Spanje en Portugal 2023 > rondzendbrief 2
Rondzendbrief 3 Spanje en Portugal 2023

[Verzonden op 20 april 2023 vanuit Sevilla]

Naar Sagres via Ourique

Bij de vorige brief ben ik met onze reis door Portugal blijven steken bij ons vertrek uit Mértola. Na twee prachtige dagen daar verkassen we naar Sagres helemaal in het zuidwesten van Portugal. ‘s Morgens kijken we nog in de buurt rond en opnieuw zien we overvliegende grote en kleine trappen. Zelf spotten we een vogel op een rots. Voor ons zit hij te ver weg om enig idee te hebben wat het is, maar dankzij Glyn horen we meteen dat het om een patrijs gaat.

De picknicklunch is dit keer op een fraai uitzichtpunt in Ourique. Terwijl Philip en Glyn de lunch bereiden – helpen is niet toegestaan – lopen we even een straatje met huizen in verschillende pasteltinten in. Verderop zien we een schattig, wit-blauw kerkje, dus lopen we verder. Een aardige dame vraagt of we het kerkje willen zien. We leggen uit dat we dat graag willen, maar dat we maar even hebben, omdat we met een groep zijn en terug verwacht worden. Ook zij heeft maar kort tijd, want morgen (goede vrijdag) is de processie en ze moeten nu alles voorbereiden. In de kerk ligt een lijkpop en er staat een mooi aangekleed Mariabeeld. Alle altaarstukken zijn bedekt met paarse doeken en om de kaarsen zitten paarse linten. We bedanken de aardige mevrouw en lopen terug naar de mirador voor de lunch.

Steil straatje in Ourique

Steil straatje in Ourique

We rijden verder richting Sagres en in de buurt van Albufeira bij allerlei bordjes strand stoppen we. Albufeira staat vol met hoge, moderne hoteltorens om alle strandtoeristen te herbergen en het is duidelijk dat de stad harder is gegroeid dan goed is. De dichte en hoge bebouwing vormt een schril contrast met het mooie en ongerepte achterland. We stoppen gelukkig niet om naar het strand te gaan, maar om bij de lagune te kijken waar we naast lepelaars, purperreigers en wulpen nog heel wat andere vogels zien. Ook vindt Philip weer prachtige bloemen en de eerste orchidee. Als we voor vertrek een ijsje eten, zien we een glanzende zwarte ibis van heel dichtbij.

Zwarte ibis

Zwarte ibis

Ons hotel in Sagres is een groot en modern hotel dat overal op de wereld zou kunnen staan en dat erg luxe is. We kijken uit op de prachtige klifkust en de zee en gelukkig zitten we niet op of aan het strand waar we allebei nog steeds niet van houden.

Wandelende planten-encyclopedie

Vanuit Sagres maken we een rondrit naar het noorden. Eerst bezoeken we de begroeide heuvels in het noorden en via de westkust keren we terug. Philip belooft dat het vooral een bloemendag wordt en dat we vooral voor de kleine zangvogeltjes gaan die hier in overdaad zijn. Philip houdt zich aan zijn woord en strooit de meest bijzondere planten voor ons uit en bij de eerste stop zien we al vier verschillende orchideeën. Bij een volgende stop en wandeling vinden we maar liefst drie nieuwe orchideeën waaronder twee soorten tongorchissen die ik al heel lang van de plaatjes ken, maar nog nooit in het echt gezien heb. Ook zien we prachtige diepblauwe bloemen die oogverblindend mooie grote blauwe velden vormen. Het is hier zo mooi, ik wil hier niet meer weg.

Bijeneter

Bijeneter

We moeten vandaag voor anderen een aparte vertoning zijn. Ik hang aan Philips lippen om alles te zien en te horen wat hij aanwijst en benoemt en kom tijd tekort om te kijken en alles te noteren. Bovendien zijn die Latijnse namen op zijn Engels uitgesproken en gespeld soms behoorlijk lastig. Daarna wijs ik Rik aan wat hij moet fotograferen en als Rik de foto’s neemt, hol ik weer snel achter Philip aan om vooral niets te missen. Waarna Rik weer zo snel mogelijk achter mij aan komt. Normaal is onze taakverdeling vrij duidelijk. Ik kijk en geniet met de verrekijker en als ik iets op de foto wil hebben, vraag ik dat aan Rik. Rik kijkt ook rond, fotografeert alles wat de moeite waard is en speurt naar insecten, en ander leuk klein spul. Vandaag heeft Rik geen tijd voor andere dingen dan in mijn kielzog meehollen om alle aangewezen planten in rap tempo te fotograferen. Ik maak overuren om in het hotel de hele plantenlijst uit te werken. Zo’n geweldige dag met zoveel planten hebben we nog nooit gehad. Hulde aan Philip die alles vindt en kent. Aan het eind van de dag komen we met zeven orchideeën thuis.

Naked Man Orchis

Naked Man Orchis

‘s Middags maken we een wandeling door de duinen vlak achter de kust. Op de zandige, kalkrijke bodem groeien verbazingwekkend veel planten. Prachtige rode leeuwenbekken die zich optrekken aan andere planten en met hun grote rode bloemen tussen allerlei struikjes opduiken. Een soort sneeuwklokje duikt midden op het pad op uit het rulle zand en we struikelen opnieuw over de nieuwe planten.

De westkust is in tegenstelling tot de zuidkust nog behoorlijk intact en weinig aangetast door het toerisme. Wel is de kust geliefd bij surfers vanwege de hoge woeste golven. Waar we even stoppen voor de koffie is dan ook een klein strandje waar naast enkele badgasten en gezinnen vooral stoere, bijna uitsluitende jonge, mannen in strak uitgesneden wetsuits met planken de golven proberen te trotseren. Dat er echte golven zijn hier zien we aan een fraaie rotspartij die vlak voor de kust uit zee steekt en waar de golven met brute kracht op stuk slaan en hoog opspatten. Onderweg naar huis stoppen we kort voor pioenrozen die op een onmogelijk steile helling hun grote rode bloemen tonen die in een bloemenwinkel niet zouden misstaan.

