Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 06: Perth naar Melbourne, Tasmanië
Wereldreis, Oceanië, brief 6

Wereldreis, Oceanië, brief 6

[Adelaide, 20 september 1998]

Perth

De vorige brief heb ik net afgerond. Ik weet dus nog precies dat die stopt bij onze aankomst in Perth. In Perth hebben we ruim vier dagen, terwijl er wel voor tien dagen dingen te doen zijn. Eén van de dingen die vooral ik graag wil doen, is een bloementocht maken. Op dit moment bloeien er ontzettend veel prachtige bloemen.

Het valt niet mee om zo’n tour te boeken. Veel tours zijn drie of vier dagen. Erg leuk, maar zoveel dagen hebben we niet. De enige eendaagse tocht die we vinden, blijkt vol te zijn. Rod, de manager van ons hostel, belt heel Perth af en komt met een tweedaagse tour. ‘Klein’ nadeel: met de tocht gaat een complete televisieploeg van Channel 9 (televisiestation) mee. Ze gaan niet alleen bloemen filmen, maar ook ons! Ik heb al zo’n hekel aan foto’s. Zo’n grote officiële televisiecamera die de godganse dag gemeen naar je ligt te loeren, is dus echt een reden om meteen te bedanken. Dan worden we maar niet beroemd.
Het enige wat overblijft is een halve dagtocht met de organisatie die ook de hele dag (eendaagse) bloementour doet. Als we met die tocht op weg zijn naar het verzamelpunt blijkt er toch nog plek te zijn op de eendaagse tocht, en kunnen we nog switchen. Het resultaat: een perfecte dag met een ontzettend kundige mevrouw als gids. Ze laat ons op verschillende plekken ongelofelijk veel zien. Op die ene dag zien we (om maar iets te noemen) wel vijf of zes soorten orchideeën die we nooit eerder gezien hebben. En onze gids (Billy) weet en ziet echt alles.
’s Avonds ben ik zowat versleten, zo heb ik mijn best gedaan om alles wat we gezien hebben te onthouden. Goed dat we deze tocht gemaakt hebben, temeer daar de halve dagtocht een uitstapje naar een klooster met één bloemenstop (zonder deskundige) bleek te zijn.

Quokka.

Quokka.

Tweede uitstapje is naar Rottnest Island. Rottnest Island dankt zijn naam aan een Vlaming die op het eiland een soort 'Ratten zo groot als katten' zag, en het eiland dus ‘Rattennest’ = Rottnest noemde. De ‘ratten’ zijn geen ratten, maar vriendelijke buideldieren met een zachte pels, grappige kleine oortjes en een ratachtige staart. Ze heten officieel quokka’s. Het VVV op Rottnest Island heeft goede afspraken met de quokka’s. Ze zitten direct rondom het ‘Quokka Informatie’ bord, en zijn (althans sommige) handtam. Wat ze erg lekker vinden, zijn takken bloeiende mimosa, vooral diegene waar zij niet bij kunnen, maar wij wel. Het is onderdeel van hun natuurlijke dieet, dus zonder gewetensbezwaren leuk de quokka’s gevoerd.
We hebben ons nog erg vermaakt met twee Australische zussen op leeftijd. Ook zij vinden het voeren van de quokka’s erg leuk. De uitdrukking in Australië als je iets lekkers eet is ‘Mjammi’. Aangezien de quokka’s niet kunnen praten, roept de meest enthousiaste zus: “Mjammimjamimjammi”, zolang als de quokka van haar mimosatak smikkelt. Erg komisch.
Eén quokka heeft een kleintje in haar buidel, die vanuit veilige plek af en toe zijn kopje uitsteekt. Dieren blijven leuk.

Perth zelf is een aardige stad met redelijk wat goed onderhouden gebouwen. Ook hier rijden weer (net las in Melbourne en Sydney) gratis bussen rondom het centrum. Op de laatste middag proberen we nog het museum en de botanische tuin te combineren. Erg dom, want nu hebben we voor allebei te weinig tijd, en eigenlijk wisten we dat al van tevoren. Kiezen is dan veel verstandiger, maar soms moeilijk.

