Kaukasus 2013 > rondzendbrieven > rest Georgië en Armenië
Eerste rondzendbrief Kaukasus 2013

Eerste rondzendbrief Kaukasus 2013

[verzonden 29-9-2013 vanuit Jerevan, Armenië]

Kazbegi

De vorige brief heb ik verstuurd vanuit Kazbegi in het noorden van Georgië in de hoge Kaukasus. We slapen twee nachten in ons hotel met het prachtige uitzicht op de kerk op de heuveltop en de hoge Mt. Kazbegi erachter. De tweede dag willen we naar dat kerkje, de Tsminda Sameba (heilige drievuldigheid) kerk van het dorpje Gergeti lopen. Bij dat soort plannen calculeren we altijd in dat het ook niet kan lukken, omdat de kerk vanuit ons raam erg ver en hoog lijkt en je vooraf geen idee hebt hoe het pad is en wat je verder aan obstakels tegenkomt. Dit keer zit alles mee. Natuurlijk moeten we flink klimmen – van 1750 naar 2200 m – maar het pad is overal goed en duidelijk en voor Rik zijn er nergens stukken die eng zijn. De route is erg mooi. Eerst klim je door het dorpje Gergeti een stuk de helling op, dan een stukje door weides met koeien en hooiland en het grootste stuk loop je door mooi bos dat al duidelijk herfstkleuren begint te krijgen. Je kan ook met een jeepje naar de kerk, maar wandelen is veel aangenamer. Onderweg krijgen we van twee vriendelijke Russen nog een lift naar boven aangeboden. Aardig toch.

Gergeti.

Gergeti.

Het kerkje staat zo prachtig op zijn heuvel, met het dal met de dorpjes en de rivier eronder en de hoge bergen, met als allerhoogste de Mt. Kazbegi hoog boven hem uittorenend. Zoals het hoort is de top van de Kazbegi in de wolken gehuld. Het kerkje zelf is uit de 14e eeuw en heeft binnen nog wat fresco's en aan de buitenkant fraaie reliëfs. Gezien zijn geïsoleerde ligging werden in tijden van gevaar de kunstschatten uit de kerk van Mtskheta hier opgeborgen. In 1988 hebben de Russen het probleem van de geïsoleerde ligging opgelost door een kabelbaan vanaf Kazbegi naar de kerk te bouwen. De Georgiërs vonden dat de kabelbaan hun heilige plek onteerde en braken hem al gauw weer af. Kennelijk onteren de jeepjes die in groten getale de berg op- en afrijden de plek niet. Overigens zijn vrijwel bij al de kerken die we bezoeken nog actieve klooster met broeders of nonnen.

's Middags rijden we de Darialikloof in. Landschappelijk een prachtige rit, maar erg ver kom je niet, want dan stuit je op de grens met Rusland/Zuid Ossetië en daar kom je echt niet verder. Zuid-Ossetië wordt aan drie kanten (west, oost, zuid) begrensd door Georgië en in het noorden door de Russische deelrepubliek Noord-Ossetië. Georgië ziet Zuid-Ossetië als onderdeel van zijn staatsgebied en wordt daarin gesteund door de meeste landen en internationale organisaties. Het gebied zelf verklaarde zich in 1990 als de Republiek Zuid-Ossetië onafhankelijk van Georgië. De regering van Zuid-Ossetië wil samengaan met Noord-Ossetië. Een groot deel van de bevolking heeft, net als in Abchazië, een Russisch paspoort aangevraagd om aan te geven niet bij Georgië te willen horen. Rusland is welvarender dan Georgië en daarom economisch aantrekkelijker voor de bevolking van Zuid-Ossetië. Daarnaast konden ze hierdoor in 2008 als 'Russische staatsburgers' Rusland om militaire bijstand verzoeken toen het gebied werd binnengevallen door Georgische troepen. Ossetië kan niet op eigen benen staan en is volledig afhankelijk van grote broer Rusland.

In 2008 startte Georgië een aanval tegen de afvallige regio Zuid-Ossetië na het schenden van het eerder overeengekomen staakt-het-vuren. Georgische troepen trokken de hoofdstad Tsinvali binnen. Rusland stuurde meer dan 100 tanks en vliegtuigen, die het gebied meteen weer in handen hadden. Ook werden verschillende doelen in Georgië aangevallen door de Russen. Na de Oorlog in Zuid-Ossetië erkende Rusland als eerste staat de onafhankelijkheid van het gebied. Rusland heeft sinds de oorlog meer troepen in het gebied gestationeerd. Georgië ziet Zuid-Ossetië als door Rusland geannexeerd Georgisch grondgebied. De zinloze aanval van Georgië heeft het toch al arme land veel geld gekost en de nodige slachtoffers. Veel Georgiërs rekenen dat de regering zwaar aan.