A Rocha Delicada (lagune)

De tweede dag in Sagres gaan we naar een lagune aan de zuidkust. De zuidkust is behoorlijk aangetast door het massatoerisme en de daarbij behorende bebouwing, maar hier en daar zijn er nog prachtige, onaangetaste stukjes natuur over en de lagune is er daar een van. We maken een rondwandeling over een dijkje dat uitkijkt over de lagune. We worden weer op fantastische planten en aardig wat vogels getrakteerd, waaronder flamingo’s die we op het einde van redelijk dichtbij zien. Het weer is vandaag anders. Net als gisteren staat er flink veel wind, wat het Rik behoorlijk lastig maakt om met de macrolens de in de wind bewegende bloemen te fotograferen. Maar vandaag is het bewolkt en af en toe zou je zelfs een vestje kunnen gebruiken. Altijd beter dan hitte.

De wandeling is ongeveer 2 km, maar we doen er zo’n drie uur over, omdat er steeds wel wat te zien is. Op een begroeid eilandje wanen de kneutjes zich onbespied en laten zich prima bekijken. Maar de grootste verrassing in de lagune is toch wel de zeehaas, een dier dat vrijwel niemand van de groep kent of ooit gezien heeft. Het is een enorme, donkerbruine tot zwarte zoutwaterslak die zo’n 40 cm kan worden. Hij heeft twee tentakels en twee andere uitsteeksels op zijn kop en aan zijn achterkant heeft hij kleine, ronde staartjes. Hij heeft een grote mantel met brede zijflappen waarmee hij golvend door het water zwemt. De mantel beschermt niet alleen het inwendige van de slak, maar er ligt ook een dunne schelp en een inktklier in. Als hij zwemt lijkt het alsof er in zee geworpen afval op de stroming meedobbert. Als ik hem niet zelf gezien had, zou ik denken dat ik hem verzonnen had, maar hij bestaat echt (Aplysia).

Na de lagune gaan we naar Arocha, een christelijke instelling die veel aan natuurbescherming doet en hard probeert – onder andere via rechtszaken – om de tussen de toeristenstranden en hotelcomplexen ingeklemde stukjes natuur te beschermen. Daarna gaan we naar een nat gebiedje met rietbegroeiing waar we meer vogeltjes horen dan zien, omdat ze zich in het riet uitstekend kunnen verstoppen. Aan planten valt er weer veel te zien en opnieuw zien we prachtige orchideeën. Later hebben we vanaf een hoog punt langs de klifkust een weids uitzicht over de zee en de rij kliffen langs de kust. Vanaf de hoge kust kunnen we – op afstand – de Jan-van-genten laag over het water zien vliegen.

Planten bij Cabo S. Vicente

De tijd vliegt voorbij en op alweer de laatste dag van onze georganiseerde Portugal reis hebben we een gevarieerde dag in de omgeving. Bij Sagres Point even buiten Sagres staat op een strategische plaats aan de rand van de kliffen de 15e eeuwse zeevaartschool van Hendrik de Zeevaarder. Beroemde ontdekkingsreizigers als Magelhaen en Vasco da Gama hebben hier op school gezeten voor ze de wereld konden gaan ontdekken. Een bezoek zit er – eerste paasdag – niet in. We vervolgen onze weg naar Cabo S. Vicente waar we busladingen toeristen treffen. Dit is namelijk de meest zuidwestelijke punt van Europa. Het is een mooi punt met indrukwekkend hoge kliffen en leuk om je te realiseren dat je op het puntje van Europa staat. Maar vanwege alle toeristen blijven we er niet lang.

We rijden 400 m van de kaap weg en zijn dan alle toeristen kwijt. De planten hier hebben zich aangepast aan het ruige klimaat met altijd wind, zout en kans op verdroging. De vegetatie is laag en de planten hebben allerlei beschermende maatregelen zoals beharing, kleine blaadjes, ingekrulde bladranden om geen vocht te verdampen en veel soorten komen echt alleen hier voor. Zijn cypressen normaal slank en hoog, hier is een soort die nog geen meter haalt en dichte, liggende struiken vormt. Op het kale kalkrijke zand groeit ongelofelijk veel en we komen tijd tekort om alles te zien, te noteren en te fotograferen. Ook de rest van de dag kijken we in de omgeving van Sagres rond en vinden we als bonus een kleine trap, een kolonie kleurige bijeneters en een orchidee – die weliswaar zijn beste tijd heeft gehad – die Philip hier nog nooit eerder heeft gezien.

Met de trein naar Lissabon

De volgende ochtend rijden we terug naar het vliegveld van Faro en nemen we afscheid van onze vrienden van de Zonnebloemreis. We wandelen met deze tocht nauwelijks, meestal een paar honderd meter en soms iets meer, maar dan hooguit 2 km. Toch zijn er deelnemers die na de eerste wandeling – alles uiteraard in een traag tempo om te kijken – de indruk wekken net de Nijmeegse vierdaagse voltooid te hebben. Bij een volgende wandeling blijven enkelen zelfs achter in de bus en een van de vrouwen verzucht om half drie: ‘Oh, wat ben ik nu toe aan een warme douche thuis’. Hulde echter voor onze 90-jarige Ray. Mag hij af en toe traag zijn en nooit zijn veiligheidsgordel aan en uit krijgen, hij loopt alle wandelingen, ook door rul zand omhoog, gewoon mee. Tijdens een van de wandelingen zien we hoog op een steil hellinkje met grof zand een orchidee. Wij staan al boven als Ray ook naar boven klimt. Halverwege glijdt hij uit en tuimelt werkelijk naar beneden. We schrikken ons rot, want een 90-jarige wil je niet zien vallen. Hij staat weer op, klopt het stof van zijn kleren en verzekert iedereen dat er behalve een geschaafde elleboog niets aan de hand is. Hij is ook helder van geest en gaat thuis zijn foto’s van de reis bewerken met een fotoprogramma. We kunnen alleen maar hopen dat wij ook nog zo kunnen reizen als we 90 zijn.

De rest van de groep vliegt naar huis, wij blijven op de luchthaven rondhangen, pakken later de bus naar Faro en om vier uur stappen we in de trein die ons naar Lissabon brengt. Het is een mooie ruime trein en daar heb ik mooi tijd om deze brief bij te werken.

