Rondzendbrieven Nederland-Mongolië 2010 > rondzendbrieven > brief 7: Undurchaan - Ulaan Bataar
Zevende rondzendbrief Baltische Staten, Rusland, Mongolië 2010

Zevende rondzendbrief Baltische Staten, Rusland, Mongolië 2010

[verzonden 28-8-2010 vanuit Nederland]

Hier dan de allerlaatste rondzendbrief. Dankzij de goede service van de Mediamarkt heb ik vandaag al een nieuwe oplader en zit mijn netbookje weer vol energie. Eigenlijk moest ik 20 werkdagen wachten op een nieuwe oplader, maar na wat aandringen was de servicedesk zo vriendelijk direct een nieuwe mee te geven.

Undurchaan (vervolg)

De vorige brief ben ik geëindigd in ons hotel in Undurchaan waar we vanwege de regen heen gevlucht zijn. Als we net in bed liggen, arriveert een groep Duitsers die probeert met fors geweld onze kamer in te komen. Na wat inspanningen onzerzijds geven ze uiteindelijk op, maar niet voor lang. Om half twee 's nachts wordt er op de deur gebonkt en wordt er geschreeuwd dat wij aan de beurt zijn voor de douche. Rik maant in weinig vriendelijke woorden de 'drunken Germans' om op te rotten, waarop ze terugroepen dat ze geen Duitsers, maar Oostenrijkers zijn. Dat ze dronken zijn ontkennen ze niet. Gelukkig druipen ze met een 'sorry' af.

Kherlen rivier

De volgende ochtend is de lucht nog steeds grauw en donkergrijs en er is geen spoortje blauw te bespeuren. Volgens de reisgidsen is dit de vlakste en droogste plaats van heel Oost-Mongolië. Dat vlakke willen we nog wel geloven, maar als dit het droogste deel is, wacht ons nog een natte kampeertocht. Om tien uur pikt het jeepje ons weer op en gaan we verder richting oosten. We rijden nog steeds door hetzelfde vlakke steppelandschap met af en toe een ger en relatief veel vee. Onderweg hebben we geregeld zware regenbuien, zodat de ruitenwisser op dubbele snelheid moet. Vlak voor de overnachtingsplek stoppen we bij een toren van zo'n 13 meter hoog, het restant van een zeven verdieping tellende stupa uit de negende (volgens het ernaast staande informatiebord) of de twaalfde eeuw (informatie op internet). Je kan de toren inlopen, maar je blijft er niet lang vanwege de stank van alle poep van in de toren nestelende vogels en vleermuizen.

We overnachten vandaag op een werkelijk schitterend plekje aan een snelstromende rivier – Kherlen rivier – met langs de oever een ware bloementuin. Wonder boven wonder krijgen we de tent net droog opgezet, later valt er nog een forse bui, maar met het eten en ook 's nachts blijft het droog.

Toson Khulstai Nature Reserve

De volgende dag bezoeken we het Toson Khulstai Nature Reserve. We rijden met het jeepje door het park en stoppen hier en daar voor kleine wandelingetjes. Een van de mooiste dingen die we zien is een klein meertje met ongelofelijk veel kraanvogels. Het moeten er minstens 300 zijn.
We hebben vandaag nog een bijzondere ontmoeting. We halen een oude bestelbus in die een Nederlands kenteken blijkt te hebben. In de bus rijdt een Nederlands stel dat vanuit Nederland vertrokken is, door Rusland en Kazachstan gereden is en nu al zo'n 6,5 week door Mongolië reist. Mongolië met al de onverharde en soms ontzettend modderige wegen met heel diepe plassen is moeilijk voor ze omdat het geen 4WD bus is. Ze gaan nu weer naar het noorden, terug naar Rusland en dan naar Vladivostok. Daar vandaan maken ze de oversteek naar Alaska. De wagen wordt per zeecontainer verscheept. Einddoel is New York en in totaal denken ze zo'n zeven tot acht maanden onderweg te zijn.

Naar Khokh Nuur

Khok Nuur.

Khok Nuur.

