwen is het Cifrapaleis in art nouveau stijl, dat met veelkleurige tegels is betegeld. Via binnendoor wegen rijden we naar Eger, een vriendelijk stadje met een mooie burcht op een heuvel. Jammer genoeg doen ze net het hek van de burcht dicht als wij aankomen. Onze eindbestemming van vandaag is Lator of eigenlijk Farm Lator, ons verblijf voor de komende dagen.

Natuurgebieden bij Farm Lator

Farm Lator, een camping en pension, ligt aan de voet van het Bukk gebergte en dichtbij andere natuurparken in het noordoosten van Hongarije zoals Nationaal Park Hortobagy, de kleine Hortobagy en de Tisza met zijn overstromingsgebieden. Omdat er een groep is, kunnen we niet logeren op het terrein zelf, maar zitten we met z'n viertjes in een huis 3,5 km verderop, vlakbij het zigeunerghetto. Het is heerlijk om zo'n paar dagen een huis voor jezelf te hebben. We koken zelf en we ontbijten ook gezellig in ons huis.

Vliegend hert.

Vliegend hert.

Twee dagen maken we een excursie met onze gids John. John is een Engelsman met veel gevoel voor humor. Al na een kwartiertje doet John me een huwelijksaanzoek omdat ik zijn camera repareer. John heeft erg goede en dure fotospullen en zijn camera weigert dienst. Ik raad hem aan zijn lens even los en vast te draaien en zie daar, het probleem is verholpen. Puur toeval, ik weet echt niets van camera's, maar M. had een paar dagen geleden hetzelfde probleem en toen hielp het ook. De eerste dag neemt John ons mee op een wandeling in de buurt. We zien heel veel vlinders, bloemen en vogels, waaronder bijeneters. Hoogtepunt is vandaag de wilg met massa's vliegende herten (grote kevers met een gewei) die aan het paren zijn. Terwijl de vrouwtjes het sap uit de boom drinken, paren de mannetjes met ze. De mannetjes zouden ook eigenlijk met elkaar moeten vechten. Dat hebben ze de afgelopen dagen wel gedaan, maar nu niet. Maar als je ze met een takje 'aanvalt' dan reageren ze onmiddellijk en zetten hun gewei wijd uit. We zien ook een grote vlinder met een klein vlindertje erachter. Volgens John zijn het parende vlinders, maar wel twee verschillende soorten. Hij roept dan ook: 'dat is tegen de wet'.

De tweede dag gaan we met John naar de kleine Hortobagy en de overstroomgebieden van de Tisza. Dat is een echte vogeldag met zwarte en witte ooievaars, alle soorten reigers die je kan bedenken en de prachtig gekleurde scharrelaars. Als extraatje besluit een bruine kiekendief om vlak naast de auto naar beneden te duiken en met een muis in zijn bek weer te vertrekken. Vlakbij huis wijst John ons nog de plaatselijke dief aan. Hij is niet zo handig. De dief had een TV gestolen en nam die mee in een kruiwagen waarmee hij gewoon over de weg liep. Zo was het voor de politie niet heel moeilijk om hem aan te houden.

De dief woont in het zigeunerghetto vlakbij Farm Lator. We hebben dergelijke wijken onderweg wel meer gezien en je herkent ze meteen aan de armoedige huizen, de op straat rondhangende mensen en de grote hoeveelheid kinderen. Relatief veel mensen zijn werkeloos en afhankelijk van de Hongaarse bijstand, die volgens John, grotendeels opgaat aan drank. Ze krijgen hun uitkering ook niet maandelijks, maar wekelijks. De zigeuners worden in Hongarije behoorlijk gediscrimineerd en hebben een vrij uitzichtloze toekomst. Ze hebben een vrij kansloos bestaan. De kindertjes hangen wat rond op straat en gaan nauwelijks naar school. Doen ze dat wel dan worden ze gepest door de Hongaarse kinderen. Op de eerste dag met John lopen we door het zigeunerghetto terug. Veel mensen groeten terug en de kinderen ook, maar een paar vrouwen schelden ons uit. Waarom weten we niet, we blijven maar vriendelijk teruggroeten. Opvallend is dat er ook mooie huisjes tussen staan met keurig verzorgde moestuinen. Dat zijn de geslaagde zigeuners, waarvan er gelukkig ook een aantal zijn.