Vreemd hotel in Lissabon

De trein arriveert keurig op tijd en Rik heeft uitgezocht dat we met twee metro’s bij het hotel komen. Inmiddels kennen we twee mindere eigenschappen van Portugal. Ze houden niet van wegwijzers, maar wel van lange wachtrijen. We hebben dan ook geen idee welke kant we op moeten voor de metro, maar aardige mensen wijzen ons de weg en zo komen we in de rij voor de metrokaartjes terecht. De kaartautomaat is weerbarstig. Als we aangeven dat we twee kaarten willen, komt hij steeds terug met het bedrag voor vier personen. We besluiten de jongen die achter ons staat voor te laten gaan, omdat hij anders wel erg lang moet wachten. Hij vraagt of we een probleem hebben en is zo aardig om te helpen de kaartjes te kopen. We moeten de kaarten een voor een kopen, anders raakt automaat in de war. Waarom hij dan vraagt voor hoeveel personen je een kaartje wilt, blijft onopgehelderd en getuigt van behoorlijke zelfoverschatting.
Vanaf het metrostation lopen we gestuurd door MapsMe naar het hotel. We moeten een lange trap op en daarna weer heel steil afdalen. We lopen door smalle achterbuurt steegjes met veel volk op straat en een hoog gehalte aan louche figuren. Ons hotel lopen we straal voorbij, omdat het niet als zodanig te herkennen is. Overigens blijkt de volgende dag dat er een veel makkelijkere en prettigere route vanaf het metrostation is en dat er een metrostation dichterbij is. Sommige dingen moet je nu eenmaal ter plekke uitvinden.

We staan voor een deur die beschermd wordt door een smeedijzeren sierhek en die zit op slot. Er zit een cijfercode apparaatje met een klein knopje waarvan we hopen dat het de bel is, maar waarop niet wordt gereageerd. We worden nauwlettend gadegeslagen door een groep die doelloos rondhangt in de steeg en die je niet meteen op de koffie zou vragen. De buurman sluit net zijn winkel met hek af en helpt ons door een code in te tikken, waarop de deur opengaat. Er hangt een bordje dat de receptie op de eerste etage is dus we gaan maar naar boven. Daar is opnieuw een deur met een smeedijzeren hek en een cijfercode apparaat. Nu horen we een bel overgaan, maar opnieuw komt er totaal geen reactie. Uiteindelijk blijkt de deur open te zijn en gaan we naar binnen. Er is een receptie maar daar is niemand. We roepen hard, maar krijgen totaal geen sjoege. We kijken rond en zien een ander stel dat op een hogere etage logeert. Zij hadden gisteren hetzelfde en leggen de procedure uit. We hebben een mail gehad waarin de codes staan om de deuren te openen en waarin het kamernummer staat. De kamer is open en de sleutel ligt op het nachtkastje. De mail hebben we nooit gezien en nu hebben we geen internet. Een andere gast die passeert, geeft ons het wachtwoord voor het internet en een telefoonnummer voor noodgevallen. Rik krijgt het internet snel aan de praat en vindt vervolgens de mail die om half acht (het is inmiddels tien over acht) verzonden is. We blijken een hotel met self-service check in te hebben. Heeft iemand daar ooit van gehoord? Maar goed, we hebben de codes voor de deuren, we hebben een kamernummer en in de kamer staat een bed, is een badkamer en ligt een kamersleutel.

Stadswandeling Lissabon

Lissabon is gebouwd op zeven heuvels aan de monding van de rivier de Taag. De heuvels zijn steil en geen straat in Lissabon loopt vlak, je moet altijd klimmen of dalen. Veel straten zijn zo steil dat er trappen gemaakt zijn en om de al te steile hellingen te bedwingen zijn er kabeltrammetjes die je in een paar minuten naar beneden of boven brengen. Door de zeven heuvels zijn er ook veel punten – miradores – van waar je prachtig uitzicht hebt op de verschillende etages van de stad. In Lissabon is genoeg te doen. We hebben hier vier volle dagen die we zowel binnen als buiten de stad willen gaan besteden.

De eerste dag hebben we gereserveerd om de binnenstad te verkennen. Ons hotel mag een vreemde check in hebben en de kamers mogen een stuk minder luxe zijn dan in Sagres, maar het ligt middenin het centrum bij een plein en vlak bij de beroemde hoge lift die je omhoog voert voor een groots uitzicht over de stad. Al voordat wij een ontbijt gevonden hebben – dat serveert het hotel uiteraard niet – staan er lange rijen voor de lift te wachten en wanneer we er ook langskomen, de rij blijft onverminderd lang. We slaan daarom het ritje met de van buiten werkelijk prachtig lift maar over.

Trams in Lissabon

Lissabon

We volgen de wandeling beschreven in ons Portugal wandelboekje en komen langs veel hoogtepunten. Zo passeren we het plein van Dr. José Tomás de Sousa Martins, een 19e eeuwse arts die beroemd was vanwege zijn inzet voor de armen. In 1908 is het standbeeld voor hem opgericht en het standbeeld is nu een quasi religieuze plaats geworden, omdat de geest van de goede dokter voor wonderbaarlijke genezingen zou kunnen zorgen. Aan de voet van het beeld liggen massa’s marmeren plaquettes (ook uit 2015 en 2018) om Sousa te bedanken voor miraculeuze genezingen. Ook bij zijn huis – nu museum – en bij zijn graf wordt hij vereerd en zowel op zijn geboorte- als sterfdag komen duizenden mensen nog steeds op de koffie.