's Avonds slaan we redelijk dicht in de buurt van de spoorlijn naar Rusland kamp op. We zitten nu zowel dicht bij de Russische als bij de Chinese grens en Jacky vertelt een aardig verhaal over een grensconflict tussen Mongolië en China over een berg die ze allebei willen hebben. In Mongolië wilde een boer een stukje van de berg houden dat zo groot zou zijn als een koeienhuid kon omspannen, de rest mochten de Chinezen houden, die daar natuurlijk onmiddellijk mee akkoord gingen. De slimme boer knipte de koeienhuid in heel smalle reepjes en naaide die aan elkaar zodat hij de hele omvang van de berg ermee kon omspannen. En zo is de berg nu van Mongolië en hadden de Chinezen het nakijken. Mongoliërs hebben het niet zo op Chinezen. Natuurlijk is het een grote bedreigende buur, maar China exploiteert ook veel van de mijnbouwbedrijven en verdient daar flink geld aan. Anderzijds exporteert Mongolië wel veel vlees, huiden en wol naar China. Mongolië is trouwens behoorlijk rijk aan grondstoffen: kolen, goud, molybdeen, wolfraam en meer, maar de meeste mijnbouwbedrijven zijn in buitenlandse handen.

De volgende dag rijden we verder richting noordoosten naar Khokh Nuur, de oostelijkste punt van onze rondreis en in verhouding op een steenworp afstand van China. Een van de eersten die we tegenkomen is het Nederlandse stel met de bestelbus. Zij zijn gisteren vast komen te zitten in een plas en hebben twee uur gegraven om de auto weer los te krijgen. Zij willen vandaag tot aan de Russische grens komen en die de dag daarna passeren. Onzekere factoren zijn de kwaliteit van de weg met voortdurend modderpoelen die niet gemakkelijk te nemen zijn met een gewone bus en de grensovergang zelf: niemand weet of die grens open is of niet.

We komen al redelijk vroeg aan bij het Khokh Nuur (blauw meer), het laagstgelegen meer van Mongolië op 560 m. Het is een prachtig meer en het is ook echt blauw. Het wemelt er van de watervogels: eenden, ganzen, zwanen, steltlopers in alle soorten en maten, reigers, futen aalscholvers enz. Er zijn er niet een paar, nee ze zwemmen, vliegen en fourageren met duizenden tegelijk. Het leuke is ook dat de hele middag die we aan het meer doorbrengen, het meer helemaal van ons alleen is. Er is helemaal niemand anders. Niet dat het daardoor stil is bij het meer. Alles kwaakt, snatert en roept door elkaar in een kakofonie van geluiden.
We overwegen nog even om in het meer te wassen, we hebben al een aantal dagen achter elkaar wildgekampeerd en een opfrisbeurt kan geen kwaad. Die optie verwerpen we weer snel. De oever van het meer ligt bezaaid met hopen poep van alle ganzen en zwanen en door al die voedingsstoffen drijft langs de kust een dikke vieze groene drab op het water. Dan maar liever gewoon vies.

Mongol Dagurian Nature Reserve

Vanaf het meer gaan we richting noorden naar het Mongol Dagurian Nature Reserve, een park op de grens met Rusland waar je een speciale permissie voor moet hebben. Natuurparken hier zijn niet te vergelijken met die in Nederland. Het zijn grote gebieden met een beschermde status, maar er wonen wel gewoon mensen die er hun vee hoeden en alles doen wat mensen elders in het land ook doen. Jagen is verboden. We vragen aan Jacky of daar ook controle op is. Volgens haar wonen er veel rangers in het park die daar op toezien. Wij zijn daar wat sceptischer over. Het park is landschappelijk prachtig. Het terrein wordt weer meer heuvelachtig, de begroeiing bestaat nog steeds uit een steppe-vegetatie, maar we blijven nog elke dag nieuwe bloemen zien, zoals vandaag kogeldistels, veel gentianen en (uitgebloeide) edelweiss. Door het park slingert zich een riviertje met langs de oevers een wat bosachtige begroeiing en op sommige plaatsen heeft het riviertje de heuvels steil ingesneden. Het park schijnt een echt vogelparadijs te zijn, maar eerlijk gezegd zien wij behalve heel veel hoppen en twee kraanvogels, lang niet zoveel vogels als gisteren bij het meer. We zien wel marmotten en een vos.
We stoppen op een prachtig plekje met wat heuveltjes met boompjes en wat lagere bosjes in de buurt. Perfect om een stukje te wandelen. Daar komen we al snel van terug. Mogelijk is het park een vogelparadijs, maar het is zeker een muggenparadijs. Het is echt niet te doen om te lopen, ook niet met deet op; ze steken dwars door je kleren heen, zitten in je haar en in je ogen. Ook al is het behoorlijk warm, we trekken de regenjacks aan om beten te voorkomen. Even stilstaan voor een foto of om naar een bloemetje te kijken, is er niet bij, dan vreten ze je op. Je kan alleen in hoog marstempo doorlopen. Verder ben je zo druk met de muggen dat je weinig tijd overhoudt om om je heen te kijken. Er zit niets anders op dan maar teruggaan en in de tent gaan zitten. Ook geen ideale oplossing, want de rits van de tent heeft al vanaf het begin af aan kuren en alleen met heel veel takt krijgen we hem elke keer dicht. Vanavond lukt dat voor het eerst echt niet meer, dus nu gebruiken we de knijpers. Ander bijkomend nadeel van zoveel muggen is dat je wel kan vergeten om even rustig naar de wc te gaan. Ze staan je met z'n allen potenwrijvend op te wachten.

