Papoea 2019 > rondzendbrieven > brief 2: Arfak, Sorong, Waigeo, Malagufuk
Tweede rondzendbrief Papoea 2019

Tweede rondzendbrief Papoea 2019

[Verzonden op 16-8-2019 vanuit Jakarta]

Zeth

De vorige brief ben ik gestopt in de Arfak met de voorbereiding voor de trekking naar het hoog gelegen German Camp. We nemen alleen mee wat we voor twee dagen nodig hebben, maar aangezien slaapzak en slaapmatje nodig zijn, is dat toch aardig wat. We hoeven zelf alleen een dagrugzakje mee – en dat is voor de stevige klim al meer dan genoeg – de grote bagage wordt door dragers naar boven gebracht, net als ons eten en water voor de dagen boven. Zowel German Camp als het guesthouse worden gerund door Zeth Wonggor, een man die zeker vermeld dient te worden in de brief. In de jaren 90 kwam een Europese vogelaar hier voor het eerst en Zeth fungeerde als zijn gids. Toen de vogelaar verrukt de eerste paradijsvogel aanschouwde, legde Zeth zijn pijl en boog al aan om hem voor de vogelaar te schieten. De vogelaar kon hem nog maar net tegenhouden en Zeth begreep er niets van. Pas na lange tijd slaagde de vogelaar er in om Zeth duidelijk te maken dat hij de vogels wilde zien en fotograferen en dat het daarbij bleef. Vanaf die tijd heeft Zeth zich ontwikkeld tot onbezoldigd dorpshoofd en natuurbeschermer. Zeth is de enige, echte natuurgids hier, weet Engelse namen en spreekt een beetje Engels. Hij voedt ook de jeugd op, leidt anderen op tot gids en heeft de vrouwen geleerd om voor toeristen te koken. De jacht is hier gestopt, want als iemand iets zou schieten, komt Zeth het zeker te weten en niemand wil moeilijkheden met Zeth riskeren.

Trekking naar German Camp

We starten uiteraard vroeg en in het donker met de trekking naar German Camp. Reden is, dat we onderweg stoppen bij de hide voor de kraagparadijsvogel (superb bird-of paradise). Als we net zitten zien we even een zwart kopje en een stuk hals van de vogel. Hij roept even wat en vliegt dan weg om niet meer terug te keren, alhoewel we nog uren op hem blijven wachten. Wel zien we een andere paradijsvogel die op het nest zit. Het is de langstaartparadigalla (long-tailed paradigalla) met een prachtig gekleurd kopje, die goed over haar eieren waakt. We lunchen ook ongeveer op die plek en gaan na de lunch aan het steile stuk omhoog beginnen en steil mag je het gerust noemen. Het is een inspannende klim met grote stappen omhoog waarbij veel stappen een stuk hoger zijn, dan mijn benen lang zijn. Gelukkig hebben ze wel hier en daar flinke treden gemaakt. Zeth staat erop dat ik mijn dagrugzakje aan hem afgeef. Dat heb je ervan als je de enige vrouw in de groep bent. Na een straffe klim vanaf de hide van anderhalf uur zijn we boven bij German Camp. ‘s Morgens beginnen we met een beetje regen die komt en gaat, maar gelukkig niet zulke buien als in Nimbokrang. ‘s Middags is het helemaal droog.

Vandaag zie ik veel meer vogels dan anders. Hoe dat komt? Zeth heeft een pointer. Dat is een groen laserlichtje dat ver schijnt en waar je mee aan kan wijzen in welke buurt een vogel zit. Als je een stukje onder de vogel schijnt, merkt die daar niets van en het helpt stumperige vogelspotters zo goed om een vogel te vinden. ‘s Avonds vertelt B. dat hij tegen zo’n lichtje is, omdat de vogel misschien dan wegvliegt en jij er dan verantwoordelijk voor bent dat anderen hem niet gezien hebben. Maar de dagen erna gebruiken zowel M. als B. toch geregeld het lampje om mij iets te laten zien. Ik ben meer dan tevreden met wat we op deze reis allemaal zien, maar tegen deze doorgewinterde vogelaars kan ik echt niet op. Het wemelt hier van de kleine vogeltjes die hoog in de boom altijd verscholen tussen de blaadjes zitten en zich flitsend snel verplaatsen. Zij zien die flitsvogels door de blaadjes heen, weten dan meteen wat het is en hoeven elkaar nauwelijks uit te leggen waar iets zit. Ik heb al honderd keer naar bewegende blaadjes gekeken, maar zie echt alleen bewegende blaadjes, terwijl zij de meest exotische vogelnamen naar elkaar overgooien. Zo’n lampje helpt dan om nog iets te zien en verder geniet ik van alles wat we wel zien.