Zakken gerold

De route voert ons door een steil, smal straatje waar ook een trammetje doorheen rijdt. Een mooi trammetje en zeker een foto waard. En op dat moment gebeurt het. Er lopen twee mannen achter Rik die hij eigenlijk liever voor zich heeft, maar met het passeren van het trammetje in het nauwe straatje is daar geen mogelijkheid voor. Nog geen halve minuut later is Riks portemonnee weg. Een meisje wijst op dezelfde twee mannen die achter Rik aanliepen en we gaan er snel achter aan. Ik houd een van de mannen staande en de ander doet gelijk of hij er niet bij hoort. Maar wat kunnen we doen? De man lacht me uit, maar we weten het zeker.
Een minuut later zien we agenten en we doen ons verhaal. Er wordt gelijk druk gebeld, er komt nog meer politie – er is in Portugal wel veel blauw op straat – en een hogere Engels sprekende pief wordt erbij gehaald. Ze vragen of we de mannen kunnen herkennen. Nou en of. Met twee agenten lopen we een rondje door de wijk in de hoop ze te zien, maar dat is natuurlijk ijdele hoop. En als we ze al zien, is de portemonnee natuurlijk allang weg. Maar het voelt toch goed dat de politie moeite doet voor ons. Ze geven zelf ook aan dat het lastig is. Zodra de zakkenrollers een agent in de smiezen krijgen, duiken ze weg. Achteraf constateren we dat we na alle weken buiten iets te nonchalant de grote stad in zijn gegaan. De portemonnee zat niet aan een touwtje, er zat eigenlijk nog teveel geld in (80 euro) en we hadden de rugzakjes gewoon op de rug, ook niet snugger in een drukke straat. Het bederft even heel grondig de stemming, maar dan besluiten we om toch maar diep te zuchten en verder te gaan. Gelukkig hadden we wel al alle betaalpasjes diep weggestopt, dus we zijn alleen geld, visitekaartjes en een usb-stick met niet- essentiële gegevens kwijt.

Vervolg stadswandeling Lissabon

Het Castelo de São Jorge ligt op de hoogste heuvel (100 m.) van de stad. Het is een indrukwekkende burcht met elf torens, die dateert uit de 11e eeuw en gebouwd is door de Moren. Bij het kasteel krioelt het van de mensen en je moet wel heel veel van lange wachtrijen houden om hier in die mensenmassa te gaan staan wachten tot je met de meute mee naar binnen mag. We bekijken het kasteel dus maar van buiten. Baixa Pombalina is de laaggelegen wijk in het centrum van Lissabon. Daar staat de Arco do Triunfo aan een werkelijk gigantisch plein, Praça do Comércio. Op de plaats van het plein stond lang geleden het koninklijk paleis. Dat is bij de tsunami en aardbeving van 1755 volledig verwoest. De koninklijke familie was niet thuis en bleef dus ongedeerd, maar koning José was zo geschrokken dat hij nooit meer in een stenen gebouw wilde wonen. Op de plaats waar nu nog steeds een ander paleis staat (Ajuda paleis) liet hij de ‘koninklijke hut’ bouwen, volledig gemaakt van hout en zeildoek, maar van binnen uitermate luxe. Hij woonde er tot zijn dood. Zo’n 20 jaar daarna is het bouwsel volledig afgebrand.

Sintra

Na een dag in het drukke centrum van Lissabon maken we een uitstapje naar een natuurpark bij Sintra dat zo’n 20 km bij Lissabon vandaan ligt en goed met de trein te bereiken is. In ons wandelboekje staan zo’n vier dagwandelingen in en rond het park, zodat we stad en buitengebied goed dachten te kunnen combineren. We zijn om even voor negen uur op station Rossio waar we vlakbij zitten en waar vandaan de trein vertrekt, dus mooi op tijd voor de trein van elf over negen. Maar Portugal houdt van wachtrijen en voor de loketten staan lange rijen Om negen over hebben we de kaartjes dus snel naar het perron waar heel veel mensen staan, maar geen trein. Rik heeft het vanmorgen nagezocht en elke 20 minuten en soms elke 15 minuten vertrekt een trein. De werkelijkheid is anders en pas een half uur later verschijnt een trein waar een enorme drom uitstroomt en instroomt. De trein kan zich meten met de NS treinen in de spits. Pas in Sintra stroomt de hele trein leeg. Omdat we geen zin hebben om in de grote bult mensen te zitten laten we iedereen voorgaan, zoeken vast de route op en als we denken lang genoeg gewacht te hebben, moeten we toch nog aansluiten in de rij die het station uit wil. De uitgangspoortjes zijn defect en nu moet iedereen omlopen en via slechts drie poortjes uitchecken.

Buiten het station wacht ons een kermis van autobussen, minibusjes, tuk-tuks en elektrische wagentjes, gidsen met fotoboeken om te tonen wat ze je allemaal willen laten zien, souvenirverkopers en terrasuitbaters om de stroom toeristen van hun geld af te helpen. Rik zegt: ‘Welkom in Volendam’. Treffender kan het niet omschreven worden. Onze wandeling begint door met de stroom mee te lopen naar een kerk en later het Palacio Nacional dat met twee enorme conische schoorstenen van de keuken bepaald apart is. Je kan het bezoeken, maar gezien de lange rijen die er al staan, zien we daar maar meteen van af. We gaan op pad naar een burcht hoog op de berg die 3,5 km buiten het dorp ligt en hopen zo de stroom af te schudden wat bij de wandeling aardig goed lukt. Natuurlijk lopen we niet alleen, maar de hordes zijn we kwijt. Totdat we bij het Castelo dos Mouris, een burcht met spannende kantelen en torens, komen. Iedereen die niet loopt komt daar met gemotoriseerd vervoer. Omdat we er flink voor geklommen hebben, willen we het toch wel van binnen zien. Kaarten kunnen alleen per automaat aangeschaft worden en de automaat is zo gebruikersonvriendelijk, dat als het aan hem ligt het binnen heel rustig blijft. Als we met veel moeite de automaat verslagen hebben, kunnen we alsnog de burcht bezichtigen die met zijn muren, kantelen en enorm hoge torens ver over de omgeving uitkijkt.

Paleizen bij Sintra

Het weer is tot nu toe erg aangenaam en zonnig, dus we hebben al een paar dagen de jasjes niet mee. Dat is vandaag geen goed idee. Het is te koud in een enkel shirt en bij het Castelo de Mouros krijgen we zelfs regen. Niet fijn zonder jasjes. Gelukkig houdt het snel op en besluiten we in ieder geval tot het derde paleis te lopen en dan verder te kijken. Het derde paleis, Palacio de Pena, is het wonderlijkste paleis dat je je voor kan stellen. Het paleis met een ophaalbrug staat hoog op de top van een berg. Een zekere koning Ferdinand II wilde iets heel bijzonders en liet een paleis ontwerpen in moorse, romaanse, gotische, barokke en manuel stijl. (De manuelstijl of de Portugese laatgotische stijl is een Portugese kunststijl met rijke versieringen die verwijzen naar de zee en naar de ontdekkingsreizen en stamt uit het begin van de 16e eeuw, de tijd waarin Vasco da Gama en andere zeevaarders de wereld verkenden). De koning hoopte op die manier iets zo moois te maken dat het de schoonheid van de individuele stijlen zou overtreffen. Wat de koning in ieder geval bereikt heeft is dat enorme massa’s zich vandaag verdringen om zijn bizarre paleis te bezoeken. We komen opnieuw terecht in een lange file gemengde toeristenvoertuigen en ongelofelijke rijen wachtenden die met een tijdslot naar binnen mogen. We maken snel dat we wegkomen.