’s Avonds gaan we met onze Zwitserse vrienden uit eten. De twee Zwitserse zusjes waren samen met ons mee op de vijfdaagse tour rondom Ayers Rock, toen nog in gezelschap van de vriend van het oudste zusje. In Kakadu zijn we ze opnieuw tegengekomen. In onze Kakadugroep reisden trouwens drie Duitsers mee, die ook mee waren op de Ayers Rock tour. De twee Zwitserse zusjes hebben we daarna weer in Darwin gezien, en daarna een week later in Broome. De vriend van de oudste zus moest al eerder terug. In Broome zijn de zusjes ingestapt op een (andere dan de onze) tour naar Perth. Ook onderweg hebben we elkaar nog een paar keer gezien. Al met al hebben we elkaar nu een maand lang om de paar dagen gezien op een duizenden km’s lang traject. Vandaar dat we nu in Perth gezamenlijk uit eten gaan. Zij gaan via Bali terug naar huis, wij naar Tasmanië, dus nu zullen we elkaar even niet meer zien. Heel grappig dat je in zo’n enorm land zo vaak dezelfde mensen ziet.

De Indian Pacific

Vanuit Perth gaan we terug naar het oosten (je kan trouwens weinig andere kanten uit zonder in zee uit te komen), en wel met de beroemde Indian Pacific trein, die langs de hele zuidkust van Perth naar Sydney (3961 km) rijdt. De Indian Pacific doet niet Melbourne aan, waar wij heen willen, zodat we in Adelaide over moeten stappen. De Indian Pacific vertrekt vrijdagmiddag (half 2) uit Perth, en komt zondagmorgen om 6 uur aan in Adelaide. In totaal een reis van 39 uur (vanwege de reis naar het oosten zetten we de klok 1,5 uur door).
We hebben in de trein een klein coupeetje voor z’n tweeën met comfortabele stoelen. Verder is er een lounge en restaurant aan boord. Ontzettend leuk om in de trein te dineren terwijl het landschap in het late zonlicht aan je voorbij glijdt. Voor ’s nachts kan ons kleine huisje omgetoverd worden in een slaapkamer. Je kan dan nog net met z’n tweeën naast het stapelbed staan, bewegen kan niet meer. Per wagon zijn er twee douches, het ontbreekt ons dus aan niets.

Adelaide mag een levendige stad zijn, maar op zondagmorgen 6 uur is er weinig te doen. We ontbijten eerst op ons gemak, en gaan dan richting stad. Om kwart voor acht ’s morgens is er nog steeds niet veel te doen in de stad. Overigens zien we meer dan genoeg mensen. Om 8 uur start een marathon (of zoiets) en het krioelt van de mensen. We zien nummer 10023 langskomen, Maar of ze echt vanaf 1 doortellen? Verder staat er een waanzinnig lange rij mensen (die er volgens de taxichauffeur al sinds gisteren staat) te wachten om een kaartje voor één of andere voetbalwedstrijd te kopen. ’s Middags om 4 uur is de rij wat korter, maar staat er nog steeds. Ik geloof niet dat er iets bestaat waarvoor ik zo lang in de rij zou gaan staan.

Uiteindelijk gaan we bij McDonalds (het enige dat open is) koffie drinken, totdat we naar het museum kunnen, en de stad tot leven komt. Erg mooi museum met ontzettend veel Australische fossielen. Inmiddels zijn we weer terug op het station. Onze trein vertrekt om kwart over 7 ’s avonds, en morgenochtend om kwart voor 9 horen we in Melbourne aan te komen. Jammer genoeg zullen we vannacht ons bed moeten missen, maar in de stoel slapen we ook wel.

[Hobart, 28 september 1998]

Melbourne

Onze dag in Melbourne voelt inmiddels al als lang geleden. De eerste dag in Melbourne doen we weinig dat het vermelden waard is. Na douche in het hostel en ontbijt is het half twaalf. Na het regelen van andere huishoudelijke zaken is het half vier. Feest van deze dag is natuurlijk de poste restante waar we onze stapel brieven krijgen. Daarna in de wasserette genoeglijk brieven lezend op de was zitten wachten. De tweede dag in Melbourne gaan we naar Science Works, een leuk soort wetenschapsmuseum, waar ik opnieuw uitvind dat ik uitstekend kleuren kan zien, maar op het gebied van krachtmetingen een flutprestatie lever in vergelijking met Rik. Sterke man, hoor!