We keren bij de grens weer om en David laat ons rondom Kazbegi nog mooie kapelletjes, uitzichten en steenlawines zien. David is een geweldig aardige chauffeur. De conversatie verloopt moeizaam, omdat David een combinatie van gebroken Duits en Engels door elkaar spreekt en vaak ook niet snapt wat wij zeggen. Je moet dus vaak op twee of drie manieren iets in het Engels en Duits zeggen, voordat de boodschap duidelijk is. Een van de eerste dagen bijvoorbeeld probeer ik uit te leggen dat we niet eerder dan 8 uur kunnen ontbijten, dus dat 9 uur vertrekken prima is, terwijl David denkt dat wij 8 uur ontbijten te vroeg vinden. Maar ach, met goede wil van beide kanten komen we er altijd wel weer uit. David stelt er echt eer in om het ons zoveel mogelijk naar de zin te maken en geen moeite is teveel. Zelfs na een dag rijden, verzekert hij ons dat als we wat nodig hebben we hem gerust mogen bellen. David is eigenlijk wegenbouwkundig ingenieur, maar gezien de moeilijke arbeidsmarkt is ook hij een heel andere kant uitgegaan.

De laatste ochtend in Kazbegi zetten we de wekker weer vroeg om de zonsopkomst over de berg te bewonderen. Gisteren was die prachtig, maar vandaag is het bewolkt en zien we niets. Het heeft afgelopen nacht flink geregend en ook als we vertrekken regent het. De neerslag zie je ook gelijk in het landschap terug. De rivier is een flink stuk breder en bruin van het meegevoerde slib. De waterval waar we heen wandelen is een forse waterval die gisteren nog kleiner was. Hebben wij regen, boven op de bergen zien we overal om ons heen een mooi laagje verse sneeuw liggen.

Gori en Uplistsikhe

We rijden terug tot we weer bijna in Mtskheta zijn en slaan dan rechtsaf om door de ontzettend brede vallei van de Mtkhvari rivier richting Gori te rijden. Het is een vruchtbare vlakte, die er wel droog uitziet, maar er groeit nu nog kool, er staat maïs, we zien wijngaarden en appelboomgaarden vol appels. We rijden over de 70 km enige snelweg van Georgië waar ze 9 jaar aan gewerkt hebben. Langs de snelweg zien we grote complexen eenvormige huizen met hier en daar flats er tussen. Die zijn door de regering neergezet nadat in de oorlog van 2008 Rusland de stad Gori had gebombardeerd en vele mensen vanuit Gori gevlucht waren.

In Gori bezoeken we het Stalin museum. Gori is de plaats waar Stalin in 1879 geboren is en waar hij tot zijn vierde jaar heeft gewoond. Het museum is bij zijn geboortehuis dat er nu, beschermd door een overkapping, nog steeds staat. Het museum zelf is een groots gebouw met een toren. In vier zalen wordt het leven van Stalin getoond: zijn kindertijd en familie, zijn schoolperiode, zijn toelating tot de orthodoxe kerkschool van Gori waar hij later afgestuurd is – en dat hebben ze geweten, hij heeft alle kerken en geestelijken later flink teruggepakt – , zijn gevangenschap tijdens het regime van de tsaar, zijn relatie met Lenin, zijn leiderschap van de Sovjet Unie, de conferentie in Jalta met Roosevelt en Churchill en zijn dood in 1953, compleet met een kopie van zijn dodenmasker. In aparte kasten staan de vele geschenken die hij uit de hele wereld heeft gekregen en ja hoor, er staan ook een paar rode Hollandse klompen bij. Behalve het geboortehuis, dat maar uit een kamer bestaat, kan je ook Stalins trein waar hij o.a. mee naar Jalta is geweest, bekijken. Het is verbijsterend dat in het hele museum geen kritisch woord te lezen valt over alle deportaties, de mislukte landhervormingen met de hongersnoden als gevolg, de miljoenen doden in de gulags, niets van dat alles. Ze doen alsof de man alleen maar een groot leider van de Sovjet Unie is geweest. Als ik het later daarover met David heb, zegt hij dat de mensen in Gori erg trots op hem zijn, omdat het een zoon van Gori is. Buiten Gori denken de mensen verschillend over hem. In ons kindertaaltje Duits-Engels hebben we een hele discussie waarbij blijkt dat David, die toch behoorlijk slim is en ook aardig wat over de historie weet, het wel naar vindt dat Stalin zoveel Duitsers in de oorlog heeft gedood, maar dat het bij een oorlog nu eenmaal zo gaat. We zijn het niet eens. Even later vraagt hij wat ik dan van Hitler vind. Natuurlijk was dat ook een in-en-in slecht mens, maar dat is geen excuus om Stalins gedrag goed te praten. Zelfs Chroesjtsjov veroordeelde Stalin al snel na diens dood.

