Spanje en Portugal 2023 > rondzendbrief 1
Rondzendbrief 1 Spanje en Portugal 2023

[Verzonden op 28 maart 2023 vanuit Alájar]

Aankomst in Málaga

We zijn alweer drie dagen bezig met onze reis door Spanje en Portugal, dus hoog tijd om aan de brief te beginnen. We starten onze reis in Málaga en om de drukte en het gedoe op Schiphol te omzeilen, besluiten we vanaf Eindhoven te vertrekken. Daar vinden ze ook dat we drie uur van tevoren aanwezig moeten zijn, dus ondanks ons vertrek om 14.00 uur, moeten we al om even over negenen met de trein mee. Hadden we gedacht alle narigheid op Schiphol met Eindhoven te omzeilen, blijken de bussen te staken, zodat de luchthaven vanaf het station heel erg ver en onbereikbaar is. We reserveren dus maar een taxi om het laatste stuk te overbruggen. De trein lijkt nog even roet in het eten te gooien door achter een kapotte goederentrein tot stilstand te komen, maar gelukkig duurt dat niet lang en zijn we op tijd in Eindhoven waar we met fikse vertraging vertrekken.

We zijn dan ook pas zo laat in Málaga dat er geen tijd overblijft voor sightseeing. Vanuit ons basic hotel gaan we de stad in op zoek naar een supermarkt voor het ontbijt van morgen en om nu een hapje te eten. We vragen twee dames of er ergens een supermarkt is en ze zijn zo aardig. Eerst leggen ze het ons uit, maar dan besluiten ze dat uitleggen te lastig is en nemen ze ons op sleeptouw door de stad. Onderweg krijgen we zowat een stadsexcursie met de grote overdekte markthallen waar we morgen de beste verse vis van Spanje kunnen kopen, we worden gewezen op de bakker met de beste broodjes uit de buurt en uiteindelijk belanden we bij de supermarkt. Maar, als we die te klein vinden, kunnen ze ons ook meenemen naar een grotere. We verzekeren ze dat deze goed is voor onze ontbijtboodschappen en onder hartelijke dankzegging nemen we afscheid van de uiterst behulpzame, vriendelijke dames. Na de boodschappen en een prima bordje eten, is de eerste dag wel gedaan.

Naar Huerta Grande

In Málaga worden we om tien uur op de luchthaven opgehaald voor het eerste deel van onze reis. We verblijven een week lang vlakbij Algeciras en Tarifa aan de Straat van Gibraltar om te genieten van de vogeltrek. Rond deze tijd trekken veel vogels vanuit het zuiden weer naar hun broedgebieden in het noorden en vanuit Afrika steken ze dan graag bij de Straat van Gibraltar (60 km lang en op het smalste punt 14 km breed) over. Daarnaast gaan we naar zoutpannen en wetlands en maken we nog een tochtje op zee om dolfijnen te spotten.

Na veel zoeken vindt Rik de apotheek in de vertrekhal waar we geacht worden te wachten. We staan er al om half tien en omdat we verwachten dat het busje dat ons oppikt niet de vertrekhal in mag, staan we buiten te wachten. Om even na tienen gaat Rik toch maar even binnen kijken. En ja hoor, daar vindt hij Simon. Die mag helemaal met zijn busje niet bij de vertrekhal komen, staat in de parkeergarage en staat ook vanaf ongeveer half tien binnen op ons te wachten. In ongeveer twee uur rijden we naar ons prachtige onderkomen vlakbij Algeciras en ontmoeten daar de rest van de groep die bestaat uit vooral Britten en wat Amerikanen. Grappig genoeg vallen we qua leeftijd perfect binnen de groep. Alleen Niki en Simon, het echtpaar dat de tour organiseert, is jonger dan 65, de rest zit daar (soms ruim) boven.

De eerste roofvogels

Na de lunch gaan we voor de eerste excursie en bezoeken we twee punten van waaruit je vanaf boven goed zicht hebt op de Straat van Gibraltar en de vogels – bijna uitsluitend roofvogels – vanaf een flinke afstand aan kan zien komen. Passen we qua leeftijd perfect in de groep, qua vogelkennis zijn we weer eens de dombo’s. Qua apparatuur vallen we eveneens flink uit de toon. We zijn bijna het enige stel dat geen eigen telescoop heeft en mag Rik voor verschillende dingen drie mooie camera’s hebben, de andere groepsleden hebben toestellen waarvan de lenzen volgens Rik al duizenden euro’s kosten. Mijn fijne middenklasse kijker valt in het niet tussen alle Swarovski en Zeiss kijkers.

Terwijl de anderen allerlei roofvogels door elkaar roepen sta ik me nog af te vragen waar ze naar kijken. Ik probeer zo hard om ook wat te zien dat ik zelfs een volstrekt nieuwe gierensoort denk te horen. Het blijkt te gaan om een arend in plaats van een gier waarvan ik ook nog eens de naam verhaspel. Rik fluistert me in dat ik beter niet meteen alles hardop kan roepen. Een heel nuttige tip. In het begin zijn de vogels ver weg en zijn het voor ons echt alleen maar donkere roofvogelsilhouetten. Simon is ongelofelijk. Stipjes die ik net door mijn kijker kan zien identificeert hij meteen als zwarte wouwen. Na een poosje komen er gelukkig ook vogels een stuk dichterbij overgevlogen en kan ik ook echte vogels zien. Wat zien we er veel. Simon heeft een hanger met daaraan zes of zeven telapparaatjes voor verschillende vogelsoorten en als er iets aankomt, klikt hij razendsnel een van de tellertjes om het aantal vast te stellen. Aan het eind van de dag heeft Simon 461 zwarte wouwen op de teller staan. Wij hebben hooguit de helft daarvan ook gezien en dat was voor ons al heel knap.