Convento dos Capuchos bij Sintra

De wandeling uit ons wandelboekje verloopt met alle drukte anders dan gepland en om de wandeling te vervolgen, moeten we door de parktuin van het Pena paleis en ook daarvoor vragen ze flink toegang. De tuin lijkt van buiten best mooi, maar we hebben geen zin om voor teveel geld tussen teveel mensen te wandelen. Het is nog steeds erg grijs en koud, het is druk en terug naar Sintra is 3,5 km. Maar dan zien we een bordje naar het Convento dos Capuchos (kapucijnenklooster.) We hebben gelezen dat dit klooster de moeite waard is. Het is 5 km lopen en even over half drie, dus gezien de tijd kunnen we het nog halen. Zo gezegd, zo gedaan. Via een heel rustige weg (met orchidee en wilde narcisjes) lopen we naar het klooster waar we nauwelijks andere mensen tegenkomen.

Het klooster is in de 16e eeuw gebouwd en werd tot in 1834 bewoond. Het werd toegewezen aan de kapucijnen, een tak van de franciscanen die in soberheid leven. De gebouwen zijn inderdaad heel sober en kruip door sluip door, de plafonds zijn heel laag en de deuropeningen klein. Er zijn verschillende ruimtes te bekijken, zoals een kerkje, de eetzaal, de bibliotheek, de ziekenzaal, de was- en latrine ruimte en de uiterst krappe monnikencellen. Vanwege het sobere leven mochten ze maar drie dingen bezitten: hun habijt, een bijbel en een afbeelding van een heilige naar keuze. Ze aten en sliepen op de grond – op een kurken plankje met wat stro – en lieten al het materiële los om zich over te geven aan de spirituele wereld. In de kerk en de kapelletjes zien we kruisbeelden versierd met schelpen en ander natuurlijk materiaal. Een andere naam voor het klooster is het kurkklooster. Als bescherming tegen vocht en kou zijn muren, deuren, vensters en plafond beplakt met kurk van de kurkeiken rondom het klooster. Dit is echt een leuk uitje dat de hele dag weer goed maakt. Na een forse wandeling terug zijn we om zeven uur weer terug in Sintra waar alle toeristen nu verdwenen zijn. Thuis doen we gauw de warme vesten aan voordat we gaan eten.

De wijk Belém

Belém is een rustige wijk buiten het centrum en in de wijk Belém en omgeving is veel te zien, zoals het Cemiterio dos Prazeres. De begraafplaats stamt uit 1833 toen de cholera-epidemie duizenden slachtoffers eiste. Inmiddels is het een van de belangrijkste begraafplaatsen van Lissabon waar diverse beroemdheden liggen. Rij na rij staan er kapelletjes en mausolea. Sommige lijken net huisjes, andere hebben zelfs echte gordijntjes. Eigenlijk is het een soort stad met minihuisjes. Vanaf de begraafplaats zien we de enorme rode hangbrug, de Ponte 25 de abril, genoemd naar de datum van de revolutie (1974) die voor Portugal de overgang naar democratie betekende. De brug die 2,3 km lang is verbindt de beide oevers van de Taag.

Vandaag hebben we duidelijk de toeristendrukte omzeild. Tot we bij het Mosteiro dos Jeronimos, ofwel het Hiëronymietenklooster komen. Voor het enorme klooster dat er van buiten prachtig uitziet staan busladingen vol in de rij te wachten. Deze keer besluiten we om toch maar de rij – die opmerkelijk snel doorschuift – te trotseren. Je mag niet het hele klooster bekijken alleen de kloostergang om de binnenplaats op de begane grond en de eerste verdieping, maar die zijn dan ook uitzonderlijk fraai. Het klooster is gebouwd in de Portugese manuelino-stijl – de Portugese laat gotische rijk versierde stijl met verwijzingen naar zee en ontdekkingsreizigers – en alles is even rijk versierd en even verfijnd afgewerkt. In de bijbehorende kerk – die ook heel mooi en heel hoog is – liggen beroemdheden begraven. Vasco da Gama die in de 15e eeuw de route naar India ontdekte, ligt hier in een fraai graf uit te rusten van zijn reizen. In het klooster hebben we een graf gezien van een beroemde dichter en schrijver. Bij zijn graf staat dat het later vereenvoudigd is, omdat zijn graf niet mooier mocht zijn dan dat van Vasco da Gama. Zelfs doden kunnen dus jaloers zijn!

Als laatste bezoeken we het Monument van de Ontdekkingen (Padrão dos Descobrimentos). Het monument werd gebouwd ter ere van Hendrik de Zeevaarder (die van de school in Sagres). Hendrik de Zeevaarder was anders dan zijn bijnaam doet vermoeden geen groot reiziger. Hij was de initiator en financier van veel reizen, die de aanzet gaven tot het Portugese wereldrijk. Het monument is een enorm schip met op de boeg Hendrik zelf omringd door onder meer Vasco da Gama en een hoop andere ontdekkingsreizigers die Portugal overzeese schatten hebben bezorgd. Er staat één vrouw op het monument: de moeder van Hendrik.

Terug thuis zijn we nog net op tijd voor het gratis concert van een symfonie-orkest in de kerk naast de deur. Het orkest is geen symfonie orkest maar een harmonie aangevuld met contrabassen en veel slagwerk. Wat er aan melodie te weinig in de muziek zit, wordt gecompenseerd door het enorme volume, zodat we na het tweede stuk stilletjes wegsluipen.