Bij Farm Lator is ook een voederplank met een schuilhut erachter. Daar kan je appelvinkjes, groenlingen, putters, spechten en boomklevers van een paar meter afstand zien. De eekhoorn komt ook nog even kijken. Hij weet dat de voorraad voer in de schuilhut staat en vindt het niets dat wij daar zitten. Hij klimt weer omhoog en de hele tijd blijft hij met zijn kekkerende alarmgeluidjes op ons zitten foeteren.

Naar Roemenië

Na drie heerlijke dagen rondkijken en wandelen gaan we weer verder, eerst richting noorden naar het Aggtelek natuurpark. Het Aggtelek park is een mooi en bosrijk berggebied in het uiterste noorden van Hongarije op de grens met Slowakije. Het zijn kalksteen rotsen waar onder invloed van water enorme onderaardse grotten zijn ontstaan. Het gebied telt 200 grotten, waarvan de grootste 25 km lang is. Je kan door het grottenstelsel van Hongarije naar Slowakije wandelen. Bij Aggtelek kan je de grotten bezoeken en kiezen uit wandelingen in de grot die variëren van één uur tot zeven uur. Omdat we vandaag nog naar Roemenië moeten, slaan we de excursie van zeven uur maar over en gaan voor een uur. We hebben al aardig wat grotten gezien, maar nog nooit één die zo groot en zo mooi is. Er zijn zalen vol met pilaren van aan elkaar gegroeide stalagtieten en stalagmieten in de meest waanzinnige vormen en kleuren. Eén grot is zo groot en heeft zo´n goede akoestiek dat hij als concertzaal wordt gebruikt. Wij krijgen geen live concert, maar de gids zet ´Chariots of fire´ van Vangelis (informatie van S., wij herkennen de muziek, maar weten geen naam) op en in een mooie choreografie op de muziek worden delen van de hal achter het concertpodium verlicht. Het is adembenemend. Wil je hier een concert bijwonen, moet je je wel warm aankleden, het is12 graden en de luchtvochtigheid is 95%.

Vanaf de grot gaan we verder het park door en na een poosje komen we uit ten zuiden van de Zemplenheuvels, die vulkanisch van oorsprong zijn. Het gebied met de Zemplenheuvels op de achtergrond is prachtig met mooie uitzichten, bos en kleinschalige landbouwgebieden. We zien veel wijndruiven, mais, graan, vlas, fruit, aardappels en wat we nooit eerder gezien hebben, velden met vlierbessen.
Ons einddoel voor vandaag is Satu Mare, net over de grens met Roemenië. De grens stelt weinig voor. We moeten nog net de paspoorten laten zien, maar binnen vijf minuten zijn we door. In Roemenië is het een uur later dan in Hongarije, zodat we opeens pas om tegen negenen in het hotel zijn. Na het avondeten is de dag dus wel gedaan.