Huerta Grande

We logeren deze week op een heerlijke plek, de Huerta Grande. In een groot stuk bos op een helling staan verspreid wat verstopte huisjes en wat grotere gebouwen waar gasten kunnen logeren. Wij hebben een knus houten huisje met zitkamer met bank en salontafel en een compleet ingerichte open keuken. Daarnaast hebben we een aparte slaapkamer en een badkamer. Voor het huisje is een balkon met stoelen, maar het gaat er op lijken dat we daar ook deze keer niet veel aan toe gaan komen. Je hoort alleen de vogeltjes en ziet niets van de andere huisjes. Bij de receptie is een restaurant waar we ontbijten en elke avond een uitstekende maaltijd geserveerd krijgen. Hier houden we het wel een week uit!

Zowel onderweg als tijdens de lunch zien we nog monarchvlinders. Het is een van de eerste dagen dat ze weer vliegen. Het is eigenlijk een soort uit Amerika, maar de eitjes zijn meegekomen met zijn waardplant, de zijdeplant (Asclepias soort). Is de monarchvlinder in Amerika beroemd omdat hij in meerdere generaties van noord naar zuid en omgekeerd trekt, hier is het geen trekvlinder en komt hij alleen in dit kleine stukje Spanje voor. Overigens zijn er wel vlinders en libellen die net als de vogels vanuit het zuiden de Straat van Gibraltar oversteken om meer noordelijk de zomer te vieren. Die zien we niet, maar op goede dagen wagen enorme zwermen de oversteek.

Roofvogels en ooievaars

Ook de tweede dag zoeken we weer mooie punten om de overvliegende vogels te bekijken. De grote roofvogels gebruiken voor de trek boven land de thermiek om zo zuinig mogelijk te vliegen. Op zee is geen thermiek en om niet te veel energie te verbruiken (die grote brede vleugels op en neer bewegen kost heel veel) proberen ze vanaf hoogte over zee te zweven waarbij ze langzaam hoogte verliezen. Ze gebruiken dan de wind om – met gebruik van vleugels – weer op hoogte te komen en dan weer in glijvlucht verder te komen. Hoe en waar ze de zeestraat oversteken hangt dus af van de wind. Waaien doet het hier vrijwel altijd en de wind is bijna altijd of oost of west en kan per dag draaien. Simon en Niki weten aan de hand van de wind op welke plek je op welke dag moet zijn om wat te zien.

En we zien echt heel veel. Eerst zijn de vogels ver weg en missen we soms de stipjes van Simon, maar gelukkig komen er ook heel wat dichterbij en na een toelichting lukt het ons zelfs om de drie meest voorkomende soorten – de zwarte wouw, de dwergarend en de slangenarend – vrijwel meteen te herkennen (op voorwaarde dat ze dichtbij genoeg zijn). De slangenarend zorgt nog even voor verwarring. In Albanië hebben we de slangenarend (daar snake eagle in het Engels) heel goed gezien. Voor mij ziet de short-toed eagle er precies hetzelfde uit, hoe zie je in hemelsnaam het verschil? Het Engels-Nederlandse lijstje helpt. De officiële Engelse naam van de slangenarend is short-toed eagle. Dit is dezelfde roofvogel als de snake eagle uit Albanië en ik hoef dus niet meer naar niet bestaande verschillen tussen soorten te zoeken. We zien nog veel meer, maar heel bijzonder zijn ook de ooievaars die als grote witte wolk ver boven ons rondcirkelen. Eerst zien we een wolk van zo’n 50 exemplaren, later een nog grotere van meer dan honderd stuks. Zwarte ooievaars zien we ook, een groep van acht, maar ver weg.

Zwerm ooievaars bij de Straat van Gibraltar

Zwerm ooievaars bij de Straat van Gibraltar

Windmolens, lunch en zonnedauw

Ze denken hier goed na over de bescherming van de overtrekkende vogels. Vanwege de wind staan er veel windmolens hier, een groot gevaar voor de trekvogels. Inmiddels is er een intelligent systeem ontwikkeld dat de vlucht van de trekvogels in de gaten houdt en de beheerders van het windmolenpark een seintje geeft als bepaalde turbines gevaar opleveren voor naderende trekvogels. De turbine wordt dan uitgeschakeld totdat de vogels er veilig voorbij zijn. Ander gevaar vormen de elektriciteitslijnen waar de vogels tegenaan kunnen vliegen. Die onder de grond stoppen is een goede, maar erg dure oplossing. Nu worden de draden gemarkeerd, zodat de vogels ze op tijd zien.