Vlakbij Gori ligt Uplistsikhe, dat eens een enorme grottenstad was. Tussen de 6e eeuw v.C. en de 1e eeuw n.C. was het het politieke en geestelijke centrum van het Kartli rijk. Na de Arabische bezetting in de 7e eeuw, werd Uplistsikhe de residentie van de koningen van Kartli. Het was een belangrijk handelscentrum op de route tussen Azië en Europa en telde in zijn hoogtijdagen zo'n 20.000 inwoners. Na de invasie van de Mongolen is de gehele stad verwoest. Inmiddels is weer een deel van de stad opgegraven en je kan nu een theater, een zonnetempel en een hal met koninginnezetel bewonderen. Overal zijn de kuilen en kikkervisvormige poelen te zien waar respectievelijk voedsel en water in opgeslagen werd. Via de tunnel die de grottenstad boven verbond met de rivier beneden verlaten we het complex.

Vanaf Gori hebben we nog een lange weg te gaan naar Kutaisi waar we overnachten. We zijn pas om over half negen bij ons vriendelijke guesthouse, waar ze ons al snel een heerlijke, echt Georgische maaltijd voorschotelen.

Politie

Wat ik steeds vergeet te schrijven is Davids enthousiasme over de politie. Ten tijde van Shevardnadze was die corrupt en was er veel criminaliteit. Onder Saakasjvili is dat snel veranderd. De politie is niet meer corrupt en heeft in tien jaar tijd de criminaliteit uit weten te roeien. David vindt de politie echt je beste kameraad. Gedraag je je netjes heb je niets te vrezen, doe je dat niet word je aangepakt. Ze hebben hier bepaald alternatieve verkeersdrempels of – zoals David ze noemt – straatpolitie. Overal lopen koeien los, ook langs drukke tweebaanswegen. Het is levensgevaarlijk, want die beesten zijn zo stom als wat en gaan geen millimeter opzij voor auto's. Aangezien je altijd schuldig bent als automobilist als je een koe (of hond, paard, varken) aanrijdt, rijd je vanzelf wel voorzichtig. Zo'n koe is trouwens ook niet goed voor je auto. David heeft het consequent over 'knaus' in plaats van 'cows', wat eigenlijk veel grappiger klinkt.

Mestia

We blijven maar een nachtje in Kutaisi. We gaan verder door naar Mestia in de Svanetivallei helemaal in het noorden van Georgië en helemaal in de hoge Kaukasus. Voordat we Kutaisi verlaten gaan we eerst naar de Bagratikathedraal en de bazaar. Op de Ukimerioni heuvel ligt de ruïne van de Bagrati kathedraal die in 1003 door Bagrat III gebouwd is. In 1692 is de koepel door een Turkse explosie van de kathedraal geblazen en bleef er slechts een ruïne over. De kathedraal is nu na uitvoerige studies zoveel mogelijk naar het oorspronkelijk plan gerestaureerd. Binnen kan je goed zien wat oorspronkelijk en wat nieuw is, Er is heel wat nieuw gebouwd. Verder is een deel uitgevoerd in een moderne metalen constructie. Vindt Rik niet misstaan, ik wel. Het dak is wel bijzonder. Dat is van koper met een speciale laag erover waardoor het een groene, turkooizen kleur krijgt. Zo'n dak had de oorspronkelijke kerk ook en de kleur stond symbool voor de hemel. In de bazaar ruikt het heel lekker naar allerlei kruiden. Met zorg gestapelde tomaten, aubergines, paprika's, uien en noem maar op liggen met heerlijk verse gezichtjes vrolijk naar je te kijken. Bij de slager hangen halve koeien en rijen kippen en kalkoenen. Kleine hoeveelheden kopen is hier heel normaal. In de winkel waar wij brood kopen, ziet Rik hoe een vrouw één staafje oploskoffie afrekent.

De bergrit naar Svaneti en Mestia is schitterend. De kloof wordt steeds smaller en we rijden tussen twee steil opgaande hellingen die volledig bebost zijn. Hier en daar zie je al het voorzichtige begin van herfstkleuren wat het geheel nog mooier maakt. Een kilometer of 30-40 voor Mestia verbreedt de kloof zich weer en zien we in de bredere vallei grasvelden en dorpjes. Naarmate we verder rijden zien we de eerste voor Svaneti zo typerende torens verschijnen.

Mestia.

Mestia.

Door de geïsoleerde ligging in de Hoge Kaukasus heeft Svaneti altijd weinig last gehad van leiders van buitenaf. Zelfs in de Sovjettijd kon Svaneti zijn traditionele leefwijze aardig volhouden. Kenmerkend voor Svaneti zijn de zogenaamde koshki, stenen verdedigingstorens, die veelal uit de 9e of 10e eeuw stammen. Bovenin die torens zijn schietgaten, van waaruit je wel kan schieten, maar niet door een tegenstander geraakt kan worden en zo konden de Svans de boze buitenwereld tegenhouden. Verder beschermden de torens de bewoners ook tegen een van boven komend gevaar: lawines. Bij invasies in Georgië werden iconen en andere religieuze kunstschatten naar de dorpjes in Svaneti gebracht. Daarnaast heeft Svaneti zelf ook een zeer rijke kunstschat op het gebied van religieuze kunst. Fresco's en iconen uit de 9e – 11e eeuw zijn hier nog veel te vinden. Ook landschappelijk mag Svaneti er zijn. De vele kleine dorpjes, elk met een vracht aan stenen torens, temidden van grazige weiden zijn al prachtig, maar liggend tussen de bergen met overal bos in herfstkleuren maakt het geheel nog mooier. Hoog boven de dorpjes uit rijzen de reuzen van de Kaukasus met hun besneeuwde toppen en gletsjers van boven de 4000 m op. Dit geheel van landschap en dorpjes staat dan ook volledig terecht op de werelderfgoedlijst van de Unesco.