Nederland mag voetbalgek zijn, Australiërs zijn het ook. Ik heb al eerder geschreven over de rij voetbalenthousiastelingen in Adelaide. In Melbourne zien we ook al zo’n krankzinnige rij, compleet met veldbedden, klapstoelen en slaapzakken. Onze taxichauffeur (station => hostel) vertelt dat de mensen in de rij staan om een kaartje voor de ‘Grand Final’ te bemachtigen, die de volgende zaterdag (26 september) gespeeld wordt. Hij vertelt ons dat sommige mensen wel een week (!) in de rij staan. Er zijn 100.000 plaatsen, en die zijn nadat de verkoop start binnen twee uur volledig uitverkocht. Zelfs 300.000 kaartjes (als het stadion driemaal zo groot was) zouden ze direct kwijtraken. De verkoop start later op dezelfde maandag van onze aankomst. Wij vertellen de chauffeur van de kleiner geworden rij op zondag in Adelaide. Dat zijn de mensen die de moed opgegeven hebben.
De ‘Grand Final’ is inmiddels achter de rug, en zelfs wij weten dat het tussen Adelaide en Melbourne ging, want radio, televisie en de mensen op straat praten nergens anders over. Als we het goed gevolgd hebben heeft Adelaide gewonnen. Tjonge, jonge wat zijn we daar blij mee.
Grappig is dat nu we na een poosje in Adelaide en Melbourne terugkomen het echt voorjaar is geworden, met mooie zachtgroene voorjaarsbomen. Leuk om dat verschil te zien.

Launceston, Tasmanië

Vanuit Melbourne vliegen we naar Launceston op Tasmanië. In eerste instantie zouden we met de ferry overvaren. De ferry doet er een volle nacht over, en de zee tussen Australië en Tasmanië is erg ruw, speciaal in het voorjaar. Bij nader onderzoek blijkt dat wij, omdat we een vliegticket Australië uit hebben, een forse korting krijgen op vliegtickets binnen Australië. Vliegen is met korting goedkoper dan de boot, en dus gaan we fijn vliegen.
Als we aankomen in Launceston ’s avonds in het donker stort het van de regen. Kennelijk gebeurt dat vaker, want naast de vliegtuigtrap staat een enorme bak paraplu’s, zodat de passagiers nog enigszins droog de hal kunnen bereiken.

Onze eerste dag in Launceston gaat vrijwel geheel op aan het organiseren van uitstapjes naar de dingen die we willen zien. In Nederland toen we dachten wel drie weken over te houden voor Tasmanië hadden we bedacht dat we op Tasmanië fietsen en een tent zouden huren, en zo het eiland zouden bekijken. Tasmanië is per slot voor Australische begrippen klein (het past 5 keer in Victoria, de op één na kleinste staat van Australië, en 37 keer in West Australië, de grootste staat van Australië). Onze fiets- en kampeerplannen zijn zonder veel discussie van tafel verdwenen.
Waarom?

  • Onze drie weken zijn geslonken tot twaalf dagen, en we willen heel erg veel zien.
  • Tasmanië mag klein zijn, maar is nog altijd twee keer zo groot als Nederland, en te groot voor twaalf dagen.
  • Ze zijn zo dom geweest om bij de aanleg van Tasmanië grote stevige lange heuvels te maken. Sommige daarvan zijn misschien wel te befietsen (maar dan word je wel erg moe), andere zijn te steil om fietsend op of af te gaan.
  • Het weer is erg aangenaam na de tropische hitte van West Australië, maar te onbetrouwbaar voor de combinatie fiets en tent. Wij zijn natuurlijk vreselijk sportief en niet bang voor een stevige regenbui, maar met wisselvallig weer slapen we liever in een bed onder een dak.

We gaan dus naar de tourist information en verzamelen folders van busmaatschappijen voor het openbaar vervoer, en folders over één- en meerdaagse tochtjes naar plekken waar we heen willen. We zitten lang te puzzelen voordat we het programma zo hebben, dat we in onze Tasmaniëtijd zoveel mogelijk doen zonder dat we de dingen te gehaast afraffelen. We hebben hier voor het eerst last van het feit dat we geen auto rijden. Bussen rijden wel, maar niet erg frequent en vaak ook niet tot dicht genoeg bij de plaats waar je moet zijn. Zou je in Nederland naar Schiermonnikoog willen, dan zou het Tasmaanse openbaar vervoer je op maandag en woensdag in Leeuwarden kunnen droppen, terwijl je op dinsdag, donderdag en zaterdag naar Groningen kan. Aardig bedoeld, maar nog een heel stuk lopen.