Onze lunch bestaat tot nu toe uit picknicklunches op een aangename plek met picknicktafels. Niki met assistentie van Simon regelt elke dag een lunch met brood, altijd andere (en lekkere) kaas, soms tortilla, rauwkost voor de liefhebbers, noten, chips, olijven en fruit met voor toe chocolade.

Na weer zo’n uitstekende lunch rijden we een weggetje in waar op zeker moment de scoop wordt ingesteld. Dit keer gaat het niet om een vogel maar om een heel bijzondere plant: de Portugese zonnedauw. Net als onze zonnedauw een vleesetend (insecten) plantje. Deze is echt heel bijzonder met lange opgerolde bladeren met rode kleverige kliertjes aan de zijkant waar insecten aan vast blijven plakken en nooit meer loskomen. Deze plant wilde ik zo graag zien en dat is zomaar gelukt. Vandaag vinden we ook onze eerste bloeiende orchidee, de hommelorchis. Natuurlijk vinden we veel meer planten en inmiddels weten we wie er binnen de groep geïnteresseerd zijn en roepen we elkaar als we iets leuks zien. Mijn prachtige, loodzware plantengids gaat iedere avond mee naar het diner.

Oude zoutpannen

Na de volle trekvogeldag van gisteren besluiten Simon en Niki dat we vandaag naar de Salinas gaan, 40 km naar het westen. Daar zijn oude zoutpannen die nu niet meer in gebruik zijn en nu ingericht zijn als natuurgebied. Het wemelt ook hier van de vogels en een van de allermooiste is wel de vorkstaartplevier. Ze zijn vier dagen geleden teruggekomen en nu zien we hele groepen lopen en rondvliegen. Verder zijn er ongelofelijk veel verschillende steltlopers die ik op wat uitzonderingen na van zijn levensdagen niet uit elkaar ga houden. Simon blijft ons verbazen. Op zeker moment kondigt hij een groep ibissen aan. Niet de kleinste vogels, maar ik zie niets. Als ik weet onder welke grijze wolk ik moet zoeken zie ik met mijn kijker zwarte vliegende dingen die ongetwijfeld vogels zijn. Simon zegt dat ik moet letten op de lange naar achteren gestrekte poten. Aan mijn stipjes zitten geen poten. Even later ziet hij eenden. Vrij snel herstelt hij de eerder door hem genoemde soortnaam. Het zijn pijlstaarten die voor hier ongebruikelijk zijn. Opnieuw zie ik zwarte vliegende stipjes vogel. Maar om nou te zeggen dat het eenden zijn... Vogelgidsen hebben zelf een soort roofvogelogen waar je jaloers van wordt.

Maar ook al zien we weinig aan stipjes, in de zoutvlakte is meer dan genoeg te zien en dankzij al de scopen kunnen we ook de verder weg vogels goed zien. Behalve de prachtige vorkstaartplevieren zien we lepelaars, flamingo’s, kluten en meer. In een boompje verderop vliegen vogeltjes af en aan en we zien zelfs de draainek – een uitermate schuwe spechtensoort – en een hop die zich verschuilt in het gras. De plantenliefhebbers speuren en vinden weer leuke dingen zoals een prachtige rode Adonis die wel wat weg heeft van een anemoon. Voordat we het weten is de ochtend voorbij en na een toiletstop bij een benzinepomp is het tijd voor de picknicklunch op een recreatieterrein in het bos.

Kaalkopibissen

Als laatste onderdeel van de dag hebben Niki en Simon nog een verrassing. Na een stukje rijden stoppen we op een grote parkeerplaats. We lopen een stukje langs de weg naar een overdekte hut. Al vanaf de parkeerplaats zien we grote zwarte vogels die aan hun snavel te zien wel ibissen moeten zijn. Het is de heremietibis of kaalkopibis. Een ibis met een bijzonder uiterlijk. Hij heeft een kaal paars, rood, blauw gekleurd hoofd omgeven door naar alle kanten uitstaande lange punkveren. Zijn lijf lijkt zwart maar heeft iriserende blauwpaarse kleuren. Zijn lange kromme snavel is rood. Het geheel is zonderling, maar prachtig. Maar ook het verhaal achter de ibis is bijzonder. Onze vriend was tot op zo’n honderd exemplaren na uitgestorven. Het christelijk geloof heeft hier een sterke bijdrage aan geleverd. En waarom? De zwarte vogel met kale kop, uitstaande veren en rode snavel werd voor duivels versleten. Ook voor heksen met hun kromme rug, zwarte jurken en lange kromme neuzen heeft de arme kaalkopibis model gestaan. Aangezien christenen graag alles wat ze duivels achten uitroeiden, verging het de kaalkopibis buitengewoon slecht, zeker als je alle andere bedreigingen zoals verlies van leefgebied erbij optelt.