In Svaneti blijven we twee volle dagen. Tot zo'n tien jaar geleden was Svaneti een gevaarlijk gebied en reizigers werden regelmatig overvallen. Nu is de situatie een stuk beter, maar om echt veilig te zijn, hebben we beide dagen dat we in Mestia op pad zijn een lokale gids bij ons. We hebben ergens gelezen dat je op die manier een soort familie van de gids bent en daarmee koop je je veiligheid. De eerste dag heet ons nieuwe familielid Hogar, de naam van ons familielid van de tweede dag weten we niet. Hij zit voorin in de auto en zegt de hele dag geen stom woord tegen ons. Maar goed, je familie kies je niet zelf uit.

De eerste dag maken we een wandeling naar de Chalaadi gletsjer. Na een korte autorit eindigt de weg en gaan we te voet met Hogar verder. Na een voor Rik eng trappetje en dito hangbrug hebben we alle hoogtevreesproblemen gehad. Het pad is prima. We klimmen natuurlijk wel, maar nergens echt steil of vermoeiend. Soms moeten we over grote rotsblokken, maar dat is goed te doen. De tocht is erg mooi, veel door bos, soms langs de rivier en met prachtige uitzichten. Hogar is een goede wandelgids. Hij loopt heel rustig en houdt voortdurend in de gaten of achter hem nog alles goed gaat. Na een uurtje zijn we bij de (onderkant) van de Chalaadi gletsjer die groots en indrukwekkend is en vies en bruin van alle rommel die de gletsjer onderweg heeft opgepikt.

In de stad rijdt David ons naar het museum. Het museum is splinternieuw en ruim en mooi opgezet. Bij alle zalen hangt zowel in het Georgisch als in het Engels een toelichting en ook in de vitrines staan bij alle voorwerpen Engelse toelichtingen. Er is veel in het museum: archeologische vondsten, mooie en beschadigde iconen waarvan er veel uit de 11e of 12 e eeuw stammen, giften aan de kerk, waar de prachtigste kunstwerken tussen zitten en voorwerpen die het vakmanschap tonen, zoals pijlen en bogen, slingerwerktuigen, sieraden voor vrouwen en stoere jachtgordels voor mannen en leuke muziekinstrumenten. Het museum is toegerust op de moderne toerist: er is in de hal een grote hoek met zitjes waar je lekker kan 'chillen'. Buiten het museum hebben we een grappige ontmoeting met een man die vraagt waar we vandaan komen. Hij antwoordt ons in het Nederlands. Hij heeft 12 jaar in Nederland gewoond en spreekt goed Nederlands. Hij heeft in de eerste maand gelijk 4000 woorden geleerd. Hij heeft in Amsterdam, Winterswijk en Zwolle gewoond en is nu weer terug en runt hier een hotel.

's Middags gaan we Mestia in en vergapen ons aan de kenmerkende stenen torens – er staan er minstens veertig in Mestia – en het prachtige berglandschap vol met bos. Het lijkt wel of met de dag de herfstkleuren mooier worden.

Ushguli

De tweede dag gaan we naar Boven Svaneti, naar Usghuli dat aan het eind van het dal van de Inguririvier ligt, ongeveer aan het eind van de wereld. Het ligt maar 46 km van Mestia af, maar door de slechte weg hebben we toch 3 uur nodig om er te komen. Voor de tweede keer op deze reis bezoeken we een plaats die claimt de hoogste permanent bewoonde plaats van Europa te zijn met zijn ligging op 2100 m. (Xinaliq lag op 2335 m., maar dat vechten ze samen maar uit). De weg mag slecht zijn, het landschap met de beboste bergen en dorpjes is prachtig. Het laatste stuk voor Ushguli wordt de kloof ontzettend smal en op sommige punten zie je de beide wanden diep onder je elkaar bijna raken. Langs de slechte weg gaapt een diepe afgrond.