German Camp

German Camp in de Arfak Mountains, Papoea

German Camp in de Arfak Mountains, Papoea

De klim is de moeite waard geweest. We zitten nu op 1.800 m en middenin het regenwoud dat hier bestaat uit primair nevelbos. Van de hoge bomen hangen lange slierten korstmos en mos naar beneden en elke boomstam is een bos op zich, zoveel verschillende plantensoorten groeien er op. Mehd wijst op een klein stukje stam vijf verschillende soorten – niet bloeiende – orchideeën aan. Er staan ook verschillende kleine orchideetjes die wel bloeien en er staan planten die zo anders zijn dan wat ik ooit gezien heb. Ik heb geen idee wat het is, maar het komt alleen hier voor.

Ons onderkomen bestaat uit een grote tent met aan weerszijden een soort tafels die in bedbodems zijn verdeeld. Op die tafels rollen we de slaapmatjes en slaapzakken uit. Zo’n 40 meter van de tent staat een piepklein camouflagetentje en een soort uitklapstoeltje met in plaats van een zitting een wc bril met eronder een gat. In de reisbeschrijving stond dat alle basisvoorzieningen aanwezig waren, maar water of een kraantje valt daar kennelijk niet onder, want water is er niet. Geeft niet voor twee nachten als je op zo’n mooie plek bent. Naast onze tent is een overdekte grote tafel om aan te eten en daarnaast staat een tent waar de crew verblijft en eten maakt.

Boven lusten we best thee of koffie, maar helaas, vanmorgen is er iets mis gegaan in de afspraak en ontbrak de crew om ontbijt te maken en met Mehd samen in te pakken en nu ontbreken koffie en thee. Later komen we erachter dat ook het broodbeleg ontbreekt. In plaats van jam en pindakaas zijn er twee potten rode pastasaus meegekomen. Het koffie en thee probleem wordt snel opgelost: een van de jongens wordt teruggestuurd om het te halen. Hebben wij met z’n allen tijden gestumperd om boven te komen. In dik een uur, rent de jongen op blote voeten naar beneden en terug om de vergeten boodschappen op te halen.

Vogelkop Bowerbird

Vogelkop Bowerbird in Arfak Mountains, Papoea

Vogelkop Bowerbird in Arfak Mountains, Papoea

Het programma is voor vandaag nog niet gedaan. We maken een kleine wandeling en komen langs de prachtige onderkomens van de alleen op Vogelkop voorkomende prieelvogel, de bruine tuiniervogel (Vogelkop bowerbird). Prieelvogels zijn zeer merkwaardige vogels. Om een vrouwtje te verleiden bouwen ze geen nest, maar een soort hutje. De prieelvogels hier bouwen van takjes een ongelofelijk knap hutje van zeker 60 cm hoog met een ronde ingang en een echte binnenruimte. Voor het prachtige huisje wordt met zorg een tuintje aangelegd waarvoor allerlei spullen verzameld worden. Ze hebben ieder hun eigen smaak in inrichting. De eerste is meegegaan met de maatschappelijke ontwikkelingen en heeft vooral plastic rommel verzameld: plastic vuilniszakjes, reepjes plastic, verpakkingen, een zakje van de oploskoffie, plastic doppen, alles keurig gerangschikt. De tweede is op de gezonde toer en heeft stapels vruchten verzameld. De vruchten verkleuren bij rijpheid van rood naar blauw en de stapels blauwe en rode vruchten liggen op kleur gesorteerd, gescheiden van elkaar. Elders liggen nog lege vruchtschalen en gelige andere vruchten. Het ziet er erg ordelijk en opgeruimd uit. De derde heeft van alles en nog wat: stukjes blauw plastic, een rood plastic bakje, een wit plastic emmertje, rode netjes (waar bij ons sinaasappels in zitten), de bovenkant van een waterfles en ga zo maar door. Bij dit prieeltje is een hide en in de hide stappen we opnieuw een natuurfilm in.