Met wat wel mogelijk is, maken we toch een programma waar we heel tevreden over zijn. We beginnen met een vijfdaagse tocht waarbij we heel veel zien, daarna doen we wat op onszelf, en wat ééndaagse tochtjes. Tevreden keren we terug naar de tourist information om de ons aanbevolen vijfdaagse tocht en de paar dagtochten te boeken.
Maar helaas, zo simpel gaat het dit keer niet. De vijfdaagse tocht gaat niet op het tijdstip dat ze bij de tourist information dachten. De tocht vertrekt pas een week later, en voor ons te laat. Ons heel mooie plan valt in duigen, en we vertrekken om weer een nieuw plan te maken. Naast het autorijden is onze tweede handicap dat we in het voorseizoen zitten. Tasmanië heeft een prachtig aanbod aan uitstapjes, maar die gaan niet in deze tijd van het jaar. Maar ook zonder vijfdaagse tocht kunnen we wel een programma bedenken, waarin we veel van de dingen die we willen zien, kunnen doen. Bij deze tweede poging zit het ons beter mee, alles wat we willen blijkt ook te regelen. Al met al doen we veel (onbereikbare) dingen met ééndaagse tours, en een aantal dingen op onszelf met openbaar vervoer. We zijn na lang denken uitgeregeld, en helemaal tevreden.

Cradle Mountain National Park

Vanuit Launceston maken we twee dagtrips. De eerste gaat naar Cradle Mountain National Park. Een prachtig park rondom de Cradle Mountain. Het park is met alle bergen erg ruig, en heeft op veel plaatsen een alpiene flora. Vanwege de hoge regenval zijn er veel mooie kleine stroompjes en heel natte gedeelten met prachtige tere varentjes en andere speciale planten. Naast de bergen zijn er ook veel meren. Op de dag dat wij ernaar toe gaan, treffen we het bijzonder: de lucht is strakblauw, en het is helder. Wij zien de Cradle Mountain dus in volle glorie zonder één wolkje er omheen. Onze chauffeur heeft dat het afgelopen half jaar maar twee keer meegemaakt (sommige mensen hebben altijd geluk hè). Vanwege de bergen is het weer altijd onvoorspelbaar, en ook dat maken we mee. Als we een half uurtje in het park zijn, is de lucht helemaal dichtgetrokken, en zitten we in de sneeuw. Temperatuur 3˚, groot verschil met de 40˚ van twee weken geleden.
Onderweg stoppen we nog in Sheffield, een dorpje bekend vanwege zijn vele muurschilderingen. De muurschilderingen dateren uit de 80-er jaren toen het dorp in economisch verval was. Om het dorp uit het slop te halen zijn ze, in navolging van een mij onbekende plaats in Canada, begonnen met de muurschilderingen. En het heeft gewerkt. Het dorp is nu weer welvarend, en veel toeristen komen langs om de muurschilderingen te bekijken.

Omgeving Mole Creek

Ons tweede uitstapje gaat naar de druipsteengrotten. De grotten zijn erg mooi, en er is veel te zien. Naast de onvermijdelijke ‘kathedraal’, en ‘duivel’ die ze in elke grot hebben, zien we nog ‘de pinguïn’ en ‘de palmboom’. Heel bijzonder hier zijn de gloeiwormen. In één van de ondergrondse kamers is het dak bezaaid met oplichtende gloeiwormen. Met het licht uit lijkt het een sterrenhemel waar ze veel te veel sterren opgeplakt hebben. De biologische uitleg van de gids is wat beperkt, zodat we niet weten of iemand enig idee heeft waarom in zo’n donkere grot met een snelstromende, ondergrondse beek deze diertjes licht geven. Het zijn larven die zich alleen druk maken om eten en groeien, en zich daarna inpoppen. De volwassen dieren die uit de pop kruipen kunnen vliegen, maar leven erg kort. Ze hebben geen mond, en kunnen niet eten. Vrouwtjes leven drie dagen, mannetjes vijf. Hun doel is eieren leggen en zorgen voor nageslacht. De natuurlijke waterval die over (natuurlijke) treetjes gaat is ook erg mooi.
Op deze dag doen we ook nog een aardig wildpark aan, waar we de koala kunnen aaien, en ik de baby wombat even mag vasthouden. In het park laten ze je de Tasmaanse duivel (die alleen op Tasmanië voorkomt) erg goed zien. Wel leuk, want onze kans om er één in het wild te zien is vrij klein. Het zijn nachtdieren, en je moet de plekjes waar je ze kan vinden echt weten. Verder zijn het nogal schuwe dieren, die zich niet graag laten zien.