Ushguli heeft de triestheid van alle dorpjes die aan het eind van de wereld liggen: huizen die niet meer in gebruik zijn en geleidelijk tot ruïnes vervallen, modderige en vieze onverharde wegen en gebouwtjes die van allerhande toevallig aanwezig materiaal opgetrokken zijn. Daarnaast heeft Ushguli een overdaad aan koshkebi (meervoud van koshki, de verdedigingstorens), die wel mooi zijn, maar toch de verlatenheid niet kunnen verhelpen. Het allermooiste van Usghuli is de kerk. De kerk staat bovenop een heuvel aan de rand van de stad en kijkt uit op Mt. Shkhara, met zijn 5056 m de hoogste berg van Georgië. Jammer genoeg is het bewolkt als wij in Ushguli zijn, zodat we steeds maar een stukje van de hoge besneeuwde berg kunnen zien. Het kerkje stamt uit de 12e eeuw en is nog helemaal origineel. Een monnik opent voor ons het lage deurtje van de kerk. De kerk is heel donker en piepklein en met drie mensen vol, maar zo bijzonder en sfeervol. In de boog boven het altaar zijn nog enigszins verweerde fresco's te zien. In het halletje van de kerk staat een groot vat gemaakt van aan elkaar geklonken koperen platen. Zo'n vat hebben we gisteren ook in het museum gezien. Het vat is net zo oud als de kerk en werd vroeger gebruikt voor grote dieroffers.

De kerk wint het in Usghuli, maar op de directe tweede plaats komen de varkens. Overal lopen varkens rond, vaak zeugen met een hele sliert leuke gevlekte biggetjes. Als je de biggetjes meetelt, wonen er vast meer varkens dan mensen (290) in Ushguli. De varkens voelen zich zichtbaar tevreden in de heerlijke modder van Ushguli. Na het bezoek aan het dorpje wacht ons een lange weg terug, die nog lastiger is dan de heenweg, omdat het nu een beetje regent. David heeft het zwaar vandaag.

Opnieuw Kutaisi

Na twee mooie dagen verlaten we de Hoge Kaukasus en Svaneti en rijden weer terug naar Kutaisi. Het is buiten grijs, de bergen zijn verstopt in de wolken en het regent. We hebben dus weinig mooie uitzichten op de terugweg. Vanaf Zugdidi rijden we weer door de vruchtbare vallei waar ze zelfs bananen, kiwi's en thee verbouwen. Aan het eind van de dag bezoeken we twee kloosters.

Het Gelatiklooster, vlakbij Kutaisi, is in 1106 gesticht door David de Bouwer, de beroemdste en – volgens onze David – beste koning van Georgië. Gelati was een groot religieus, cultureel centrum met een academie voor filosofie en theologie. De Ottomanen staken het complex in de 16e eeuw in brand, maar Bagrat III van Imereti herbouwde het weer. De kerk is in tegenstelling tot de meeste kerken die we hier gezien hebben uitermate kleurig en is van boven tot onder voorzien van fresco's uit de 12e – 18e eeuw. In een rijtje adellijke lieden hangen David de Bouwer – met de kerk in zijn hand – en Bagrat III met een zwaard. In de kerk wordt een huwelijk voltrokken. De bruid is uiteraard in traditioneel wit, maar de bruidegom en zijn assistent zijn in traditioneel Georgisch kostuum. De priester is druk met ze in de weer en aan het eind van de sessie houden de assistenten bruid en bruidegom een grote, zware kroon boven het hoofd. Ook die wordt gezegend en daarna gekust door het paar. Als zij nog bezig zijn met de administratieve afhandeling van het trouwboekje staat het volgende paar al te wachten. Buiten onder een poort – het giet nog steeds van de regen – staat een derde paar klaar. Trouwen is voor de priester lopende band werk. Bij de poort zien we nog het graf van David de Bouwer. Hij wilde in de poort liggen zodat iedereen over zijn graf kon lopen. Die lol gunnen we hem.

Het Motsametaklooster staat spectaculair op een klif boven een bocht in de Tskhaltsitela (rood water) rivier. De rivier dankt zijn naam aan een Arabische massaslachting in de 8e eeuw waar ook twee graven, de broers Davit en Konstantin Mkheidze het slachtoffer van waren. Hun lijken werden in de rivier gegooid, maar later door twee leeuwen (!) teruggebracht. Hun botten worden nu in een zijaltaar van de kerk in een fraai praalgraf bewaard. Onder het zijaltaar is een kleine ruimte. Als je daar drie keer doorheen kruipt en een wens doet, wordt je wens vervuld. Wij hebben het niet uitgeprobeerd. Bij het klooster loopt een soort goedmoedige zwerver rond. Hij kan perfect een kraaiende haan imiteren.

Naar het zuiden van Georgië

Na een nachtje in Kutaisi rijden we verder naar het zuiden. Op advies van David maken we onderweg een stop in Surami. Vroeger in de Russische tijd een geliefd en druk bezocht kuuroord, maar nu een fraai voorbeeld van vergane glorie. Je kan er genezen van hartkwalen, de lucht is er zuiver, maar het allerbeste van Surami is het heilzame bronwater. In het dorp staat een fontein met veel kranen waaruit het water overvloedig stroomt. De stenen bak waarin het water stroomt, is roze aangeslagen door de mineralen in het water (dat hebben we al eerder ook op een natuurlijke plek gezien). Rondom de fontein is een mooi rond prieeltje gebouwd met aan de wanden flets geworden foto's van de gloriedagen van weleer. De lokale bewoners houden hun bron in ere en komen aan de lopende band water tappen bij de bron. Een oude vrouw vult haar grote fles voorzover dat gaat bij de kraan. Als dat niet meer lukt – de fles is te groot – vult ze de rest van de fles door steeds de dop van de fles met water te vullen en dat in de fles te gieten. Daar moet je geduld voor hebben. Het heilzame water is goed voor je ogen, maar ook goed voor je ingewanden. Wij proberen het water toch maar niet, uit vrees dat onze ingewanden er in een te hoog tempo door worden schoongespoeld. Wij houden het deze reis maar op gebotteld mineraal water.