Opvallend is dat er hier in het noorden echt andere mensen wonen. Eigenlijk moet ik zeggen dat de mensen anders wonen. In plaats van de gers die je overal in Mongolië ziet, wonen mensen hier veelal in houten huisjes, het doet een beetje Russisch aan. Jacky vertelt dat hier andere etnische bevolkingsgroepen wonen die meer verwant zijn aan de Russen. In heel Mongolië wonen twintig verschillende etnische bevolkingsgroepen, waarvan er een de grote meerderheid vormt. Hier in het noorden wonen een aantal minderheidsgroeperingen. Ook de dorpjes zijn anders: geen gers en wel houten huisjes. Verder maken ze net zo'n troosteloze indruk als de 'normale' Mongoolse dorpjes. Wat het geheel zeker ook triest maakt is de grote hoeveelheid dronken mannen die hier rondhangen.

Khenti

Vandaag rijden we de Khenti provincie in, we zijn weer terug op weg naar het westen. Het landschap verandert echt: we rijden langs de Khenti range, een grillige bergketen en het landschap bestaat uit beboste heuvels. Het is natuurlijk bos, dat het op sommige plekken ook niet gehaald heeft, soms niet door bosbranden en soms door het extreme klimaat. Het gebied is rijk aan riviertjes en meren waarvan aan sommige een geneeskrachtige werking wordt toegeschreven. De bossen bestaan uit naaldbos en langs de riviertjes en meren zie je vaak berken. We zien ook de voorbereidingen voor de komende winter. De graslanden (met weinig gras) worden gemaaid en het hooi ligt te drogen of is al tot balen verwerkt. De laatste dagen hebben we ook niet meer te klagen over het weer. Het is al een paar dagen droog en we hebben nu ook het echte blauw van het 'land of the blue sky' gezien. Nu zijn we het wel eens met die naam.
We zijn nu in het gebied van Dzjengis Khan, die in de 12e en 13e eeuw met zijn zonen het grootste rijk ooit heeft veroverd. Hij is nog steeds de grote held van Mongolië. Dat zo'n veroveraar niet alleen positieve karaktertrekken had – hij heeft onder meer al op jonge leeftijd zijn broer vermoord – kun je beter hier niet zeggen. Dzjengis Khan is hier een god die op handen gedragen wordt en iedereen wil van hem afstammen en praat vol trots over hem als grote vereniger van alle volken en stichter van een groot democratisch rijk. Ongetwijfeld heeft dat ook te maken met het feit dat in de communistische tijd Dzjengis verguisd werd, daarna moest het dus wel weer een held worden. Vandaag stoppen we bij een paal met veel vlaggen en een stenen plaat met inscriptie: dit is de plaats waar Dzjengis geboren is.