Mehd heeft wat dingetjes verlegd en we zitten nog niet koud of daar komt prieelvogel aan. Hij duwt tegen zijn rode plastic schaaltje, keert het om, pakt het in zijn bek en vliegt ermee zijn hutje binnen om het daar neer te zetten. Dan is het witte emmertje aan de beurt. Ook dat pakt hij op en brengt hij tot vooraan in zijn prieeltje. Helaas weet prieelvogel niets van de zwaartekracht, dus het emmertje rolt de helling af en ligt weer op het pad. Hij kijkt er met een scheef kopje naar. Zo hoort het niet, dus opnieuw wordt het emmertje op zijn plek gelegd met hetzelfde resultaat. Dit gaat door totdat hij het emmertje klem legt achter de halve fles. Dan zijn de rode netjes aan de beurt die in het midden van het tuintje gerangschikt worden. Als laatste worden alle stukjes blauw plastic keurig verzameld en bij elkaar gelegd. Als alles naar zijn gevoel op zijn plek ligt, lijkt hij tevreden naar het resultaat te kijken. Is dit gedrag al verwonderlijk genoeg, hij doet nog meer. Hij maakt de meest verrassende en gevarieerde geluiden. Naast een soort getsjilp en gefluit laat hij ook een soort keffen horen alsof het een hond is. Als Mehd hem een beetje plaagt door opnieuw wat te verleggen, ruimt hij alles weer in precies dezelfde volgorde op dezelfde plaats op. We zijn wel heel erg bevoorrecht dat we dit zomaar met eigen ogen kunnen aanschouwen.

Black Sicklebill

Black Sicklebill in Arfak Mountains, Papoea

Black Sicklebill in Arfak Mountains, Papoea

Zo hoog zien we bij het uitzichtpunt de mist in vlagen langskomen en ‘s avonds koelt het al snel af. Zo komen ook de dikke vesten nog van pas. Kwamen we tot nu toe niet zo erg aan onze nachtrust toe, hier in German Camp halen we de schade ruimschoots in. Om half acht is het eten gedaan en aangezien we de wandeling in het donker voor de nachtvogels wel geloven, is er met de frissigheid buiten niets op tegen op heerlijk de slaapzak in te kruipen.

Na een knusse nacht in de slaapzak maakt Rik me om vier uur wakker. We gaan opnieuw naar een hide voor een paradijsvogel, de zwarte sikkelsnavel (black sicklebill). Er zijn maar twee plaatsen waar je deze vogel vanuit een hide kunt gadeslaan. In het donker installeren we ons in de hide en krijgen we een stammetje van vijf meter hoogte aangewezen waarop sicklebill zijn kunsten vertoont. Sicklebill waardeert het duidelijk dat we voor hem zo’n flinke klim gemaakt hebben, want hij is meer dan ruimhartig met het vertonen van zijn kunsten. Het is een donkere, grote vogel met een lange staart en een mooie bijna lichtgevende pluk blauwe veren op zijn rug. Maar het meest bijzondere aan hem zijn een soort speciale schouderveren voor zijn vleugels. Met zijn lange, kromme snavel is hij druk bezig zijn veren te poetsen en opeens vouwt hij de schouderveren helemaal uit, vouwt ze naar voren en legt ze langs zijn hoofd met lange snavel en strekt zijn kop helemaal. Zelfs als je geen vrouwtje sicklebill op zoek naar een partner bent, raak je hier diep van onder de indruk. Het lijkt wel of alle paradijsvogels ergens extra veren hebben, die ze naar believen aan of uit kunnen zetten. Zo heeft hij ook een soort lichtjes achter zijn ogen. Een klein plekje met lichtblauwe veertjes die hij af en toe laat zien of verstopt. Hij is zo vriendelijk om zijn exclusieve baltsgedrag meerdere malen te herhalen. We zijn meer dan tevreden over de voorstelling.

Japanese Camp

We vervolgen met een flinke klim naar Japanese Camp. We verwachten daar iets van een gebouw of tent, maar hebben het mis. Het is een kamp van tijden geleden en inmiddels volledig verdwenen, maar de plek heet nog altijd naar het kamp. Van daaraf klimmen we nog wat verder door, omdat daar de plek is waar we nog twee andere paradijsvogels van het nevelwoud kunnen vinden: de geelstaartsikkelsnavel (black-billed sicklebill) die we niet vinden en de Arfak astrapia (ook weer een paradijsvogel net als de sikkelsnavels) die hoog in een boom zit en die ik gelukkig net als de echte vogelaars wel zie. Na de lunch die naar het Japanese Camp wordt gebracht, kijken we nog wat rond en gaan dan langzaam naar beneden. Onderweg hebben we nog gezocht naar de neef van de blauwe juweelbabbelaar, de bergjuweelbabbelaar (spotted jewel-babbler), die we – ook weer allemaal dood- en muisstil op de grond zittend – wel langs zien hippen. We moeten aardig ons best doen, want hij zit geen seconde stil, maar toch slaag ik erin hem te zien en Rik heeft hem zelfs op de foto.