Absoluut hoogtepunt vandaag is het Borjomi-Kharagauli National Park. Het park ligt in de Lage Kaukasus, die uiteraard lager is dan de Hoge Kaukasus, maar zeker niet minder mooi. Het park van 850 km2, bestaat uit beboste heuvels, indrukwekkende valleien en alpenweides. In het westelijk deel zijn subtropische temperaturen, op de hoge delen (het hoogste punt is 2642 m.) heerst een alpien klimaat. In het park wonen bruine beren, wolven, herten, lynxen, veel vogels en nog veel andere dieren. In het voorjaar moet het hier een bloemenzee zijn, wij zijn nu meer in de tijd van de bessen, eikels en paddestoelen. Met een gids maken we een wandeling door een piepklein stukje park. Je hebt zware wandeltrails van zeven dagen met overnachtingen in schuilhutten over moeilijk begaanbare hellingen, maar daar zijn wij niet geschikt voor. De gids vertelt veel en laat ons veel zien. Hij vertelt dat de beren, wolven en andere dieren beschermd zijn en dat hun aantal een stijgende lijn vertoont. Mensen mogen hun vee weiden in het park, maar ze mogen hun kuddes alleen met bellen en honden beschermen tegen de wilde dieren. Ze mogen geen wapens dragen en er wordt niet gejaagd of gestroopt. Van zulke verhalen word je blij. We zien natuurlijk geen beren of wolven, maar wel poep van een beer die zich volgevreten heeft met bessen. We zien ook een konijntje, hoef je niet voor naar Georgië, maar toch gezellig. Het is een heerlijke genietwandeling. Jammer genoeg regent het een flink deel van de tocht behoorlijk, maar dat doet niets af aan het prachtige park. Dit mag je echt niet missen als je in Georgië bent.

De laatste nacht in Georgië overnachten we in Akhaltsikhe. Voordat we richting Armenië gaan, rijden we naar Vardzia, een groot grottencomplex. Vardzia werd door koning Giorgi III in de 12e eeuw als fortifcatie gebouwd. Later stichtte zijn dochter, koningin Tamar, er een klooster dat uitgroeide tot spiritueel centrum met 2000 monniken. De monniken leefden in grotwoningen uitgehouwen in de bergwand van wel 13 etages boven elkaar. Ook nu is het nog als klooster in gebruik en leven in enkele van de grotten monniken. Vardzia is absoluut ongeschikt voor mensen met ernstige hoogtevrees: Rik staakt dus na een klein deel zijn verdere tocht door Vardzia.

Armenië in

Bij de Georgisch – Armeense grens nemen we met weemoed afscheid van David, onze gids/chauffeur. We hebben het erg goed en gezellig gehad samen. De grens is een eitje. David rijdt ons Georgië uit en we hoeven niet eens uit te stappen voor de paspoortcontrole. Vanuit zijn hokje neemt de douaneman foto's van ons in de auto, terwijl David onze paspoorten overhandigt. Vlak voor de grens van Armenië stappen we met bagage uit. David loopt met ons mee en de Armeense gids komt ons al tegemoet. De Armeense douane stempelt ten overstaan van beide gidsen onze paspoorten en pas dan neemt David afscheid en worden we overgedragen aan de de Armeense gids/chauffeur bij wie we meteen weer in kunnen stappen. We worden goed verzorgd!

Het laatste stuk in Georgië en een flink stuk in Armenië rijden we over een soort hoogvlakte in een grasachtig landschap met kleine heuvels. Het barst hier werkelijk van de grote adelaars. Ik schat dat we er op de hoogvlakte toch zeker veertig zien. In Armenië stoppen we in Gyumri, de tweede stad van Armenië. In 1988 is de stad getroffen door een zware aardbeving, maar nu is een groot deel van de stad weer nieuw opgebouwd. Met Narek, onze nieuwe chauffeur die goed Engels spreekt, drinken we koffie in dè luxe winkelstraat van Gyumri. Het is erg leuk om zo vanaf een terrasje alle mensen te zien flaneren en zo de eerste indrukken van Armenië op te snuiven. Vanaf Gyumri rijden we het dal van de Debed rivier in, een prachtig en soms heel smal dal, met eerst vrij kale en later beboste hellingen. Ons einddoel voor vandaag is Haghpat.

Haghpat en Sanahin

Rondom Haghpat bezoeken we twee kloostercomplexen die beide begonnen zijn in de 10e eeuw en groot zijn geworden in de 12e eeuw.

Haghpat.

Haghpat.