Ross

Vanuit Launceston gaan we in etappes naar Hobart, de hoofdstad. Met de eerste bus van 11 uur gaan we van Launceston naar Ross, ongeveer een uur rijden. Het landschap is prachtig. Erg groen en met veel glooiende heuvels die vaak bebost zijn, en veel geelbloeiende bremachtige struikjes onderweg. Op sommige stukken doet het heel Engels aan.

Ross.

Ross.

Ross is een klein dorpje met veel historische gebouwen uit de (tweede helft) 19e eeuw. Ross is echt een uit Engeland weggelopen dorpje, compleet met Engelse kerkjes en een Engels dorpshotel. Ross heeft volgens de informatie bij het (mooie, oude) postkantoor 393 inwoners (maart 1998) en is zo overzichtelijk dat ik er niet kan verdwalen. We lopen wat door de straatjes, en dan gebeurt het. Er staat een droomhuisje, en het droomhuisje staat te koop. Als we staan te kijken, komt er iemand uit het huisje, en die blijkt de makelaar te zijn. Of we interesse hebben, en of we het willen zien? Nee, we hebben geen interesse, we zijn alleen maar nieuwsgierig, maar we willen het graag zien. En zo zijn wij op deze zaterdag met een makelaar een huis op Tasmanië aan het bekijken. Het huis dateert uit 1840, heeft mooie dikke stenen muren en is helemaal opgeknapt en aangepast aan moderne wensen. De keuken en de vloeren zijn van hout. De slaapkamer heeft een antiek houten bed, dat bij het huis hoort, het huis heeft een grote woonkamer, een kleine eetkamer, twee slaapkamers en een losstaand gastenverblijf en een grote tuin. Vraagprijs van dit vrijstaande huis: ƒ 115.000 - ƒ 120.000.
Natuurlijk kopen we het huis niet, want wat moeten we met een huis in Tasmanië, en waar halen we het geld vandaan (detail natuurlijk, maar toch). Maar de folder die we van de makelaar gehad hebben, ligt nog steeds binnen handbereik, zodat we af en toe nog even naar ‘ons’ huisje kunnen kijken. Overigens lijkt Tasmanië ons niet slecht om te wonen. Prachtig landschap met heel veel wandelmogelijkheden, veel natuurparken, prima klimaat vergelijkbaar met Nederland en maar een klein half miljoen mensen. Dromen over dingen kan zo leuk zijn.

Hobart en omgeving

Vanuit Ross gaan we toch maar met de bus van 2 uur naar Oatlands. Volgens de kit (= nog steeds de reisgids) is er veel te zien. Alleen al de hoofdstraat telt 87 historische gebouwen. Eerlijk gezegd valt Oatlands ons nogal tegen. Het dorp is veel gewoner en minder aardig dan Ross. Er loopt een grote weg door het dorp en alles maakt een wat vervallen indruk. Wat meespeelt is dat op zaterdagmiddag alles dicht is, en er geen sterveling op straat is. Iedereen zit binnen naar de ‘Grand Final’ te kijken. Bovendien is het koud en staat er een akelig gure wind. We houden het een uur vol, en belanden dan in de pub waar we met een boekje de rest van de tijd warm uitzitten. We moeten lang volhouden, want onze bus naar Hobart (de derde en tevens de laatste van de dag) vertrekt pas om half 7.
Als we in Hobart aankomen is het donker en regent het. Veel van Hobart zien we die avond dus niet.

Ook de volgende dag zien we nog weinig van de stad, omdat we met een klein busje naar Bruny Island gaan. Bruny Island bestaat eigenlijk uit twee eilanden: het Noordeiland en het Zuideiland, die met een heel smalle strook land met elkaar verbonden zijn. Als je op het duin bij het begin van de landbrug klimt, zie je aan twee kanten strand en zee. Aan de ene kant ligt op 1500 km Nieuw Zeeland, aan de andere kant ligt op 3000 km afstand Antarctica. Het Noordeiland is wat lieflijker met glooiende heuvels, terwijl het Zuideiland in alles wat ruiger is met meer bos. We lopen zelfs door een stukje gematigd regenwoud. Bruny Island is typisch een vakantie eiland waar je met gemak twee weken kan wandelen. Eén dag is voor zo’n mooi eiland veel te kort.