Terug naar Sioubri

Na twee nachten in het prachtige nevelbos, moeten we weer terug naar beneden. Word je van klimmen hooguit even moe, tegen het enorme stuk steil en onregelmatig dalen zien we wel op. De helft van de groep, samen met B. en M., vertrekt al in het donker, omdat ze op tijd bij de hide van de kraagparadijsvogel willen zijn om nog een nieuwe poging te wagen om de vogel te zien. Wij gaan onder geen beding in het donker naar beneden en daarom vertrekken wij later met P. en Mehd om op ons gemakje naar beneden te gaan en onderweg naar alles wat we tegenkomen te kijken. Het is fijn dat we steeds zo op kunnen splitsen en iedereen kan doen wat hij wil. Voordeel is dat wij nu uit kunnen slapen tot half zes. We horen vaag de anderen rommelen, maar ze doen zo stil dat we nauwelijks iets merken. Na een nacht van 9,5 uur zijn we wel weer bijgeslapen. We gaan op ons gemakje naar beneden en moeten echt stapje voor stapje lopen om niet uit te glijden in de modder of over boomwortels te struikelen en om de grote onregelmatige stappen goed te kunnen zetten. We hebben diep respect voor de mensen hier die vaak op blote voeten en ook in het donker minstens drie keer zo snel de berg op en af hollen.

Onderweg zien we ook de dragers met de bagage terugkomen. Het is een prima idee om in dit soort gevallen dragers in te huren. Op deze manier help je de lokale bevolking aan een net inkomen. Zowel zij als wij zijn blij met hun werk. Toch schrikken we als we de dragers zien. Er zitten echt kinderen bij die eigenlijk veel te zware tassen dragen. Dat is niet de bedoeling. Mehd heeft het daar al vaak met Zeth over gehad, maar zijn bezwaren komen niet aan. Volgens Zeth is dit een deel van hun opvoeding en worden ze zo getraind in het werk en leren ze discipline. Mehd zou het graag anders willen maar komt er bij Zeth niet doorheen. Je kan nog zulke eerlijke bedoelingen hebben, soms pakt de werkelijkheid anders uit. Overigens kijken wij vandaag ook nog uren bij de kraagparadijsvogel, maar net als bij de mannen vanmorgen, laat kraagmans het volledig afweten. In het guesthouse voelt de kamer (zonder licht op deze tijd) en de Spartaanse badkamer opeens als een redelijk luxe kamer.

Geen permissie voor ander kamp

Voor de laatste dag in de Arfak was een tocht naar een lager gelegen kamp gepland. Ook daar zitten vogels die je nergens anders kan zien. We gaan er met een jeepje heen en wandelen dan ook daar rond. Tijdens het avondeten komt Mehd meedelen dat hij slecht nieuws heeft. De eigenaar van het bos geeft geen permissie, dus we kunnen er niet heen. Zeth is heel boos, want hij heeft de mensen van dat kamp al vaak geholpen en laat ze ook – tegen betaling – toe in zijn bos voor twee vogels die je in hun kamp niet kan zien. Hij gaat nu ook zijn bos dichthouden. Mehd heeft al alles geprobeerd, maar mag niet met de boseigenaar bellen en geld aanbieden lost het probleem volgens Zeth niet op. Het lijkt een soort machtstrijd tussen twee mannen of tussen twee stammen waar wij nou net de dupe van zijn. De twee meest bevlogen vogelaars zijn diep geschokt, maar de feiten zijn zoals ze zijn. Wij kunnen natuurlijk er niet de vinger op leggen, maar het lijkt erop dat mensen Zeth willen pakken, omdat Zeth veel macht heeft en zijn zaakjes goed op orde heeft. We zoeken naar alternatieven en besluiten dat we morgen met z’n allen nog een keer naar de hide voor de geelkraagparadijsvogel (magnificent bird-of-paradise) gaan en daarna in het bos verderop gaan rondkijken.

‘s Middags heeft ieder zo zijn eigen programma. In 1989 is een vogel die uitgestorven werd geacht herontdekt en voor fanatieke vogelaars is dat een must. Maar die vogel zit op drie uur rijden – over de vreselijk slechte weg, die verderop alleen maar slechter wordt – van ons vandaan. P. wil die heel graag zien, de anderen zijn minder enthousiast maar uiteindelijk gaan ze gedrieën naar de verre herontdekte vogel. Andere mensen gaan nog forse wandelingen maken of naar andere hides. Wij blijven met H. rondom het huis. Rik zoekt nog wat leuke insectjes en ik heb eindelijk eens tijd om de rondzendbrief, die nog was blijven steken bij de twaalfdradige paradijshop, bij te werken.