Kaalkopibissen

Kaalkopibissen

Om de soort voor uitsterven te behoeden zijn vanuit dierentuinen fokprogramma’s opgezet en zijn in gevangenschap geboren dieren weer in het wild geïntroduceerd in Marokko en Spanje. In 2008 zijn hier in de buurt vogels uitgezet en het leuke is dat nakomelingen van deze vogels in 2011 deze plek zelf hebben uitgezocht. Een kolonie van zo’n dertig vogels nestelt nu in uitsparingen in de rotsen boven een drukke verkeersweg en trekt zich niets aan van al het rumoer onder hun nesten. Ook de vele vogelaars die hun bezigheden vanuit de hut gadeslaan laten de ibissen volledig koud. Ze zijn druk met hun nesten, rangschikken takjes, maken wat ruzie om de nestplekken en verliefde paartjes knuffelen elkaar , terwijl de meest voortvarende al op eieren lijken te zitten. Inmiddels is de populatie gegroeid tot zo’n duizend in het wild. De toename is een goed teken, maar natuurlijk zijn er nog steeds heel weinig en staat de soort nog steeds als ernstig bedreigd aangemerkt.

Drie soorten dolfijnen

We reizen deze eerste week met een voor ons ongekend grote groep van vijftien man. Om hier de goede plekken te bereiken waar je dingen kan zien, is openbaar vervoer geen optie en dus hebben we gekozen voor een groepstoer. Op de vierde dag wordt de groep opgesplitst. De reden is dat we een boottocht gaan maken op zoek naar dolfijnen en zeevogels. De meeste boten zijn grote toeristenboten geschikt voor wel 60 passagiers, maar wij gaan met een kleine boot waar hooguit tien man op passen. Een veel betere optie, want we kunnen stoppen wanneer we willen en bovendien hebben we naast Niki nog een uitstekende gids op de boot.

Wij zitten in de tweede groep en stipt om 11 uur komt de boot aanvaren met de eerste groep er op. Ze zijn goed geïnstrueerd en vertellen allemaal dat ze niets gezien hebben en dat het saai was. De tocht is nu al een van de hoogtepunten van de reis. In twee uur tijd zien we maar liefst drie verschillende soorten dolfijnen. Eerst zien we de relatief kleine gewone dolfijn. Een stukje voor de boot uit zien we een groepje door het water buitelen. We zouden daar al tevreden mee zijn geweest, maar ze hebben een verrassing voor ons in petto en komen spontaan op de boot af. Ze zwemmen vlak onder de boot door, duiken op en ze zijn zo dichtbij dat je ze echt goed kan bekijken en ze ook onder water kan zien zwemmen. Ze zijn er niet eventjes vluchtig, maar blijven echt een tijdje rond de boot hangen. Zo geweldig.
Niet lang daarna dient de tweede soort zich aan, de tuimelaar. Ook die vindt onze boot machtig interessant en de groep dolfijnen zwemt rond de boot, springt uit het water draait in het water rond zijn as. Het lijkt wel alsof ze een betaalde show opvoeren. Kunnen we al bijna niet geloven wat we zien, er komt nog meer bij. De derde soort, de griend, die in het Engels pilot whale heet, maar bij de dolfijnen hoort, is de grootste van de drie en komt ook heel dichtbij. Ze spelen echt rond de boot en je kan hun hoge, bolle gezichten ontzettend goed zien. Er is ook een jong bij die vlak voor ons neus in zijn eentje in het water aan het spelen is. We horen ze ook hoge ‘schriek’geluiden maken waarmee ze onderling communiceren. Als we druk met ze bezig zijn, waarschuwt de gids ons voor een groot containerschip. Voor het containerschip, in de boeggolf van het schip, springt een tuimelaar steeds met een hoge boog uit het water. Al die tijd dat we het schip en de tuimelaar kunnen zien, blijft hij hoge sprongen voor het schip uit maken. Als je heel de dag in zee zwemt, moet je voor jezelf af en toe een verzetje bedenken.
We nemen afscheid van de grienden, maar dat helpt niet. Ze volgen onze boot en blijven tijden lang rondom ons schip hangen terwijl ze af en toe een hoog en luid ‘schriek’ laten horen. Natuurlijk hoop je bij een dolfijnentocht dolfijnen te zien, maar dat we zo’n uitzonderlijk mooi spektakel zouden zien, hadden we in de verste verte niet kunnen bedenken. Zo’n mooie dolfijnentocht hebben we nog nooit gehad.

Tuimelaar in de Straat van Gibraltar

Tuimelaar in de Straat van Gibraltar

Romeinse ruïnes en vale gieren

We lunchen vlakbij Tarifa op een mooi dijkje met uitzicht op de aankomende roofvogels. Heel hinderlijk dat je als je aan een goede lunch bezig bent, steeds je kijker moet pakken omdat er weer zwermen roofvogels de oversteek aan het maken zijn. We voelen ons echt verwend hier. Vandaag komen er relatief veel dwergarenden over en de een na de ander zien we prachtig aan komen zeilen. De rest van de middag blijven we op de lunchplek hangen omdat er steeds zoveel te zien is. Aan het eind van de middag keren we volledig voldaan terug naar huis.

De dag na de mooie dolfijnentocht staat er een harde oostelijke wind en bij het uitzichtpunt zijn dan ook niet veel vogels. We gaan naar een soort strandje met kleine stukjes water. Daar zien we ontzettend veel, alleen zitten de vogels ook hier weer ver weg. Met de telescoop zijn ze nog goed te zien, maar voor de foto zijn de meeste echt te ver weg. Alleen een paar wilde eenden lopen wat dichterbij voorbij. Mogen vogelaars daar een beetje hun neus voor ophalen, wij vinden gewone eendjes ook gezellig.