Eindelijk weer een ger-camp

Vannacht slapen we na veel kampeernachten weer in een tourist-camp en daar zijn we wel blij mee. Zaterdag hebben we voor het laatst kunnen wassen bij de wastafel op de hotelkamer, dus nu op woensdagavond zijn we wel toe aan een douche. Het kamp ligt vlak buiten Dadal, een relatief vriendelijk plaatsje. We arriveren om half zes bij het kamp, maar we mogen niet naar binnen. De manager is er niet en de mevrouw die er wel is weet van niets. We staan zo'n 40 minuten voor een gesloten hek te wachten, totdat de manager met wat kinderen en jerrycans water door een busje wordt afgeleverd. Helaas, ook zij blijkt van niets te weten, er is niets geboekt en er is niets voorbereid. We beginnen er een beetje genoeg van te krijgen, ze mag blij zijn dat ze klanten heeft, we zijn de enige gasten. Maar ja, er is geen voucher en dat schijnt voldoende reden te zijn om ons buiten te laten staan. Na een kwartetspel met mobiele telefoons en een hele serie telefoongesprekken met heel het Mongoolse administratieve systeem, blijkt er toch een boeking te zijn en mogen we naar binnen.
Kunnen we ook douchen? Nee, dat kan niet. Tja, dan kunnen we net zo goed in de tent slapen. Na nogmaals vragen kunnen we wel douchen en even later zelfs warm. Uiteindelijk zijn we na zo'n uur toch binnen en blijkt er inderdaad een net niet koude douche te zijn. Goed we moeten zelf ons bed opmaken, maar het beddengoed is schoon, wij zijn dat ook weer en de bedden zijn prima.
De ger waar we eten is zeer luxueus ingericht met een soort versierde koningstronen en kleinere koninginnetronen. Ze zijn helemaal van hout gemaakt met vakkundig en overdadig houtsnijwerk. Er zitten ook groene en rode kralen in die waarschijnlijk edelstenen moeten verbeelden. Tussen de twee koningstronen in is een paneel met natuurlijk weer Dzjengis Khan. Jacky vertelt dat de ger met inrichting zo'n 50.000 euro gekost heeft, geen gering bedrag voor hier.

Dronken man

Na een mooie wandeling, waarbij we opnieuw een gedenksteen zien op de plaats waar Dzjengis Khan geboren is, vertrekken we de volgende dag voor een kampeerplek in de buurt, middenin het bos. We stoppen eerst bij een owoo met een gedenksteen, de derde geboorteplaats van Dzjengis Khan. Drie geboorteplaatsen mag wat veel zijn, in vergelijking met het graf van de grote man stelt het niets voor. Er zijn 800 plaatsen aangewezen als begraafplaats van de heerser. Een 'owoo' is een soort openlucht tempel van de sjamanen die ook door de boeddhisten vereerd wordt. Het is een berg stenen vaak voorzien van een paal waar sjaaltjes aan gebonden worden, meestal blauwe die de hemel en de toekomst symboliseren. Officieel hoor je om de geesten die de grond er omheen bewonen te eren, drie rondjes kloksgewijs om de owoo te lopen, terwijl je drie steentjes op de owoo gooit. In plaats van te stoppen bij de owoo mag je ook claxonneren om de geesten goedkeuring te vragen hun land binnen te gaan, iets dat Oghtroh trouw doet.