Vandaag hebben we in Hobart rondgekeken. Hobart is niet heel groot, en heeft geen heel spectaculaire dingen, maar is wel aardig voor een dag. Vooral de oude buurt rond de haven met veel oude huisjes, en de Salamanca buurt (met op zaterdag een grote markt) zijn leuk om rond te kijken. Verder doen we nog het museum. Vooral de afdeling over de tijd dat Tasmanië (van Diemensland) een strafkolonie was voor de ernstige Engelse misdadigers is erg goed en interessant.

Vandaag hebben we bij Qantas navraag gedaan over de vliegtijden terug vanaf hier. Vertrektijd 5 voor 11, aankomsttijd 11 uur, leek ons merkwaardig. Het blijkt dat Tasmanië aankomend weekend overgaat op zomertijd, waardoor er een uur tijdsverschil met Victoria (= Melbourne) ontstaat. Verder hebben we de Australische bankrekening eerst leeggehaald, en daarna opgeheven. In Nieuw Zeeland openen we weer een nieuwe. Zo’n bankrekening is voor zo’n lange tijd erg handig. Nooit teveel cash bij je, en altijd op een gemakkelijke manier cash bijtanken als het nodig is.

[5 oktober 1998]

Mount Field National Park

Vanuit Hobart maken we nog twee daguitstapjes. Eén naar Mount Field National Park, en de tweede naar Port Arthur, een vroegere strafkolonie. De eerste keer missen we bijna onze tocht. In Hobart hebben we geregeld dat het busje ons dichterbij huis oppikt dan vanaf het busstation. We worden nu bij een heel groot en heel duur hotel (Grand Chancellor) opgepikt. We kunnen niet voor ons eigen hotel opgepikt worden, zo vertelt de man van de busmaatschappij, omdat vanwege al het verkeer de bus daar onmogelijk kan stoppen. Levensgevaarlijk!
Eerst geloven we de man, we hebben de straat alleen op zondagmorgen om half 8 nog maar gezien.
We zorgen dat we om 8 uur bij het Grand Chancellor hotel staan, 10 minuten voordat we opgepikt worden voor het Mount Field uitje. Er komt heel veel verkeer langs, maar niet onze bus. Om 10 voor half 9 gaan we bellen, want we weten dat de bus om half 9 van het busstation vertrekt. We zijn erg achterdochtig, want onze wijziging van oppikplaats is alleen maar op een klein stukje papier gekrabbeld. Van Peter, de officiële portier van het Grand Chancellor, compleet met groene pandjesjas en hoge hoed, hoort Rik dat we naast Peter voor de ingang horen te wachten. Waar wij stonden waren ook grote deuren, een tuin en bankjes, leek voor ons erg op een ingang
. Het meisje op het busstation weet van niets, maar belooft het uit te zoeken. Wij stellen ons naast Peter de Portier op, zien veel zakenmensen op kosten van de baas naar dure seminars vertrekken, elk in hun eigen, door de baas betaalde, taxi. Verder gebeurt er niets. Rik gaat maar weer bellen, en het is nu duidelijk. Wij werden verwacht op het busstation, waren daar zoek, maar de bus komt ons halen. Zo komt alles toch nog goed.