Het Haghpat klooster ligt prachtig op de punt van de Debed vallei. In 976 bouwde koningin Khosrvanuch de centrale kerk van het complex. De echte uitbreidingen kwamen in de 12e eeuw. Toen werden er een klokkentoren, een bibliotheek en een refter bijgebouwd. De grootste kerk bestaat uit een voorhal – gavit – en de eigenlijke kerk, door abt Hamazasp in 1257 neergezet. Het complex is volstrekt anders dan alle kerken die we in Georgië hebben gezien. De kerk is in zijn geheel van grote, donkere, grijze stenen gemaakt en heel massief. In de kerken staan enorme dikke pilaren met op veel plaatsen reliëfs, vaak in de vorm van kruisen maar ook met kunstige kromme, door elkaar lopende lijnen in geometrische patronen. Qua zwaarheid en donkerheid doen ze aan strenge basilieken denken. Iconen en fresco's en kleur ontbreken bijna volledig. In de gavit hangt één icoon; in de kerk staat op het altaar Maria met het kind en dat is het. Op de muren en de pilaren zie je niet alleen fraaie reliëfs, maar ook gegraveerde teksten. Van buiten zijn er ook mooie reliëfs. Op de grootste kerk staat een fraai basreliëf van twee heiligen die samen de kerk in hun handen houden.

Vanaf Haghpat moeten we naar beneden naar het dal waar Alaverdi ligt. Alaverdi is een iets grotere plaats met een grote koperverwerkende fabriek, die na de Sovjet tijd in Duitse handen is gekomen. Om in Sanahin te komen, moeten we weer helemaal naar boven, want Sanahin ligt net zo mooi als Haghpat, maar dan op een andere berg aan het eind van het dal van de Debed rivier. Omdat veel mensen uit Sanahin bij de fabriek in Alaverdi werken, loopt er een kabelbaan tussen Sanahin boven en Alaverdi beneden. Narek stelt voor dat wij met de kabelbaan naar boven gaan, dan pikt hij ons daar op om naar het klooster te gaan. Goed plan en voor het geld hoef je het niet te laten, want de kabelbaan kost 0,18 euro (100 dram per persoon). Sanahin betekent 'ouder dan die andere' en Sanahin heet zo, omdat het complex net wat ouder is dan Haghpat. De beschrijving van Sanahin zal ik jullie besparen. Een ding over Sanahin: Sanahin ligt bezaaid met graven en de vloer van de kerken bestaat dan ook uit grafstenen. Op veel graven zijn stilistische poppetjes getekend. Eerst zien we poppetjes die bestaan uit een vierkant lijf met een rondje erboven, maar er komen steeds meer details, eerst gezichtjes, dan voetjes, later armen met handen en eentje heeft zelfs een gebeeldhouwd kleed aan en een grote sleutel in zijn hand.

Na de twee prachtige kloosters (allebei op de wereld erfgoedlijst) rijden we via de derde plaats van Armenië, Vanadzor – waar we een uurtje rondkijken – door naar Dilijan. In Dilijan willen we wandelen in het Dilijan National Park.

Dilijan

Het Dilijan NP is 240 km2 groot, bestaat uit de beboste hellingen van verschillende bergketens en ligt tussen de 1070 – 2300 m hoogte. De bergweiden boven deze hoogte horen niet bij het park. Er is vooral veel loofbos met eik, beuk, haagbeuk, esdoorn en es. Aan naaldbomen vind je den, taxus en jeneverbes. Onderweg zien we ook veel eetbare zaken: walnoten, wilde peer, appel, pruim, bessen van de kornoelje, vlier en meidoorn en rozenbottels. Het is een rijk vogelgebied en er zitten ook veel zoogdieren als beren wolven, herten, wilde zwijnen en kleiner spul zoals marters, vossen, eekhoorns en konijnen,. Wij maken met de gids, Walskin, een wandeling door het park. Walskin vertelt dat vooral de wolven hier erg gevaarlijk zijn en mensen aanvallen. In grote delen (op een beschermd stuk na) mogen ze – net als andere dieren – bejaagd worden Als ik doorvraag blijkt het om één schaapherder jaren geleden te gaan. Ook is ergens op een heel andere plek een paddenstoelen plukkende vrouw gedood door een beer. Houtkap is hier onder voorwaarden toegestaan. Verder liggen Dilijan en andere plaatsen in het park, loopt er een spoorweg door het park en mag vee gewoon geweid worden in het park. Al met al lijkt de natuur hier iets minder zorgvuldig beschermd te worden dan in Borjomi park in Georgië.