Even later stoppen we bij een heilige bron. In die bron zou de moeder van Dzjengis de kleine Dzjengis gebaad hebben. Het water is heilig en er wordt sterk aangeraden om van dit water te drinken, wat wij met al het vee in de buurt maar liever niet doen. Als wij bij de bron staan, komt een Engelssprekende toeriste op ons af. Ze wil dat onze chauffeur even komt helpen. Wat is er aan de hand? Zij reizen met dezelfde organisatie en bij het doorwaden van de rivier is de chauffeur een stuk van de auto verloren. Na het opzetten van de tentjes is de chauffeur teruggegaan om bij de rivier te zoeken. In de tussentijd is een erg dronken Mongoliër bij het groepje, bestaande uit een echtpaar en een 18-jarige vrouwelijke gids, aangeschoven. Hij doet hinderlijk opdringerig tegen het meisje en wil niet weg. Wij rijden met ons jeepje er naar toe, zodat Oghtroh met zijn Mongoolse mannelijke overwicht de dronkaard weg kan jagen. Dat gebeurt niet. We sluiten gewoon aan. De twee gidsen en Oghtroh gaan genoeglijk zitten babbelen, de dronken man wordt weggehouden bij het knappe 18-jarige meisje en wij schuiven aan bij het stel dat uit Oldenzaal blijkt te komen. Alsof het om een Nederlands bezoekje gaat, drinken we samen thee met een koekje en wisselen we ervaringen uit.
We arriveren er zo'n beetje rond half twee. Er gebeurt van alles in de tussentijd. Er komen mensen aangelopen die de dronken man aanspreken, er komt een brommertje, maar iedereen vertrekt weer zonder dat de dronkaard vertrekt. Hij blijft met een vieze, begerige blik die niets te raden over laat naar de 18-jarige en zelfs naar de andere vrouw en mij kijken. Er arriveert weer een brommertje met drie mensen er op. Ook zij praten met de dronken viezerik en we hopen allemaal dat ze hem meenemen, maar ook zij vertrekken na een poosje weer. De dronkaard grijpt de achterste man vast, zodat de hele brommer met de drie mensen omvalt. Nu is het hommeles en wordt er gevochten met de dronken man. Na de vechtpartij rijdt het brommertje weg. Ondertussen zien we in de verte een jeepje komen. Oghtroh wil mijn verrekijker om te zien of dat de goede jeep is. Daarna wil ook de dronkaard de verrekijker. Geen sprake van. Uiteindelijk is het jeepje van de anderen weer terug en er is nog een buurtbewoner bijgekomen. Ook nu gebeurt er nog weinig, behalve dat iedereen gezellig met elkaar zit te praten. Uiteindelijk nemen de twee chauffeurs en de buurtbewoner de dronken man mee in het jeepje van het andere Nederlandse stel om hem af te voeren naar het dorp dat redelijk dichtbij is. We verwachten ze dus snel weer terug, maar ook nu gebeurt er niet wat we verwachten. Na een uur is er nog steeds niets gebeurd, zodat het stel besluit maar over te gaan op de port en wij op het mangosap. Tegen half vijf komt het jeepje eindelijk terug, gelukkig zonder dronken man. We sluiten onze burenvisite dus maar af en nemen met 'volgende keer bij ons', afscheid van onze nieuwe vrienden uit Oldenzaal. Later als wij het dorp passeren, zien we de dronkaard daar lopen.

Ger-kamp bij Binder

Uitzicht bij ger-kamp Binder.

Uitzicht bij ger-kamp Binder.

Vlakbij Binder overnachten we opnieuw in een ger-kamp. Dit keer mogen we meteen naar binnen. De service in dit kamp kent geen grenzen. In eerste instantie zijn de bedden niet opgemaakt en missen we handdoeken. We vragen ernaar, maar er gebeurt niets. We douchen (ijskoud water) met de eigen handdoeken. Als we na het douchen terug zijn in de ger, komt een meisje langs met beddengoed en maakt keurig de bedden op. Als we na onze wandeling weer terugkomen in de ger, komt de eigenaar langs met twee stoelen. Weer even later komt het meisje van de bedden een kan heet water en kopjes brengen. Als ik net bezig ben de oploskoffie uit de koffer te halen, komt ze terug met een schaaltje oploskoffie en melkpoeder. Ze is nog niet de deur uit of twee mensen komen langs om de houtkachel aan te steken. Het is nog helemaal niet koud en de deur staat nog open, maar toch gaat de kachel aan. We doen de vesten maar uit. Als de kachel brandt, komt de baas opnieuw langs. Dit keer met een accu met een lamp er aan bevestigd, zodat we straks in het donker licht hebben. Het is de hele middag dus een drukte van belang met in en uitgaand verkeer in onze ger. Grappig is dat iedereen zo binnen loopt, zonder te kloppen of wat dan ook.