We laten de harde wind en het strand achter ons en Niki en Simon zoeken een mooie windluwe vallei op waar we naar kleine vogeltjes zoeken. We vinden een echte schoonheid, een soort tapuit die graag bovenop een rots zit, zodat hij gemakkelijk te vinden is. We komen ook A. (man) en A. (vrouw) weer tegen. Twee Nederlanders die in een soort bestelautocamper sinds half februari op reis zijn. A. (de vrouw), van huis uit bioloog, weet heel veel van planten en brengt wat moeilijke bremachtige planten voor me op naam en laat zien hoe ik ze kan herkennen. Ze is ook dol op libellen en heeft zich daar zo goed in gespecialiseerd dat ze als corrector gevraagd is voor een Nederlands libellenboek en mee gaat werken aan een Europees libellenboek. A. (de man) is meer van de vogels. Leuke mensen om te ontmoeten.

Na de lunch in een mooie bosachtige omgeving met kurkeiken, parasoldennen en olijfboomgaarden, gaan we de bergen in. We zitten inmiddels een stukje westelijker dan Tarifa en als we aardig hoog zijn, stoppen we voor het uitzicht. Ver onder ons ligt niet alleen de zeestraat, maar ook een Romeinse ruïne, Baelo Claudia, waar mooie pilaren en zelfs een standbeeld de Romeinse glorie van weleer tonen. Maar we kijken meer naar boven in de lucht waar vale gieren cirkelen. Zo dichtbij hebben we ze nog niet gezien en we zien ze zelfs van niet al te ver op de rotsen zitten. Een paar vliegen af en aan met materiaal in hun bek en piepen dan een spleet in. Het kan niet anders dan dat ze daar wonen en bezig zijn met het inrichten van de kinderkamer.

Aan de andere kant van de berg wacht ons een ander mooi schouwspel. Er broedt hier een populatie van zo’n 90 vale gieren en rond vijf uur, half zes keren ze massaal huiswaarts. Je weet niet wat je ziet zoveel van die enorme gieren vliegen er over. Het lijkt wel alsof ze niet rechtstreeks naar huis gaan, maar nog even wat rondes samen rondcirkelen voordat ze aftakken naar hun eigen nest. Op de uitstekende rotsrichels, in spleten en in holen, overal zijn nesten van de vale gieren. De lange tijd van eieren uitbroeden is aangebroken. Tussen de grote vale gieren broedt een paar kleinere aasgieren. Ook die zijn zo vriendelijk om voor ons rond te vliegen. Maar we zien meer, een zelfs voor de meest doorgewinterde vogelaar heel bijzondere soort: de havikarend. Dat is een van de arenden die het moeilijkst te zien is en er komen er maar liefst vier langs, Niet zo dichtbij dat ik ze ooit een volgende keer zou herkennen, maar opwindend is het wel. Als alle gieren thuis zijn, lopen ook wij terug naar de busjes om huiswaarts te keren na opnieuw een mooie dag.

Vale gier

Vale gier

Laatste dag Huerta Grande

Op de laatste excursiedag in Huerta Grande wijken we af van ons inmiddels vaste patroon: 8 uur ontbijt, 9 uur vertrek. Simons busje is onbruikbaar door een volledig kapot zijraam. Hij heeft een muurtje geraakt en daar bleek het raam niet tegen te kunnen. Samen met Niki maken we nu een wandeling door het bos van Huerta Grande op zoek naar leuke kleine bosvogeltjes waarvan ze er verschillende voor ons vindt. In de tussentijd regelt Simon de verzekeringszaken en een afspraak met de garage. Gelukkig heeft Huerta Grande ook eigen busjes, zodat we om tien uur met een geleend busje alsnog op pad kunnen.

Iberische mutsslang

Iberische mutsslang

Vandaag gaan we naar natte gebieden met zoet water en akkerland om te kijken wat we daar aantreffen. Ook vandaag zien we weer veel vogels en nieuwe planten, maar we vinden meer. Op de weg ligt een klein slangetje (waarschijnlijk de Iberische mutsslang). Hij ligt er voor dood, maar dat is maar schijn. Hij moet na de koude nacht opwarmen om actief te kunnen worden en heeft daar de zonnige zandweg voor uitgekozen. Als een van de groepsleden met een takje het slangetje van de weg probeert te duwen, lijkt hij eerst niets te doen, maar al snel kronkelt hij springlevend de berm in. Wordt hij tenminste niet overreden.

Roodgestreepte oliekever

Roodgestreepte oliekever

Er zijn vandaag meer weggebruikers Simon stopt de bus omdat een zwart rood gestreepte kever van zo’n vijf centimeter de weg oversteekt. Het is de rood gestreepte oliekever en de strepen heeft hij niet voor niets. Het is een duidelijk waarschuwingssignaal, want bij bedreiging sproeit hij een gemeen bijtende vloeistof naar zijn belager. De volwassen kever leeft van pollen, maar de larven zijn geslepener en geniepiger. De opeenvolgende larvenstadia verschillen nogal van elkaar, wat voor kevers die net als vlinders verpoppen, nogal uitzonderlijk is. De jongste larven, zo’n 3 mm groot hebben pootjes en gaan actief op zoek naar een gastheer, een solitaire bij. Heeft hij die eenmaal gevonden, haakt hij zich eraan vast en laat zich meevoeren naar het bijennest. Daar ontwikkelt hij zich toch een made-achtige larve die zich volvreet met de bijeneitjes en de nectar die voor de bijenkinderen bedoeld was. Eenmaal bolrond gegeten verlaat hij het bijennest en vervelt nog een of twee keer en is dan uitgegroeid tot de vijf cm grote rood gestreepte oliekever die de rest van zijn leven vreedzaam pollen eet.