Via Manokwari naar Sorong

De volgende ochtend pakken we de rugzakken in de tijdelijke gordijnen van de kamer en rijden we de slechte weg weer terug naar Manokwari. Vanaf daar vliegen we naar Sorong waar we één nacht blijven voordat we de ferry nemen naar ons laatste verblijf, Waigeo eiland. In Sorong wentelen we ons in weelde. We hebben een keurig hotel met een kamer met airco, een echte badkamer, douche, handdoeken en een overdreven breed bed. Nu weten we weer hoe verrukkelijk een douche en haar wassen kan zijn. ‘s Middags gaan we nog even naar de markt, die vandaag – zoals het zo vaak gaat – net beperkt is, omdat het toevallig een belangrijke moslimfeestdag is. Maar er zijn genoeg kraampjes over om even rond te kijken.

Naar Waigeo

We verlaten de luxe van het hotel weer, laten dit keer de gordijnen maar gewoon hangen en gaan richting ferry voor Waigeo eiland. We zitten al anderhalf uur voor het geplande vertrek – het echte vertrek is ruim een half uur later dan gepland – op de ferry om een mooi uitzicht vanaf het achterdek te hebben. Op Waigeo eiland ben je niet zomaar welkom. Alle paspoorten worden verzameld en Mehd gaat de permissies voor de groep regelen. We krijgen allemaal een pasje dat we zorgvuldig moeten bewaren, want als je controle krijgt, moet je dat pasje kunnen tonen.

Met de auto gaan we op pad naar ons onderkomen. Waren de andere onderkomens simpel, maar zeer geschikt, dit onderkomen had niet meer tegen kunnen vallen. We zitten in een zeer primitief guesthouse met een gemeenschappelijke wc en mandibak op een tropisch zandstrand. De ‘mooie’ kamers zijn op steigers boven zee, de ‘mindere’ een stukje van zee op het strand. Iets ergers dan het akelige zandstrand in de hitte en de gemeen felle zon met alleen zee waar we niets mee kunnen, kunnen ze ons niet aandoen. Voor het ‘toiletblok’ moet je over de hoge steiger en dan een stukje lopen, dat ga ik nooit redden als ik er ‘s nachts uit moet. Terwijl ik nog chagrijnig op de ‘mooie’ kamer zit, regelt Rik dat we kunnen verkassen naar een strandkamer, zodat ‘s nachts het toilet bereikbaar is. Onze kamerdeur heeft niet alleen geen slot, maar kan van buitenaf sowieso niet dicht en staat wijd open. Ook nu komt het meegenomen oogje en touw goed van pas. Rik schroeft het oogje in wat doorgaat voor deurlijst en met een touwtje knopen we nu de deur aan de buitenkant dicht. Probleem opgelost. Eigenlijk zouden we hier drie nachten blijven, maar er is een ander, nog vrij onontdekt gebied, een eind van Sorong aan de vaste wal, dus nu gaan we een dag eerder weg van het strand. We slapen dan één nacht in een camp met niets, maar slechter dan een tropisch strand kan het niet zijn.

Red Bird of Paradise

Red Bird of Paradise op Waigeo, Papoea

Red Bird of Paradise op Waigeo, Papoea

Afgezien van de accommodatie zijn de andere dingen op Waigeo geweldig. Na aankomst gaan we op weg om de rode paradijsvogel (red bird-of-paradise) vanuit een hide te bekijken. We moeten ongelofelijk veel klimmen om bij de hide te komen, maar de eigenaar van het terrein heeft hard gewerkt en over het grootste deel van de klim een soort trap met leuning gemaakt. Dat moet heel veel werk zijn geweest. Na al het geklauter in de Arfak is deze klim een makkie. Er zijn twee hides boven elkaar met kijkgaten aan de voorkant. We staan met z’n allen boven wat eigenlijk al te vol is, maar als Isadora eigenwijs aan de zijkant tussen de blaadjes landt, verdringt iedereen zich aan de zijwand om daar door kleine gaatjes een glimp van de vogel op te vangen. Mij lukt het om de vogel te onderscheiden, maar Rik vindt hem niet. Omdat het boven erg druk is, gaan we naar de hide beneden die eigenlijk veel beter uitzicht biedt. Als we na uren wachten eigenlijk al opgegeven hebben om de vogel met rode, formidabele staart nog te zien, strijken er twee mannetjes neer op de kale takken waar de hide op uitkijkt en beide mannen baltsen om het hardst door te fladderen, schudden en met hun overdadige veren te pronken. Ze zijn zelfs zo vriendelijk om te komen op een tijdstip dat het nog net voldoende licht is om foto’s te maken. Helemaal tevreden beginnen we aan de afdaling. Halverwege staat het gezin van de eigenaar klaar met koffie, thee en huisgemaakte bananenchips die naar poffertjes smaken.