Om kwart voor 9 is de bus er, en gaan we naar Mount Field. Mount Field is een prachtig natuurpark met beekjes, watervallen en bergen. De planten die er zijn, zijn grotendeels de natuurlijke flora van Tasmanië. Vanwege het hoogteverschil (ong. 150 m hoog beneden tot ong. 1400 m op de berg) kom je de berg opreizend door heel verschillende soorten begroeiing. We gaan met een klein busje de berg op, om bovenaan een wandeling rond het meer te maken en naar de alpiene planten te kijken. Alhoewel we beneden met prima weer vertrekken, zitten we onderweg in de regen en de wolken. Als we boven zijn, is het echt takkenweer. Stromende regen met natte sneeuw, en een gure harde storm. De thermometer staat op -2º C! Toch gaat (een deel van) de groep mee met de gids voor de wandeling. Ontzettend leuk om zomaar opeens in zulk bar winterweer te lopen. Onze broeken zijn binnen de kortste keren doorweekt, maar leuk blijft het. Prachtige en bijzondere planten gezien.
’s Middags gaan we naar de watervallen wandelen. heel mooie wandeling, waar we een beetje opgedroogd aan beginnen. Het lijkt even droog te worden, maar dat is inderdaad even. De rest van de middag giet het weer, maar nat zijn we toch al, en het is veel te mooi om niet te wandelen. Op de terugweg worden we door de chauffeur afgezet voor ons eigen hotel. Als ik vertel dat we daar niet opgepikt konden worden vanwege de niet aflatende verkeersstroom, moet hij ernstig fronsen. Terecht, meer dan één auto per kwartier komt er niet door de straat.
Thuis doen we eerst droge kleren aan, en gaan dan op zoek naar de wasserette. We lopen naar de dichtstbijzijnde. Die heeft meer dan genoeg wasmachines, maar wil onze smerige kleren helemaal niet hebben. Hier verkopen ze alleen maar wasmachines. Waarom ze dan bij ‘wasserette’ in de Gouden Gids staan, weten wij ook niet. De tweede is niet veel verder, en een echte wasserette. Terug van de wasserette regent het weer, en dat vinden we vals.

Port Arthur

Met het uitstapje naar Port Arthur hebben we het mooiste weer dat je je voor kan stellen. Port Arthur is in de 19e eeuw een Engelse strafkolonie geweest. Nu is het een soort openluchtmuseum. De ruïnes van de penitentiaire (moeilijk woord hoor) inrichting staat er nog een gedeelte van één van de meest macabere gebouwen: de Separate. In de Separate werden gevangenen in absolute geïsoleerdheid gehouden. Spreken met elkaar of met de bewakers was verboden. Geluid van buiten kwam niet door de dikke stenen muren heen, de bewakers droegen slofjes over hun schoenen en spraken met elkaar in gebarentaal. De gevangenen zaten 23 uur per dag in hun cel en werden 1 uur gelucht. Ze moesten van hun cel tot aan de binnenplaats een kap over hun gezicht dragen, om vooral niemand te kunnen zien. Bij de Separate is een kerk. Zelfs daar zaten de gevangenen elk apart in hun eigen hokje. Ze konden niemand, behalve de dominee/kapelaan zien. Van en naar de kerk moest de kap weer op. Idee achter dit alles was dat door deze isolatie de geest van de misdadiger veranderd zou worden. Dat zal vast gelukt zijn, want naast de Separate staat het restant van het gekkenhuis! Je hoefde trouwens geen crimineel te zijn om in het gekkenhuis te mogen. Gewoon goed gek was al voldoende. Aangezien het één van de weinige van dat soort inrichtingen was, werden mensen vanuit alle windrichtingen daarheen gestuurd.
Misdadiger is trouwens een groot woord. Ten tijde van de strafkolonies was de misdaad in Engeland erg hoog vanwege de uitermate slechte economische situatie. Met gewoon werken (als je al zo gelukkig was om dat te hebben) kon je je gezin niet onderhouden, en de criminaliteit was dus erg hoog. De relatie tussen vergrijp en straf was vaak ver te zoeken. Als je pech had, kon je voor het stelen van een brood of wat fruit (hoort natuurlijk niet) veroordeeld worden tot deportatie naar een strafkolonie in Australië. Je kan hier beter nu als toerist lopen, dan er destijds als gevangene hebben gezeten.
De hogere militaire staf: de generaal of gouverneur, de medische officieren en andere officiële staf waren aanzienlijk beter af. Sommige van hun huizen zijn gerestaureerd en weer in oorspronkelijke stijl ingericht. Stuk voor stuk rijk ingerichte en mooie grote huizen.
In Port Arthur staat ook nog een gedenkteken van een veel recentere, onbegrijpelijke misdaad. De man die in 1996 35 mensen zomaar zonder enige reden en zonder ze te kennen doodgeschoten heeft. Het restaurant waar het gebeurd is, is nu afgebroken, er is nu een tijdelijk restaurant.