Roemenië is volstrekt anders dan Hongarije. Hongarije was duidelijk een Europees land, met vriendelijke dorpjes, veel groen en Westers geklede mensen. In Roemenië rijden we de jaren vijftig binnen. De eerste twee dagen zien we hele families die op het land bezig zijn met gras maaien en het hooi opsteken. Het gras wordt met de zeis gemaaid, het hooi wordt met hooivorken gekeerd en op lange stokken of rechtopstaande hooimijten te drogen gehangen. Daarna wordt het op een grote wagen geladen en met paard en wagen afgevoerd. Paard en wagen is hier een heel gangbaar vervoermiddel. Vooral de vrouwen dragen nog de kleding die wij van Oost Europa kennen: bloemetjesjurken of rokken, een hoofddoekje, sokken en slippers of sandalen. Op zondag lopen veel mensen er duidelijk in zondagse kledij bij: vrouwen in kleurige traditionele kleding, maar ook een enkele man loopt nog in traditionele jas en broek. Op het land moeten de mensen hard werken, maar iedereen lijkt tijd te hebben voor een praatje met de buren en over het algemeen lijken de mensen erg vrolijk. Als wij mooi geklede mensen op de foto willen zetten, vinden ze dat zonder uitzondering prima en zwaaien ons na als we weggaan.

Maramures

Grafzerk Sapanta.

Grafzerk Sapanta.

We komen Roemenië binnen in de Maramures. Maramures is bekend vanwege zijn houten kerken en zijn houten poorten. Maar eerst gaan we naar het kerkhof van Sapanta. Van het kerkhof van Sapanta wordt een mens vrolijk. De orthodoxe kerk wordt omringd door een vrolijk tafereel van blauw geschilderde eikenhouten graven waarop in naïeve tekeningen het leven van de overledene wordt afgebeeld. Zo zien we de dokter, de slager, de houtzager, en de notaris, maar ook de publieke vrouw en iemand die vermoord is of iemand vermoord heeft. Op de graven staat een humoristische tekst met het levensverhaal van de dode, maar die kunnen wij natuurlijk niet lezen.

De houten kerken van Maramures zijn in de 18e en 19e eeuw gebouwd volgens het traditionele houten architectuurplan. Op het steile dak staat een spitse klokkentoren, waardoor de kerken doen denken aan de stenen gotische kerken. De kerken zijn helemaal van hout en het dak is belegd met dunne elkaar overlappende kleine houtjes die in een speciale vorm gesneden zijn. De basis van de kerk is van steen en daarop liggen enorme houten balken die meestal met prachtige zwaluwstaartverbindingen in elkaar grijpen. Naast de houten kerken zien we ook prachtige houten poorten bij de huisjes in de landelijke dorpjes. Zijn in Sapanta ook nog andere (Roemeense) bezoekers, bij de houten kerkjes zien we niemand. De kerken zijn op slot, maar de boer die ernaast woont heeft de sleutel en bijna steeds is er wel iemand die ons meteen wijst waar de sleutel is. Bezienswaardigheden die zo landelijk, in veldjes vol mooie bloemen gelegen zijn en waar het zo rustig is, maken het bekijken extra aantrekkelijk.

Mocanita

Onze eerste volle dag Roemenië eindigt in Viseu de Sus, waar we een dagje blijven. We gaan met Mocanita, een houtgestookt stoomtreintje, de Vaservallei in. De spoorweg is oorspronkelijk aangelegd voor het houttransport en wordt daar ook heden ten dage nog steeds voor gebruikt, maar daarnaast heeft het treintje nu een tweede bestemming: toeristentreintje. In een open wagon maken we een prachtige rit door de vallei. We stoppen een aantal keren onderweg, soms voor een koffie en plaspauze, soms omdat Mocanita nieuw water uit de beek nodig heeft. Het is echt een zondagsuitje waar wij als een van de weinige toeristen aan deelnemen, voor de rest zijn het allemaal Roemenen. Het publiek is echt van alle leeftijden. Na twee uur trein zijn we 21,6 km verder en bij het eindpunt van de reis waar iedereen picknickt of deelneemt aan de barbecue. Daarna gaan we met een stoom blazende, glanzend zwarte Mocanita weer terug naar Viseu de Sus.

Inmiddels zitten we in Boekovina in de stad Suceava. Ook in Boekovina is veel moois te zien. Maar daarover vertel ik de volgende keer, want anders wordt de lange mail nog langer.