Twee soorten koeskoes

Maar ook na thuiskomst is het programma nog niet afgewerkt. Mehd heeft de dorpskinderen de lamp gegeven en na korte tijd komen ze melden dat ze een koeskoes gevonden hebben. Als we net weer aan tafel zitten om de vogellijst bij te werken – elke dag wordt er genoteerd welke vogels gezien zijn – staan de kinderen opnieuw bij ons. Ze hebben nu van een andere soort (Waigeokoeskoes) een mannetje gevonden. Het is een schoonheid.

Wilsons Bird of Paradise

Om toch een beetje schoon te blijven zetten we de wekker de volgende ochtend een kwartiertje eerder (3.15 uur), zodat we iedereen voor zijn en even een beetje kunnen poedelen.

Wilsons Bird of Paradise op Waigeo, Papoea

Wilsons Bird of Paradise op Waigeo, Papoea

We gaan dit keer zo vroeg op pad voor misschien wel de mooiste en in ieder geval de kleurrijkste paradijsvogel: Wilsons paradijsvogel (Wilsons bird-of-paradise). We gaan naar een nieuwe plek waarvan Mehd gehoord heeft dat hij erg goed is en om die plek te vinden zijn we afhankelijk van de eigenaar van het terrein. Mehd heeft gisteren lang met hem gepraat en hem op het hart gedrukt dat hij op tijd moet zijn, maar al wie er is, de eigenaar niet. Na wat heen en weer gebel, blijkt hij onderweg te zijn en even later rijdt hij op z’n scooter voor de auto’s naar de geheime Wilson plek. Maar de plek is inderdaad goed en al snel komt het mannetje. De Wilsons paradijsvogel lijkt ingekleurd door een kind dat de felste kleuren uit zijn kleurdoos heeft gepakt. Zijn kop is blauw met zwarte lijntjes alsof hij een badmuts op heeft, dan felgeel voor de nek en knalrood voor het lijf, waar ook weer wat zwarte strepen zijn ingetekend. In zijn staartdraden die soms wit en soms blauw oplichten zit een zwierige krul. Om het vrouwtje te ontvangen in een opgeruimd huis, begint hij nijver de blaadjes ver opzij te gooien tot een plekje helemaal schoon is. Bij een volgende opruimbeurt gooit hij de blaadjes die hij opgeruimd had weer even vrolijk terug naar de schone plek. Mannen en huishouden! We zien niet één, maar zelfs twee mannetjes en het allermooiste is dat er ook nog een vrouwtje bijkomt waarvoor het mannetje – dan nog alleen – uit het niets en in een flits een prachtige beige-bruine verenkraag helemaal rondom zijn hoofd opzet die weer even snel in het niets verdwijnt. Mooier had badmutsvogel de voorstelling niet kunnen maken. Op de terugweg zegt Rik tegen me: ‘Daar had je het strand wel voor over’. B. kijkt verbaasd als hij dat hoort en als we vertellen dat we de plek en sowieso elk tropisch strand afschuwelijk vinden.

Palmkaketoe

Flexibiliteit tijdens een reis is fijn, maar af en toe zijn de plannen en het programma net zo variabel als de mening van de gemiddelde politicus. Onderweg horen we opeens iets over een boottocht naar een eiland waar palmkaketoes zitten. Dat klinkt leuk. Maar het eiland blijkt ver weg en onderweg wordt er gestopt om te zwemmen en te snorkelen, waar wij nu eenmaal niet aan doen. Omdat de vogels pas laat aankomen, komen we in het donker terug. Al met al worden we al iets minder enthousiast. Dan blijkt dat de bootsman niet wil gaan, omdat het te hard waait en gevaarlijk is. Vorige maand zijn vijftien mensen met dit weer verdronken. Met deze mededeling is voor ons de boottocht geen optie meer, maar de rest wil toch gaan. Dat zal wel met het leeftijdsverschil te maken hebben, B’s moeder is een jaar jonger dan ik. Mehd doet heel veel moeite om een andere boot te regelen en omdat Mehd alles kan regelen, lukt ook dat. Wij gaan met Mehd voor een lange wandeling waarbij we onderweg veel leuke dingen zien en zelfs moeilijke vogels vinden die de vogelaars vanmorgen vergeefs gezocht hebben. Maar de klapper komt als we weer bij ons strandpaleis terug zijn. In de zee-amandelboom zit een prachtige, grote, zwarte kaketoe met een geweldige kuif en rode wangen. Toen ik thuis het plaatje in het vogelboek zag, was dat een van de vogels die ik hoopte te zien en beter dan nu zou niet gekund hebben. We hebben een lange, heel erg hete, heerlijke middag.