's Avonds na het eten hebben ze nog een korte documentaire voor ons in de aanbieding over de historie van de regio. Dat klinkt wel interessant. De film wordt gestart en samen met Jacky, Oghtroh en de hele familie zitten we voor de TV. Het is een slecht opgenomen film met onscherpe en schokkerige beelden. In plaats van de historie van de regio komt de hele middenstand en het hele openbare leven van Binder voorbij: de school, de kleuterklas, de politie, de bank, het winkeltje, de autowerkplaats. Na een poos komt er een soort intermezzo, opgenomen in sepia. Het hele dorp speelt mee in het toneelstuk waarin over de geboorte van Dzjengis Khan wordt verhaald. Iedereen ligt dubbel van het lachen als de baas zelf, als vader van de kleine Dzjengis, in beeld komt. Even later gaat de film weer verder met het oogsten van hooi, folkloristische voorstellingen en nog meer middenstand, waarna weer een sepia toneelstuk volgt, dit keer met de zoon van de baas in beeld. Het is een lange zit en we zijn blij als na anderhalf uur de Mongools gesproken documentaire afgelopen is. Morgen kennen we het hele dorp!

's Morgens komt de baas ons ophalen: de douche staat voor ons klaar en we zien rook uit het hokje naast de douche komen. Zouden we echt een warme douche hebben? Inderdaad, de overijverige baas heeft het vuur flink opgestookt en het water is zo vreselijk heet dat je levend verbrand als je eronder gaat staan. Toch wel erg vriendelijk bedoeld.

Toch de weg kwijt

Onderweg gebeurt wat we niet voor mogelijk hadden gehouden: Oghtroh raakt de weg kwijt. Heel raar, want we zijn nu alweer een stuk dichter naar het westen en kortere uitstapjes komen vaak hier in de buurt. We blijken helemaal verkeerd te zitten en als Oghtroh weer weet waar we zijn, blijken we al 60 km voorbij de Rashaan Khad en de Dzjengis- muren te zitten. We besluiten om toch maar terug te gaan, want we willen ze graag zien. Oghtroh moet nu doorsteken, wat ook weer moeilijk is en elke keer moeten we opnieuw de weg vragen, maar uiteindelijk komen we bij de enorme rotsen, de Rashaan Khad. Die zijn bepaald indrukwekkend. Op de enorme rotsblokken staan inscripties in veel verschillende talen (Arabisch, Tibetaans, Mongools (het oude Mongoolse schrift), Perzisch). Jacky vertelt dat er inscripties verdwenen zijn, maar dat geleerden meer dan 30 verschillende talen hebben gevonden. Verder zie je ook hier en daar rotstekeningen, de een wat duidelijker dan de ander. De inscripties dateren uit verschillende eeuwen variërend van de 7e tot de 13e eeuw. Daarna rijden we langs de muren van Dzjengis Khan die zoals al voorspeld was, niet heel spectaculair zijn: een muurtje van gestapelde stenen. Hier schijnt de grote man zijn legers getraind te hebben en dat moet je toch gezien hebben als je in de buurt bent.

Kennelijk zoekt Oghtroh nu een kortere doorsteekroute en opnieuw blijken we de weg kwijt te zijn en moeten we steeds vragen hoe we verder moeten. Uiteindelijk komen we tegen half zeven aan bij de deer-stones en dan zitten we weer helemaal op de route. De deer-stones zijn een soort Mongoolse hunebedden uit de 7e eeuw, tijdens de Turkse tijd. Het zijn begraafplaatsen van nobele lieden. De stenen werden in een kring neergelegd en bovenop de begraafplaats werden grote stenen, een soort menhirs, opgericht. Die stenen zijn in drie delen verdeeld: bovenin de zon en de maan, daaronder herten die naar de opkomende zon kijken als zinnebeeld van vertrouwen in de toekomst en onderaan verschillende wapens. Op een enkele steen kan je de symbolen nog duidelijk onderscheiden.

Bereeven klooster

We rijden nog verder naar het Bereeven klooster waar we overnachten. Als we om half acht bijna de tent opgezet hebben, komt een soort opzichter vertellen dat we niet mogen staan waar we staan, kennelijk hoort dit nog bij het terrein van het klooster. We gaan dus maar weer inpakken. Aan de andere kant van het klooster vinden we een even mooi plekje en om acht uur kunnen we dan eindelijk echt de tent opzetten.

De grote tempel van het Bereeven klooster is in de communistische tijd volledig verwoest, maar inmiddels weer helemaal opnieuw opgebouwd volgens het oude ontwerp met drie etages. Er staan ook nog oude gebouwen, zoals de ruïne van de meditatieruimte die helemaal tegen de rots aan gebouwd is. Er staan nog Boeddha beelden in en volgens de monnik kan je in de ruïne nog de kogelgaten van de verwoesting vinden.