Dierentuin en botanische tuin Lissabon

Onze laatste dag in Lissabon kopen we een dagkaart voor de metro en tram en reizen we kris kras door de stad. Als eerste ga ik naar de dierentuin, terwijl Rik een aangenaam plekje zoekt om te lezen. De dierentuin heeft een uitgebreide dierencollectie, allemaal mooi gehuisvest. De informatie – voornamelijk bebording – is uitgebreid en goed, maar hier en daar gedateerd. Het reptielenhuis is groot en uitgebreid en in voorbereiding op onze koala’s ga ik op zoek naar de koala. Die lijkt niet in zijn hum en loop onrustig rond. Het verblijf naast hem wordt verbouwd en kennelijk houdt hij niet van de onrust. Naast de dierentuin bezoeken we de botanische tuin en bewonderen we het Oriente station, ontworpen door Calatrava, een beroemde Spaanse architect. Met een kabeltrammetje gaan we in een uiterst steil straatje omhoog en omlaag. Na dit alles hebben we het gevoel Lissabon en omgeving uitputtend verkend te hebben.

Van Lissabon via Faro naar Sevilla

De volgende dag staan we vroeg op voor de terugreis naar Sevilla. Bij het busstation bij de dierentuin vertrekt onze bus, niet direct naar Sevilla, maar naar Faro. Daar moeten we overstappen op de bus naar Sevilla. Het busstation in Faro lijkt minder naargeestig dan de vorige keer, maar de informatievoorziening is er slecht, eigenlijk afwezig. Aangezien er al een bus naar Sevilla staat als we aankomen, schiet ik de servicemedewerker aan om te informeren. Ze is duidelijk geïrriteerd en wimpelt me af alsof ik gestoord ben. Mijn bus gaat pas over een uur (12.30) dus wat kom ik eigenlijk doen? Ze is echt onvriendelijk op het onbeschofte af. Het moet duidelijk haar interpretatie van klantvriendelijkheid zijn, want ze snauwt iedereen op dezelfde manier af, soms zelfs nog botter dan bij mij. Er is een informatiebord waar maar twee bussen op staan en daar verandert in al de tijd dat wij er zitten niets aan. Rik sluit in de rij voor de kassa aan en daar bevestigt een wel vriendelijke dame onze vertrektijd en geeft aan dat de bus van perron 1, 2 of 3 vertrekt. Om kwart over twaalf – je moet met de lange afstandsbussen altijd een kwartier van tevoren aanwezig zijn – is er nog steeds geen bus en als de bus om even over half een eindelijk verschijnt zijn we toch wel opgelucht. In Sevilla weet Rik vlekkeloos de kortste looproute naar ons hotel te vinden. De ontzettend aardige receptionist herkent ons meteen en heeft geen paspoorten nodig.

Laatste trip: Iberische lynx

Onze laatste dagen besteden we aan een speurtocht in groepsverband naar de Iberische lynx. We reizen met een kleine Nederlandse groep van zes personen en de Engelssprekende Spaanse gids Sergio. We bezoeken eerst de Sierra Morena en daarna de Cota de Doñana, beide kansrijke gebieden voor de lynx. Uiteraard kijken we ook naar andere mooie dingen, zoals vogels, herten en wat er nog meer langskomt.

De Iberische lynx is een relatief kleine lynxensoort. Net als alle lynxen heeft hij pluimoren, maar daarnaast heeft hij prominente bakkebaarden. Hij jaagt vooral op konijnen, waarvan hij er ongeveer één per dag vangt. Omdat zijn dieet voor 85-90 procent uit konijnen bestaat, stortte de populatie dramatisch in toen het konijn door het myxomatosevirus bijna uit Spanje verdwenen was. In 2000 bleek de populatie in tien jaar tijd afgenomen te zijn van zo’n 1100 dieren tot maximaal 100. Dankzij fok- en herintroductieprogramma’s is de populatie nu weer aardig tot het oude niveau teruggebracht en in 2021 werd de populatie in Spanje weer op ruim 1100 en die in Portugal op 200 geschat.

Na een flinke rit met een korte stop om de laatste reisgenoot in Cordoba op te pikken en een iets langere stop voor lunch, komen we aan het begin van de middag in ons hotel in Andujar aan. We zitten nu in de Sierra Morena, een mooi berggebied van vulkanische oorsprong met open valleien met wat bomen en heel veel grote rotsblokken en een vegetatie die al duidelijk tekenen van droogte en warmte begint te vertonen. Het natuurpark is zo’n 60.000 ha groot en bestaat voornamelijk uit privé terreinen. De grootte van die terreinen kunnen wij ons niet voorstellen. Bij vrijwel alle terreinen hangen bordjes met ‘prive-jachtgebied’. Om je gebied als jachtgebied te mogen aanmerken, moet je terrein tenminste 250 ha zijn. De terreinen zijn afgezet met gaashekken en af toe een toegangshek waarachter een weg loopt. Eigenaren houden soms wat vee, soms staan er wat steen- of kurkeiken, maar het belangrijkste is de jacht. In het jachtseizoen mag je één à twee dagen per jaar mensen op je terrein laten jagen en daar valt grof geld mee te verdienen. Een groot mannetjes edelhert kost 12.000 euro.

De lynx is dit jaar moeilijk

Aan het eind van de middag gaan we voor onze eerste excursie en dus op zoek naar de lynx. We stoppen bij een vallei waar we een goede kans op de lynx hebben. Sergio heeft een telescoop maar wij mogen wandelen langs de weg op zoek naar de lynx. Hij heeft ieders telefoonnummer genoteerd, zodat hij kan bellen als hij wat ziet. Zou de lynx daarop wachten? Helaas zien we vandaag geen lynx. Wel vogels waaronder een prachtig overvliegende Spaanse keizerarend en heel veel dam- en edelherten. Er zijn veel groepjes met telescopen op dezelfde weg als waar wij kijken en niemand heeft vandaag iets gezien. Twee dagen geleden is een lynx gesignaleerd bij de rivier, maar helaas heeft die niet op ons gewacht. Al tijdens het wachten krijgen we het gevoel dat we deze hele reis geen lynx gaan zien. Alle gidsen verklaren dat het dit jaar moeilijk is, waarschijnlijk vanwege de droogte en de warmte. We zijn pas om half tien terug en vinden het dan hoog tijd voor het diner.