Met de bus van Tarifa naar Sevilla

Na alle mooie dagen zit ons verblijf in Huerta Grande er alweer op. De dagen zijn omgevlogen. Samen met de vier Amerikanen worden we naar het busstation in Tarifa gebracht om daar de bus naar Sevilla te pakken. We merken dat we ouder worden. Met de afgeleefde grote rugzakken achterop en de dagrugzakjes voorop gaan we opvallen. Op het busstation komt een vrouw op ons af die wil weten waar we vandaan komen en waar we nu heengaan. Zij komen oorspronkelijk uit Cuba en wonen nu in de VS. Ze vindt ons met onze grote rugzakken en wandelschoenen geweldig. Ze dicht ons gelijk een vrij, onafhankelijk en avontuurlijk leven toe. ‘Oh, you just go where you want and live your life free. I wish, I could live in that way’. We hebben maar niet gezegd dat we net van een verzorgde reis van een week komen en onderweg zijn naar een wandeltocht met bagagevervoer. Waarom zou je iemand een illusie ontnemen. Hadden we net als iedereen een rolkoffer gehad of waren we dertig jaar jonger geweest, zouden we nooit opgevallen zijn.

Thuis hadden we uitgezocht dat de bus vanaf Málaga naar Sevilla er twee uur over zou doen, maar we hadden besloten om geen kaartjes vooraf te kopen en met Simon en Niki even te overleggen wat handig was. Vandaar dat we nu vanaf Tarifa vertrekken met – wat onderweg blijkt – een stopbus. Erg leuk want er valt veel te zien onderweg, prachtig uitzicht over de kust en de zee en talloze dorpjes en grotere stadjes waar de bus even stopt. We komen zelfs langs de plek met de kaalkopibissen, zodat we nog even naar ze kunnen zwaaien. Na twee uur zijn we bijna op de helft, dus de tocht wordt duidelijk langer. Gelukkig rijdt de bus de laatste 75 km vrij snel door, zodat we toch nog halverwege de middag in Sevilla zijn. Met de route op zijn telefoon loodst knappe Rik ons foutloos 2,5 km kriskras door het centrum via bochtige steegjes rechtstreeks van het busstation naar het hotel.

Sevilla

In Sevilla zoeken we eerst het busstation voor de bus van morgen naar Aracena op, Die bus gaat van een ander station dat gelukkig veel dichterbij het hotel is (daar hebben we het hotel op uitgezocht). In mijn beste Spaans vraag ik of we ook retours kunnen kopen die geldig blijven tot we eind maart weer terugkeren uit Aracena. Een dame die duidelijk geen enkel plezier aan haar werk beleeft, antwoordt dat dat kan, maar de bustijden terug zijn onhandig (‘s morgens heel vroeg of ‘s avonds tegen 7 uur) en lijken anders dan wat we opgekregen hebben. Ik vraag dus iets te vaak in mijn slechte Spaans naar bustijden, waarop de dame duidelijk geïrriteerd reageert en met haar hoofd schudt over zoveel dommigheid. Dat helpt niet om de kwaliteit van mijn Spaans te verbeteren. Ik zeg dat we straks terugkomen, wat ze een heel goed idee vindt. We pakken de papieren erbij en inderdaad kloppen de tijden. We gaan terug naar de onwillige dame en bestellen de retourtjes met een late bus terug uit Aracena. Zuchtend zet ze zich aan het werk en levert vier kassabonnen af. Bij het opruimen ziet Rik gelukkig dat we toch kaartjes voor de vroege bus terug gekregen hebben. Als ik opnieuw voor het loket verschijn, krijg ik de indruk dat ik de toch al niet zo lollige werkdag nu wel volledig verpest heb. Maar goed, de tijd op de bonnetjes wordt doorgestreept en als het apparaat dat de bonnen uit moet spugen nog onwilliger lijkt dan de dame, zet ze zuchtend de goede tijd op de bon met een stevige stempel erbij. We kopen ook vast de buskaarten voor de bus naar Faro in Portugal. Dat doen we bij de automaat. Die heeft meer geduld, wil heel veel van ons weten, maar zegt na het invoeren van de paspoortnummers dat onze informatie gecontroleerd en correct is. Kijk, met zo’n automaat valt tenminste te praten. Na dit zakelijke intermezzo gaan we de stad in om wat cultuur op te snuiven.