Gun Galuutai en Gorkhi Terelj

Gun Galuutai National Park.

Gun Galuutai National Park.

Het landschap verandert opnieuw: op de heuvels staat geen bos en er is overal alleen een heel schrale begroeiing. Halverwege de dag komen we uit op een echte asfaltweg die doorloopt tot UB. Wij slaan weer van de weg af om naar het Gun Galuutai park te gaan. Vlak bij de ingang van het park is een ger-kamp en daar zien we de jeep van de Oldenzalers (van de dronken bezoeker) staan. Zij blijken iets verderop met hun tentje te staan. We zeggen opnieuw gedag. Wel toevallig om dezelfde mensen tot tweemaal tegen te komen in zo'n groot land. We kamperen op een plek tussen de heuvels. We klimmen de steile heuvel op en hebben dan uitzicht over eindeloze rijen met heuvels. We hopen nog een Argalischaap te zien, maar die beesten zijn schuw en je mag alleen aan de rand van het park kamperen. De schapen weten dat ook wel en zitten waarschijnlijk dieper in het park. Opnieuw hebben we het gevoel dat wij hier de enigen zijn, we zien helemaal niemand om ons heen.

Vanaf het Gun Galuutai park rijden we verder naar Gorkhi Terelj National Park, ons laatste park voor we terugkeren naar UB. Onderweg stoppen we bij een immens groot, protserig en lelijk ruiterstandbeeld, uiteraard van Dzjengis Khan. Het beeld is gemaakt van staal met goud, omdat hij de eerste was die goud vond in Mongolië. Het beeld staat op een gebouw van twee etages waar je naar binnen kan en waar je een lift kan nemen tot aan de manen van het paard. Dat slaan we maar over. Het standbeeld is gefinancierd door een rijke zakenman die uit dezelfde streek komt als Jacky en zij kent de man ook. De man wil nu de grootste paardenviool (de tweesnarige Mongoolse viool), waarvan de hals eindigt in een paardenhoofd) laten bouwen. Het ruiterstandbeeld is het grootste ter wereld en ook vast het lelijkste.

Het Gorkhi Terelj National Park park is landschappelijk erg mooi: bergen met grillig gevormde stenen kammen, gigantische rotsblokken die meteen namen als 'schildpad' of 'de biddende monnik' hebben gekregen, stukjes bos en volop riviertjes met struikgewas erlangs. Nadeel van het park is dat het behoorlijk verpest is door het toerisme. We hebben al die weken steeds helemaal alleen gekampeerd of vrijwel alleen in ger-kampen overnacht en in het park zie je het ene na het andere ger-kamp. Wij blijven twee nachten in het park, de eerste nacht kamperen we, de tweede nacht slapen we in een ger-kamp. Op zich kamperen we op een mooie plek met de rivier vlakbij en bosjes om ons heen, maar er zijn teveel andere mensen en overal ligt afval. We zouden eigenlijk een soortgelijke plek aan de overkant van de rivier gaan zoeken, maar de rivier staat zo hoog dat een paard er tot aan zijn buik in verdwijnt. We kunnen dus niet oversteken. Gelukkig gaan tegen de avond veel mensen weer weg en wordt ons plekje toch redelijk rustig.

De volgende dag rijden we naar een ger-kamp voor de laatste overnachting. Het ger-kamp ligt in een heel stil doodlopend dalletje met alleen bergen en bos om je heen. Het is een mooie plek om de laatste dag door te brengen en te afgelegen voor de hordes dagjesmensen. Wat heeft het ger-kamp zijn gasten volgens zijn eigen gedrukte informatie te bieden? Allereerst natuurlijk toeristen-gers, maar daarnaast ook een restaurant, een tafeltennistafel, een pool-biljart en, last but not least, 'comfortable toilets'. Je zou er toch nooit meer weg willen.