Via Strahan naar Launceston

Vanuit Hobart gaan we naar het westen. We rijden met de bus naar Strahan. Prachtige rit, de westkust is veel ruiger dan het centrale en oostelijk deel. Vandaag is ons regen tot afnemende buien beloofd, maar het blijft de godganse dag hard regenen. In Queenstown hebben we een lange tussenstop onderweg naar Strahan (ruim 2,5 uur). Het regent al de tijd zo hard, dat we zelfs het kwartier lopen naar het museum overslaan. Gelukkig hebben we wel een goed boek bij ons. We trakteren onszelf nog op een leuk souvenir van Tasmanië: heel dunne plastic poncho’s die je zo klein op kan vouwen dat ze in je zak passen à ƒ3,50 per poncho.
We gaan naar Strahan voor een boottocht door de Macquarie Harbour en de Gordon River. De Macquarie Haven is enorm groot en eigenlijk een brede uitloper van de rivier. Ongelofelijk maar waar, met deze tocht hebben we weer prachtig weer. We varen naar Hell’s Gate, de ingang van de haven en maken een stop op Sarah Island. Net als Port Arthur een vroegere strafkolonie, maar dan voor de zware gevallen. Sarah Island heeft echt een tijd een onmenselijk, zeg maar gerust sadistisch, regime gehad. Ook hier langs de rivier weer een prachtige begroeiing met veel soorten die alleen op Tasmanië voorkomen.

Vanaf Strahan reizen we terug naar Launceston. In Launceston maken we nog één uitstapje naar Freijernet Park (alweer te mooi en te kort voor één dag). En dan is het echt op. Dag kangoeroes, dag kaketoes en dag kookaburra’s.
Vandaag (5 oktober) vliegen we eerst van Launceston naar Melbourne, en dan van Melbourne naar Auckland. We zijn om 11 uur in Melbourne aangekomen en vertrekken vanavond om kwart over 7 van Melbourne naar Auckland. Vandaag hangen we dus een dagje op het vliegveld rond. De tijd is net te kort om zinnig naar de stad te gaan. Bovendien kost dat $ 36 en zoveel Australische dollars hebben we niet meer, en we hebben geen zin om nog een beetje bij te wisselen. Mooi tijd dus voor de brief.

[7 oktober]

Bankrekening Auckland

Auckland.

Auckland.

We zijn nu twee dagen in Nieuw Zeeland (Auckland). Die dagen zijn opgegaan aan uitzoeken van reismogelijkheden, regelen van de financiën en ander organiseerwerk. Natuurlijk hebben we ook weer onze post gehaald. Allemaal alweer bedankt voor de brieven. Post kunnen we nooit teveel krijgen.

Het openen van de bankrekening leek eerst niet te lukken. Luister naar het verslag van ons ANZ-bank bezoek.

1e bedrijf. Plaats: De balie ‘Internationaal’ van de ANZ-bank.

Wij: Wij reizen rond en hebben in Australië een bakrekening gehad, konden die niet meenemen naar Nieuw Zeeland, en willen dus hier een rekening openen.
Internationaal: Hoe lang blijft u hier?
Wij: Drie maanden (niet waar, het zijn er twee, maar dat klinkt zo kort)
Internationaal: Dan ben ik bang dat het niet gaat. Wij doen dat alleen voor mensen die minstens een half jaar in Nieuw Zeeland blijven. Hoe lang is uw visum geldig?
Stilte. Ik weet niets van een visum, Rik denkt drie maanden, maar voordat we antwoord geven, gaat Internationaal verder.
Internationaal: Uw visum moet tenminste voor een half jaar geldig zijn. Trouwens voor het openen van een bankrekening zou u via receptie een afspraak met verkoop moeten maken. Wij doen dat niet hier.

Einde 1e bedrijf. Niet gelukt dus, jammer. We willen al weggaan, maar eigenlijk? We stellen ons op in de rij voor de receptie.

2e bedrijf. Plaats: Balie ‘Receptie’ van dezelfde bank.

Wij: Wij willen graag een afspraak maken met ‘verkoop’ voor het openen van een rekening. Wij komen uit Nederland.
Receptie: Hoe lang blijft u hier?
Wij: Dat is nog onzeker. In elk geval drie maanden, waarschijnlijk langer.
Receptie: Hoe lang is uw visum geldig?
Wij: Drie maanden, maar dat kan zo verlengd worden.
Receptie: Oké, ik pak even het boek…. U kunt zo direct bij Wendy terecht.

Een kwartier later hebben wij een bankrekening. Leuk hè.