Malagufuk

Met ieders instemming hebben we de plannen gewijzigd. We gaan eerder weg van Waigeo om nog een gebied, Malagufuk, in de omgeving van Sorong te bezoeken. Het is een nog weinig bekend gebied en we kunnen er paradijsvogels zien die we eerder nog niet of niet goed gezien hebben en bovendien hebben we hier kans op een kasuaris. Vanaf de boot gaan we met alle bagage direct op pad. Eerst rijden we twee uur in 4*4 jeeps, het laatste stuk moeten we lopen. Voor de grote bagage – we hebben alles bij ons en niet alleen de spullen voor de ene nacht omdat we direct van Waigeo doorgaan – worden weer dragers ingehuurd. Na een comfortabele, vlakke wandeling van 2,5 uur komen we aan in een schoon, vriendelijk en goed georganiseerd dorpje. We slapen verdeeld over twee houten hokjes. In elk houten huisje zijn twee piepkleine kamertjes met twee dunne matrasjes onder een klamboe. Tussen de huisjes die ver van elkaar liggen, is een schoon toiletblok met een altijd volle mandibak. Een veel fijnere plek dan het strand. We verspillen na aankomst geen tijd, maar gaan gelijk het bos in op zoek naar leuke dingen.

Lesser Bird of Paradise

‘s Avonds nemen we de mogelijkheden van de volgende dag door. Tot onze verbazing wil niemand meer naar de twaalfdradige paradijshop. Die hebben ze al gezien en is dus afgevinkt, maar wij willen graag nog een keer naar zo’n prachtige vogel. Hij zit in de buurt van de kleine paradijsvogel (lesser bird-of-paradise) en ze zijn goed te combineren, aangezien twaalfdraad vroeger opstaat dan kleine. Uiteindelijk gaan wij met Daniël – een uiterst zorgzame lokale gids – om half vijf op pad om allebei de vogels te zien. De rest gaat een uur later alleen voor de kleine, die overigens helemaal niet klein is. P. gaat met Mehd op pad om nog zoveel mogelijk soorten te kunnen afvinken. Twaalfdraad zit hier iets verder weg dan in Nimbokrang, maar doet erg zijn best. Hij arriveert zodra het een beetje licht wordt en danst prachtig rondom zijn kale tak om indruk op de vrouwen te maken.

Lesser Bird of Paradise bij Malagufuk, Papoea

Lesser Bird of Paradise bij Malagufuk, Papoea

Hadden we al een uur door het stikdonkere oerwoud geklommen en gedaald voor twaalfdraad, het ‘vlakbij’ van kleine paradijsvogel blijkt ook nog een stevige drie kwartier – inmiddels wel met daglicht – klauteren te zijn. Maar we worden beloond voor de moeite en het is werkelijk een schoonheid. Hij heeft een soort trouwjurk aan met onderaan vlossige, witte veren en als hij danst zet hij die net als zijn vleugels uit en verschijnen er vlammend oranje-gele punten in de witte sluier. Drie mannetjes zijn om het hardst aan het pronken en opnieuw zijn ze veel beter te zien dan we verwacht hadden.

Naar de ideeën van Daniël voor de terugweg kunnen we alleen maar gissen, maar snel en gemakkelijk is de route niet. Hij lijkt een experimentele route dwars door de jungle te kiezen die hij met zijn machete aan het uithakken is. Op zeker moment staan we voor een kluwen omgevallen bomen die onmogelijk te passeren lijkt en Daniël hakt er lustig op los. Rechts zien we tussen een paar boomstammen een gat waar we net doorheen kunnen dus ik wijs Daniël het gat aan; gelukkig mogen we daar doorheen kruipen. We lopen zo lang door het bos dat ik het gevoel krijg dat we nooit meer uit het bos raken, maar natuurlijk is dat niet zo en na twee uur – het leek veel langer – zijn we dan toch weer terug in het dorp.