Dankzij de draagbare radio van Oghtroh krijgen we ook nog wat van het lokale nieuws mee. Niet dat we dat verstaan, maar als Oghtroh het nieuws op heeft, vertelt Jacky af en toe wat ze melden. De ene keer gaat het over grote kuddes paarden die in centraal Mongolië gestolen zijn en hoe groot het probleem van vee-diefstallen is. De andere keer gaat het over het succesvol oogsten van het hooi voor de winter en de verwachting dat ze genoeg hooi hebben om de winter door te komen. Toch heel ander nieuws dan bij ons. Er zijn natuurlijk veel verschillen tussen Mongolië en Nederland, maar een van de meest intrigerende dingen die Jacky vertelt, is dat de regering vijf jaar geleden besloten heeft dat iedere Mongoliër recht heeft op een stuk land ter grootte van 0,7 ha. Je kan een (vrij) stuk claimen, krijgt daar een officieel certificaat voor en dan is het land van jou. Verkoop van dat land is – onder voorwaarden – toegestaan. Na je dood gaat het land over op je erfgenamen. In Mongolië kunnen ze dat gemakkelijk doen. Al iedere Mongoliër zijn stuk geclaimd heeft, is er nog maar een heel klein stukje van Mongolië opgedeeld. Omgekeerd kunnen Jacky en Oghtroh niet geloven dat je in Nederland niet in je eigen tuin een huis mag bouwen. Jacky wil weten of je wel een wc mag graven. Daar hebben we nooit over nagedacht, maar waarschijnlijk niet. We leggen uit dat in Nederland iedereen aangesloten is op de riolering, waterleiding en elektriciteit. Als ze horen dat je zelfs geen boom in je tuin mag kappen zonder officiële vergunning zijn ze met stomheid geslagen.

In het Gorkhi Terelj NP bezoeken we nog een Boeddhistisch klooster, dat gebouwd is in de vorm van een olifants-hoofd. Zijn slurf is een heel lange trap omhoog naar het klooster dat hoog op de berg staat en van waaraf je een prachtig uitzicht hebt.

Terug naar Ulaan Baatar

Daarna rijden we terug naar Ulaan Baatar voor ons laatste dagje daar. S. en M. zijn al een dag eerder teruggekomen en we hebben heel wat bij te praten op ons laatste avondje samen. S. en M. hebben het ook geweldig gehad. Zij hebben nog veel meer regen gehad dan wij en hebben zoveel water in de tent gehad dat slaapmatjes en slaapzakken behoorlijk nat geworden zijn. Zij hebben daarna vooral bij nomadenfamilies geslapen en hebben het goed naar hun zin gehad. S. heeft geprobeerd een yak te melken en M. heeft kindertjes verwend met boterhammen met chocopasta. Donderdagmorgen om zes uur nemen we afscheid van M. en S. die naar Berlijn vliegen en daar nog een paar daagjes gaan rondkijken.

Wij gaan op onze laatste dag nog naar het nationaal historisch museum. Een heel goed en degelijk museum waarin de geschiedenis vanaf de prehistorie tot aan de democratie van de laatste 20 jaar aan bod komt. Er is niet alleen aandacht voor Dzjengis Khan en zijn daden, de hele geschiedenis komt aan bod. Alleen de Chinese overheersing (van de 17e eeuw tot begin 20e eeuw) wordt schaars behandeld, daar hebben ze het niet zo op. Na de folkloristische voorstelling 's avonds is de koek echt op.

Vrijdag gaat de wekker om kwart over vier voor het vertrek naar de luchthaven. Vanaf UB vliegen we naar Moskou waar we met een uur vertraging aankomen. Geeft voor ons niets, want we moeten tot zes uur 's avonds wachten op de vlucht naar Amsterdam.
Als we thuis binnen stappen, gaat ons wekkertje af. Het is kwart over tien 's avonds en precies 24 uur geleden (zes uur tijdsverschil!) liep de wekker af voor het vertrek naar de luchthaven.
Niet alleen tijd om naar bed te gaan, maar ook om deze allerlaatste brief af te sluiten. Sorry voor alle lange lappen tekst, maar voorlopig zijn jullie er weer even van af.

Nog een allerlaatste: de prijs voor het meest merkwaardige ontbijt is gevallen op het ontbijt tijdens de rondreis door Mongolië: een vol papbord met slappe, wittige en flauwe aardappelpuree. We gaan het niet in Nederland introduceren!