Sevilla is een prachtige stad en er is erg veel te zien. Onze bus naar Arecena vertrekt pas om vier uur, dus tijd genoeg om de stad te verkennen. In de wijk Triana, aan de andere kant van de Guadalquivir rivier bezoeken we de Santa Ana kerk. De kerk heeft een fraai betegelde toren, maar is van binnen ook de moeite waard, zeker omdat we een foldertje krijgen met toelichting. Een van de kapellen is gewijd aan de maagd van de overwinning. Deze maagd heeft belangrijke bezoekers gehad. Voordat Fernando Magelhaen in 1519 aan zijn grote wereldreis begon is hij bij de maagd geweest in de hoop dat zij zou helpen. Na drie jaar varen (inderdaad de wereld rond) kwam het armzalige aantal van 18 overlevende opvarenden opnieuw bij haar langs. Het overgrote deel van de bemanning zal haar in de hemel hebben moeten zoeken net als Magelhaen zelf die niet veel steun van de maagd kreeg. Op de Filipijnen was hij iets te rigoureus aan het bekeren geslagen. Toen de Filipijnen daar hun buik vol van hadden, hebben ze hem met een bamboespeer gedood. Zo heb je niets aan een maagd van de overwinning. De andere 16 punten uit de folder zal ik jullie besparen.

De Plaza de España is het bekendste plein van Sevilla en dat is ook meteen duidelijk. In de grote vijver bij het plein kan je roeibootjes huren, paardenkoetsen slepen toeristen langs het plein, in de twee toegangspoorten zitten muzikanten en in het midden begeleidt een gitarist flamencodanseressen. Rondom het plein zijn souvenirkraampjes te over. Het enige wat we niet hebben kunnen vinden zijn verkleedflamencojurken voor een leuke vakantiefoto. Maar het plein is zeer zeker de moeite waard. Het plein is in 1929 aangelegd voor de Ibero-Amerikaanse tentoonstelling van 1929 om op symbolische wijze vrede te sluiten met de voormalige koloniën. Het is een gigantisch plein met een reusachtig half cirkelvormig gebouw met twee toegangspoorten en drie hoge torens. Het meest bijzonder zijn de bankjes met van elk van de 52 Spaanse provincies een kaart en een Andalusisch tegeltableau. Het geheel is echt prachtig en heel goed onderhouden. De Torro de Oro oftewel de 'toren van het goud' is eveneens de moeite waard. Het is een toren uit de 12e eeuw gelegen aan de rivier. Deze toren, ooit onderdeel van de Moorse stadswal, diende als opslagplaats voor het goud dat de Spanjaarden uit de koloniën in de Nieuwe Wereld weg roofden. Later deed de toren dienst als gevangenis en nu is de toren een van de toeristische verdienmodellen.

Plaza de España in Sevilla

Plaza de España in Sevilla

We komen ook een mindere kant van Sevilla tegen. In een klein straatje – en daar zijn er in het centrum heel veel van – voelt Rik een hand bij zijn broekzak. Rik reageert meteen alert en slaat de hand weg en draait zich om. De dame van het stel verontschuldigt zich en doet alsof ze Rik per ongeluk even aantikte. Dat doe je niet ter hoogte van iemands broekzak. Later komen we ze nog een keer tegen en als we bij een bakker een broodje eten hebben ze de moed om daar ook ijskoud naar binnen te stappen. Ze negeren onze blikken volledig. Tja, in zo’n grote stad vol toeristen moet je waakzaam blijven.

Met de bus van Sevilla naar Aracena

Na een uitgebreide stadstoer pakken we om vier uur de bus naar Aracena. Aracena is de hoofdplaats van het gebied. De Sierra de Aracena yPicos de Aroche is het op een na grootste natuurpark van Andalusië en ligt in het noorden van de provincie Huelva, op zijn beurt de meest westelijke provincie van Spanje. Het gebied ligt dan ook op een steenworp afstand van de grens met Porugal. Het is een bergachtig gebied en de hellingen zijn vooral bebost met prachtig kromgegroeide kurkeiken, steeneiken, olijfbomen en kastanjes. Niet in cultuur gebrachte stukken zien geel van de brem en roze-wit van de metershoge boomheide. Het gebied is beroemd vanwege de Iberische ham die hier op grote schaal geproduceerd wordt. De zwarte Iberische varkens lopen tevreden knorrend door de enorme boomgaarden. Ze hebben een goed leven totdat ze tot Iberische ham, pluma – stukje doorregen spek uit de nek – of secreto – stukje uit de schouder – verwerkt worden. Het gebied lijkt niet aangetast te zijn door de tijd. De dorpjes bestaan uit prachtige witte huizen met rode bakstenen daken. De steile, smalle straatjes zijn nog steeds bedekt met Romeins aandoende kleine kasseien.

Met de steile kasseienstraatjes maken we gelijk kennis als we – met alle bagage – het dorp dwars door moeten steken om via steile klimmen bij het hotel te komen. Als we in het hotel met een aardige gastvrouw de bagage geparkeerd hebben, doen we nog een rondje stad. Tijdens ons rondje door Aracena kijken we ook uit naar restaurants. Rik grapt nog dat ze hier misschien wel een goed Indiaas restaurant hebben (zijn we allebei grote fan van). Hij heeft het nog niet gezegd of we zien een uithangbord met ‘Taj Mahal’. Wie had dat verwacht. Watertandend lopen we er op af, maar volgens Rik zijn ze gesloten. Ik probeer de deur en die gaat open. Intussen heeft Rik de menukaart bekeken. En wat serveert Taj Mahal? Doner kebab, Turkse pizza, falafel en gewone pizza. Taj Mahal heeft in niets met de Indiase keuken te maken. Het was ook te mooi om waar te zijn. Omdat we verder niet snel iets vinden, gaan we toch maar voor de Turkse pizza bij de Taj Mahal.