De volgende dag wordt de groep opgesplitst. Wij gaan met nog een vrouw naar de hide (schuilhut), de anderen gaan met Sergio naar de rivier om otters te spotten en morgen draaien we het om. Onderweg naar de hide horen we van de hide-gids dat er massa’s vogels te zien zijn. Ook de hide staat op privé terrein en vormt ook een aardige inkomstenbron. De hide valt tegen. Hij is prachtig aangelegd met ruim zicht en vlak ervoor een waterplasje waar alles zou moeten komen drinken, maar behalve een houtduif komt er niemand. In het begin zien we alleen eksters, later een patrijs en wat kleine vogeltjes. De kleine vogeltjes komen op het voer af en kunnen we goed zien, maar in de eigen tuin komen meer vogels. Op zeker moment staat onze hutgenoot op, omdat ze een alarmkreet van een vogel dacht te horen. Zij ziet de lynx aankomen, maar hij is zo snel weer verdwenen dat Rik die naast haar zit net nog een glimp van zijn rug ziet, en ik – ik zit verder weg naast Rik – helemaal niets zie. Hij kwam van opzij en verdween onmiddellijk achter de schuilhut. Dit was naar ons idee onze beste kans en die is nu verkeken. Al met al een teleurstellende ochtend.

Nog steeds geen lynx

Aan het eind van de middag gaan we naar een groot privé terrein. Deze eigenaar is de natuur goed gezind en samen met het WNF zijn er maatregelen genomen om het de lynx naar de zin te maken. Zo zijn er kunstmatige konijnenholen gemaakt. We denken dat de konijnen dat wel zelf kunnen maar ze hebben ook konijnen geïntroduceerd. Allemaal omdat de lynx zo graag konijn eet. Ook voor konijnen geldt: als iets te mooi is om waar te zijn, dan is het dat vaak ook. Ze krijgen een gratis huis, maar alleen maar om later opgegeten te worden. Ik denk dat kleine konijntjes al heel jong leren dat ze braaf moeten zijn en goed moeten luisteren omdat anders de grote boze lynx ze opeet. Het is een mooi gebied met diepe, groene valleien waar hier en daar bomen staan. Overal hier liggen enorme granietrotsen, getuigen van de vulkanische oorsprong van het gebied. Net als gisteren parkeren we de auto ergens langs de weg, stelt Sergio de telescoop op en mogen wij rondlopen om uit te kijken naar de lynx. We vinden het allemaal nogal een vreemde manier om de lynx te zoeken, want welk wild dier komt als je heen en weer loopt? Opnieuw komen we zonder lynx om half tien ‘s avonds thuis.

De volgende morgen wisselen de groepjes om en gaan wij met Sergio naar de rivier om de otters te spotten. We zijn er om zeven uur en het is echt een idyllisch plekje. We worden ontvangen door de nachtegalen die het hoogste woord hebben. Tussendoor laat ook de wielewaal zijn jubelende dudlejo horen en later mengt ook de Europese kanarie zich in het koor. Na ongeveer een uur doet ook de hop met zijn oe-poe-poegeluid mee. Laten de ijsvogel en de wielewaal nog wel een glimp van zichzelf zien, de otters zijn solidair met de lynx en laten zich heel de ochtend niet zien. Om half elf geven we op en rijden we naar verschillende, kansrijke plekken om de lynx te zien. We zien opnieuw helemaal niets. Bij de rivier spreken we de hide-gids die hier met twee andere gasten is. Ook hij heeft nog niets gezien. De gidsen hier hebben onderling contact en niemand ziet iets. Ze wijten het aan het warme weer. Natuurlijk zie je hem dan niet midden op de dag, maar hij moet toch eten, dus verwacht je dat hij dan misschien vroeger in de morgen of later in de avond komt, maar nee, het blijft oorverdovend stil op lynxengebied. De anderen die vandaag in de hide zaten hebben behalve vogels ook niets gezien.

Niet de beste periode voor de lynx

Tot nu toe is dit laatste uitstapje in onze reis minder dan de voorgaande. De reisorganisatie heeft vooraf meer beloofd dan ze waar kunnen maken. Zo staat in de reisbeschrijving dat december en januari de beste tijd is, maar dat deze tijd ook heel erg goed is, omdat de moeders dan jongen hebben en moeten jagen om aan voldoende voedsel te komen. Daarom gaat de reisorganisatie in deze tijd. Sergio, onze gids, vertelt een ander verhaal. Dit is juist een slechte tijd, omdat de moeders met hun nog kleine jongen zich amper laten zien. December en januari is ook volgens hem de beste tijd en juni, juli als de jongen naar buiten komen eveneens, maar dan is het qua temperatuur niet meer te harden. We voelen ons dus aardig in de maling genomen door het reisbureau, dat naast de lynx nog allerlei andere dieren opnoemt, die de gids onmogelijk weet op te sporen.

Cota de Doñana

Na de lunch gaan we richting Cota de Doñana, een natuurreservaat in Andalusië. Cota de Doñana verschilt in alles van de Sierra Morena. De bergen zijn verdwenen, het gebied is heel vlak en in plaats van grote granietblokken is er hier alleen maar heel veel zand. Doñana nature reserve omvat Doñana National Park en Natural Park. Het nationale park beslaat 543 km2 , waarvan 135 km2 beschermd gebied is. Het is in 1969 opgericht en bestaat uit moerassen, stroompjes, zandduinen en bos. Het gebied is biologisch gezien zeer divers en belangrijk voor duizenden Europese en Afrikaanse trekvogels en voor veel andere dieren als herten, dassen en niet te vergeten de lynx. Het natural park is in 1989 opgericht en in 1997 uitgebreid en vormt een bufferzone om het nationale park. Ondanks het belang van het gebied wordt het gebied ernstig bedreigd. Naast de toenemende droogte die heel Spanje teistert en zorgt voor droogstaande moerassen, wordt op veel plekken illegaal water onttrokken uit het gebied voor landbouwdoeleinden. In 1998 is een dam bij een mijn doorgebroken waardoor giftige stoffen de Guadiamar, de voornaamste waterbron voor het park, ernstig vervuilde. De Spaanse overheid heeft toen de moerassen in tien jaar tijd hersteld en die ‘groene zone’ functioneert nog steeds. Maar van alle uitgestrekte moerasgebieden zijn nu nog slechts twee (grote) natte plaatsen over. De overheid van Andulusië is volgens Sergio een ramp. Zelfs de EU heeft de Spaanse regering in gebreke gesteld ten aanzien van de bescherming en het behoud van de Doñana.