Kasuaris

Kasuaris bij Malagufuk, Papoea

Kasuaris bij Malagufuk, Papoea

Na terugkomst hebben we even pauze, maar dan gaan we op pad voor de koningsparadijsvogel (king bird-of-paradise) en nog wat ijsvogels. Zoals je van een koning kan verwachten, is hij nogal gepikeerd dat we zo laat en na de andere paradijsvogels pas op bezoek komen en hij werkt dan ook niet mee. Heel ver weg zien we iets zitten. Door de kijker is het zo vaag en ver, dat ik – omdat ik een beetje kwijt ben wat we in welke volgorde gaan zien – denk dat ik een ijsvogel zie, wat natuurlijk niet erg snugger op de vogelaars overkomt. Even zien we hem nog door de telescoop, maar dan verdwijnt hij achter de blaadjes. De vogelaars zoeken nog verder naar ander klein grut dat voor ons te snel en te moeilijk is, totdat we een hoop kabaal in het bos horen en een enorme kasuaris uit het bos op ons af gerend komt. Het is een half tam vrouwtje dat destijds met jongen naar het dorp kwam en daar eten kreeg en nu net als de vogeltjes op het vogelhuisje geregeld langs wipt. Overigens is het best eng zo’n grote sterke kasuaris die in volle vaart op je af komt rennen en de gidsen houden ook goed in de gaten dat ze niet te dichtbij komt.

Lange terugreis

Na de lunch haken wij af en lopen met Mehd weer het pad terug en rijden met de jeep naar Sorong. De rest gaat tot het bittere eind door met vogels zoeken, maar wij willen graag op een redelijke tijd terug zijn in het hotel, zodat we even kunnen douchen, de bagage ordenen en rustig eten. Je realiseert je pas hoe smerig je bent, als je daar in je vieze en stinkende kleren met een smerig lijf en ongewassen haren en laarzen aan in de smetteloos schone, marmeren hal van het hotel staat. Overigens merken we het ook als we – fris gewassen en in schone kleren – terugkomen van het eten. De kamer stinkt van alle natte kleren die hangen te luchten tot ze in de rugzak moeten. Na één nachtje vertrekken we met alle bagage richting luchthaven voor de vroege vlucht naar Jakarta. Omdat we pas net na middernacht weer vertrekken voor de lange vlucht naar huis, zouden we eerst met C. samen nog naar een vogelgebied gaan, maar aangezien we best moe zijn en ook allebei een iets te opstandige buik hebben, opteren we alsnog voor een hotelkamer in Jakarta.

Daarmee komt er – afgezien van een lange vlucht naar huis – een einde aan deze bijzondere reis. We hebben een geweldige reis gehad en zoveel meer gezien dan we verwacht hadden. Dat we zoveel dansende paradijsvogels zo goed zouden zien, hadden we nooit kunnen denken. Natuurlijk hebben we ook nog allerlei extra cadeautjes als palmkaketoe, kasuaris en de verschrikkelijk leuke prieelvogel met zijn tuintje gehad. En ook van het overdadige regenwoud en nevelwoud waar we toch al zo vaak en veel geweest zijn, hebben we genoten.
Het is een intensieve en zware reis geweest, maar we zijn zo blij dat we deze reis die we al zo lang wilden doen, gedaan hebben. We waren de oudsten van de groep, maar konden nu alles nog aan – zij het vooral met afdalingen in een lager tempo – maar erg veel langer hadden we deze reis niet uit moeten stellen. Al onze lokale gidsen, maar ook de andere mensen die we ontmoet hebben, zijn even vriendelijk en hulpvaardig. Mehd onze ‘Indonesische’ gids (Marokkaan van geboorte, die in Engeland heeft gestudeerd en 25 jaar in Zweden heeft gewoond) is een fantastische vent en een meer dan perfecte reisleider. Met de medereizigers en de gidsen M. en B. hebben we het zeker getroffen, al weten we zeker dat wij nooit zo fanatiek op vogels zullen jagen als de ‘echte’ vogelaars. Wij gaan toch meer voor het geheel der dingen.

We hebben verschrikkelijk veel geluk gehad met het weer en eigenlijk alleen in Nimbokrang een keer echte regen gehad. Verder zijn we veel dank verschuldigd aan onze wandelstokken die we echt heel hard nodig hebben gehad met alle zware wandelingen, vaak nog in het donker. We hebben ze deze reis zo mishandeld dat we de al op leeftijd zijnde wandelstokken na thuiskomst met pensioen sturen, want vroeg of laat gaat dit ze opbreken. Kortom, we komen uitermate voldaan weer terug thuis en zijn blij dat de laarzen nu weer even uit mogen.