We zijn in de Sierra de Aracena voor een weekje wandelen, waarbij we de ‘smokkelaarsroute’ lopen. In ‘La epoca negra’ of ‘el hambre’, de ‘zwarte periode’ of eenvoudigweg ‘de honger’, de periode in de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw na de Spaanse burgeroorlog, had Andalusië het zwaar te verduren. Mensen trokken weg naar de grote steden om daar werk te vinden, maar sommigen in de Sierra kozen ervoor om het smokkelaarsvak te kiezen en werden ‘Mochileros’ – letterlijk vertaald ‘iemand die een rugzak draagt’, maar heel iets anders dan de huidige backpacker. Het was een zwaar en risicovol bestaan, waarbij de sjouwers in zelfgemaakte rugzakken 30 kg smokkelwaar van de Portugese grens de Sierra in droegen. Van daaruit werden de spullen naar Sevilla vervoerd. De sjouwers werkten voor smokkelbazen die de handel organiseerden en vervoerden dagelijkse levensmiddelen als bonen, koffie en tabak in 24 uur over een afstand van 100 km. Om de officiële instanties te ontwijken, gebruikten ze rotsachtige bergpaadjes en in onbruik geraakte ezelspaden om de waar te transporteren. In de Sierra werden de spullen verstopt tot ze naar Sevilla vervoerd konden worden. Wij gaan weliswaar de ‘smokkelaarsroute’ doen, vernoemd naar de Mochileros, maar ons bagagevervoer is geregeld, wij dragen alleen een dagrugzakje met eten, drinken, fototoestellen en jasjes. Ook kan ik jullie verzekeren dat we de 100 km in 24 uur niet gaan halen.

Wandeling naar Carboneras

Onze eerste dag in Aracena is officieel een aankomstdag waarop we nog geen geplande wandeling hebben staan. In de omgeving zijn een grot en een kasteel die mooi in zo’n dag passen en omdat we daar waarschijnlijk niet de hele dag mee zoet zijn, plant Rik nog een wandeling (heen en terug dezelfde weg) van een kleine tien km. Het kasteel houdt er vandaag merkwaardige openingstijden op na: van vier tot half zeven ‘s middags. We besluiten de volgorde dan maar om te draaien en eerst de korte wandeling te doen en dan de grot en het kasteel.

Omdat het een korte wandeling is, nemen we geen lunch mee, voor de lunch zijn we wel weer terug. De wandeling is prachtig. We lopen door heuvelachtig terrein met hellingen begroeid met prachtige oude kurkeiken en olijfboomgaarden. Onderweg zien we ongelofelijk veel planten die best op de foto willen en zelfs een paar kleine bruine vogeltjes die absoluut geen geduld voor de foto hebben, maar ter compensatie allemaal van zich laten horen. Door al het moois schieten we niet erg op en bovendien blijkt dat de wandeling één kant op een kleine 10 km is en niet heen en weer. We komen dan ook pas om over enen in Carboneras aan, het dorpje waar we om zouden keren.

Ook Carboneras is een prachtig wit dorpje met steile, smalle kasseienstraatjes waar de tijd weinig invloed heeft gehad. We vragen een dame met hond of er een winkel of een eetgelegenheid is. Die zijn er niet, maar er is wel een bar, maar of die open is? De aardige dame met hond brengt ons naar de bar die als hij gesloten is voor buitenstaanders onherkenbaar is. De bar is dicht, geen lunch, geen koffie. We eten dus maar het noodrantsoen crackers, terwijl Rik een leuke route voor terug probeert te vinden. Onderwijl horen we een hoop gepraat: de bar is inmiddels open. Koffie is binnen bereik, maar het eten lijkt niet verder te reiken dan chips en snoeprepen. In de bar maken we een praatje met een vriendelijk echtpaar dat uit Aracena komt en ons op de kaart mooie plekken aanwijst waar we zeker heen moeten. Ze blijken naast ons hotel in Aracena te wonen.

In Carboneras krijgen we nog de schrik van ons leven, Rik heeft zijn jasje achterop zijn dagrugzakje gebonden, Het leek heel stevig te zitten, maar is opeens toch weg. Dat is echt erg. Gelukkig ligt het op het pleintje waar we de terugweg bestudeerd hebben. Gesterkt door de koffie gaan we weer op pad en komen veel te laat voor kasteel of grot terug. Geeft niet, we hebben een heerlijke en leuke dag gehad. We zijn nog niet helemaal klaar voor de Spaanse gewoontes. Na de schamele lunch gaan we om zeven uur op pad voor het diner. Fout, fout, fout. Alle restaurants zijn dicht en de gelegenheid die wel open is, serveert het eten pas om kwart over acht. Tja, ‘s lands wijs, ‘s lands eer, we moeten toch nog een uurtje geduld hebben.

Na de eerste ‘vrije dag’ met zelf samengestelde wandeling beginnen we aan onze week van uitgezette wandelingen. Die bewaren we voor de volgende brief.