Om zes uur gaan we opnieuw op pad en nu lijkt het perspectief beter. We staan aan de rand van een groot uitgestrekt gebied waar graag konijnen komen grazen en waar lynx dan ook uit eten gaat. We wachten eindeloos lang tot om kwart over negen de zon echt heel erg onder is. We zien wel wat vogels, maar geen spoor van de lynx. Wel mooi om de schaduwen langer te zien worden en het landschap te zien verkleuren in de ondergaande zon. Pas om 12 uur zijn we klaar met het avondeten.

Omdat ze hier pas vanaf acht uur ontbijt serveren, mogen we de volgende dag uitslapen. Na het ontbijt gaan we weer op zoek en Sergio speurt overal waar ooit wel eens een lynx gezien is, maar natuurlijk zijn we nu al veel te laat om de kat nog te zien. Na de zoveelste vergeefse speurtocht, gaan we naar een van de overgebleven natte gebieden, dicht bij het bezoekerscentrum. Daar treffen we een weelde aan vogels aan, echt genieten. Lepelaars, ooievaars en vooral heel veel ibissen. Er zwemmen verschillende soorten eenden, waaronder de bedreigde en mooie marmereend. Omdat er een mooie marmereend redelijk dichtbij zwemt, roep ik tegen Rik: ‘Kijk, links, links’, waarop Sergio als door een wesp gestoken reageert. Zie ik de lynx?

Rocío

Aan het einde van de middag rijden we naar Rocío aan de andere kant van het Doñana park. Rocío met 700 inwoners, is een beroemde pelgrimsplaats waar met Pinksteren een miljoen pelgrims, voornamelijk te paard en met huifkarren, naartoe komen. Alle wegen zijn breed en van zand ten behoeve van de paarden. Bij alle huizen zijn stallen en balken om de paaren vast te zetten. Veel huizen zijn van broederschappen (een soort katholieke geloofsgemeenschap) van Spaanse steden. Andere huizen zijn van beroemdheden als filmsterren, acteurs en andere glamourpersonen. In het kerkje staat in glamourkleren de beroemde maagd van Rocío en tegenover de kerk is een devotie kapel waar je kaarsen op kan steken en waar enorme afzuigers zorgen dat het met alle kaarsen niet te heet wordt.

Laatste lynx poging: geslaagd

Nadat we bij het meer gekeken hebben, rijden we het park in om voor de negende keer de lynx te zoeken. We houden bij een splitsing van wegen met een bord van het park stil. Hier is drie dagen geleden de lynx gespot, dus hier gaan we wachten. Terwijl we er staan, komen er voortdurend bussen, jeepjes, wandelaars en mensen te paard langs. Het is een stuk drukker dan in onze straat thuis. We zijn er dan ook met z’n allen van overtuigd dat het geen zin heeft om hier op de lynx te wachten. Maar Sergio zegt dat ze gewend zijn aan verkeer, omdat ze hier leven, dus we blijven braaf wachten. Als er ook nog een auto naast ons stopt, die eerst met veel misbaar keert en waaruit vier mensen stappen die met de deuren slaan, de kofferbak openen daar van alles uitpakken en die ook weer met een klap dichtslaan, geloven we er helemaal niet meer in. De vier lopen pratend en wel zonder kijker of fototoestel met een biertje in de hand naar een zijpaadje. Op dit soort publiek zit je niet te wachten als je wild wil zien of toch wel?

Iberische lynx nabij Rocío

Iberische lynx nabij Rocío

Na twintig minuten zwaaien ze naar ons, we lopen er snel op af en ja hoor, daar loopt een hele heuse, echte lynx. Rik heeft tijdens het lopen zijn fototoestel al snel ingesteld (het is tegen negenen en begint al aardig donker te worden). Het is een prachtig dier, een volwassen man met mooie oorpluimen en fraaie bakkebaarden. Hij loopt over het pad van ons af, loopt de bocht om, draait zich even om en kijkt naar ons en loopt dan weer verder en verdwijnt even later aan de andere kant weer in de struiken. Als we de man bedanken omdat hij ons gewaarschuwd heeft – wat toch wel heel aardig is – wijst hij naar een van de vrouwen. Zij is het hoofd van het natuurbeschermingsproject en leidt al veertien jaar het lynxenproject. Nogal wiedes dat de lynx haar wel meteen gedag komt zeggen. Iedereen is zo blij dat we na al dat zoeken eindelijk de lynx zo mooi hebben gezien. Ook Sergio die zo ontzettend zijn best heeft gedaan om hem voor ons te vinden, moet wel heel opgelucht zijn. Ook vanavond zijn we pas tegen 12 uur van tafel. Viel dit reisonderdeel in het begin wat tegen, de dagen in de Doñana waren fantastisch en maken weer een heleboel goed.

Einde van vijfenhalve week

De laatste dag gaan we ‘s morgens eerst lopend en later per auto op zoek naar de lynx. Maar die vindt het zo welletjes. We rijden terug naar Sevilla waar de groep zich opsplitst. ‘s Middags doen we nog een rondje Sevilla waarbij we het prachtige Casa de Pilatos bezoeken, een paleis in Italiaanse renaissance stijl met Moorse invloeden. De muren van het paleis zijn bekleed met ongelofelijk veel geglazuurde Spaanse tegels en de houten plafonds zijn werkelijk schitterend.

Morgen vliegen we terug naar huis, dus voor nu ga ik afsluiten met tot ziens. We hebben weer een schitterende reis gehad en volop genoten. We hebben zoveel verschillende dingen gedaan en gezien en opnieuw eigenlijk aleen maar leuke dingen meegemaakt. Zowel Spanje als Portugal zijn heerlijke landen om doorheen te reizen. Voor nu is het ook weer goed om naar huis te gaan en hopelijk van het Nederlandse voorjaar te genieten.