Na een mooi stuk uitermate blubberig bos, komen we op een hoogvlakte met mooie grazige weides waar we wel 10-12 steenarenden prachtig zien zweven. Na de hoogvlakte dalen we een flink stuk af naar Goshavank waar een prachtig kloostercomplex is. Ook hier zien we weer de massieve kerken met vier pilaren en veel teksten in de muren gegraveerd. Walskin legt uit dat op de wanden van de kerk de geschiedenis geschreven staat. Hij wijst ons ook op de Islamitische ramen en nissen die bewust zijn aangebracht om te voorkomen dat de Arabieren de kerken zouden aanvallen en vernietigen. Bij de bouw is de kerk met speciale v-vormige stenen versterkt ter bescherming tegen aardbevingen. Het heeft geholpen, want de kerken stammen zo'n beetje uit de 12e eeuw. De oprichter van de kerk, tevens geleerde, staatsman en onderwijzer, Mkhitar Gosh, heeft een fraai beeld in de kloostertuin gekregen.

Sevanmeer

Vanaf Dilijan rijden we verder richting zuiden naar het Sevan meer en Sevan. Ons hotel staat aan het Sevanmeer, alhoewel onze kamer daar niet op uitkijkt. In het hotel is een groot congres aan de gang van fysici die alles weten over straling en deeltjes. We zouden in het restaurant van het hotel eten, maar dan moeten we wachten tot de 80 fysici uitgegeten zijn bij hun barbecue. Daarom stelt Narek voor naar een ander restaurant te gaan. We komen in een ontzettend leuk restaurant terecht waar we in een privé-kamer met eigen wastafel gedrieën aan tafel zitten. Narek vertelt dat er in Armenië veel restaurants zijn met dergelijke kamers. Dit restaurant heeft er een stuk of acht. Erg fijn als je met je familie, vriendin of zakenpartner ongestoord en ongezien rustig wilt eten. Het eten is overvloedig en allemaal even lekker. Voor mensen die zich zorgen maken over wat wij te eten krijgen een opsomming van wat op tafel staat: brood (3 soorten), yoghurt, dikke room, augurken, pepertjes, olijven, kaas, drie soorten gegrilde groenten, rode saus, verse kruiden en radijsjes, een soort jam, snoepjes, gebakken schijven aardappel en koteletten die naar Russisch gebruik uit rundergehakt bestaan. Elke keer als de deur van onze kamer opengaat komt er een nieuwe verrassing binnen en van alles is zoveel dat we het echt niet op kunnen. Wij zijn wel blij dat de fysici ons eten in het hotel gedwarsboomd hebben!

Ook met Narek, onze Armeense gids zijn we wel tevreden. Hij doet erg zijn best om het ons naar de zin te maken en geen moeite is teveel. Narek woont nu in Jerevan, de hoofdstad van Armenië, maar woont daar pas sinds een jaar. Daarvoor woonde hij als Armeense Syriër in Aleppo in Syrië, maar nu is hij met zijn hele Armeense familie gevlucht. Zijn familie was eigenaar van een grote koperverwerkende fabriek die geheel vernield is en zijn familie is alles kwijt wat ze ooit bezaten. Als we voorzichtig vragen hoe hij denkt dat de zaken in Syrië weer goed moeten komen, antwoordt hij dat alle buitenlandse nieuwszenders, Europees, Amerikaans of Russisch, leugens vertellen die goed in hun eigen politieke kraam passen. Alleen de mensen in Syrië weten hoe het echt zit. Als we vragen wat hij van Assad vindt, blijkt hij een grote fan van Assad te zijn. Het is volgens hem een uiterst beminnelijke man die het beste met de mensen voor heeft. Hij erkent wel dat er in Syrië minder vrijheid bestaat, maar alle fouten van het regime moeten toegeschreven worden aan anderen. Het regime bestaat uit 20.000 man en Assad kan niet weten wat al die 20.000 mensen doen. Als we vragen wat er gebeurt als je in Syrië een website over Israël raadpleegt, lacht Narek en zegt dat je dan binnen vijf minuten de politie op de stoep hebt staan. Aan de politie mag je dan uitleggen wat je van plan was. Alles wordt gecontroleerd, maar dat is nodig voor de veiligheid van het land en zijn burgers. Alhoewel wij Nareks mening over Assad geenszins delen, is het wel boeiend om zo uit de eerste hand te horen hoe iemand tegen Assad en de oorlog in Syrië aankijkt. We gaan ook geen discussie aan. Luisteren is interessanter dan je eigen mening vertellen.

Naar het zuidoosten

Vanaf Sevan en het Sevanmeer rijden we een heel stuk naar het zuidoosten naar het deel van Armenië dat door de Russen van Azerbeidzjan is afgesnoept en aan Armenië gegeven is. We zitten tussen Nagorno Karabakh en Naxcivan (Azerbeidzjan, maar los van de rest van het land en alleen via de lucht te bereiken vanuit de rest van Azerbeidzjan), in. We rijden de hele dag door een prachtig bergachtig gebied dat op sommige delen overgaat in een hoogvlakte en kruisen meerdere hoge passen. We genieten weer van alle roofvogels die we zien. Met het weer hebben we ontzettend geluk. Het is prachtig helder en zonnig zodat we heel ver kunnen kijken en zelfs Mt. Ararat kunnen zien, zelfs als we er meer dan 100 km vandaan zijn.

Met een kabelbaan gaan we naar het Tatevklooster, een schitterend complex op een klif in de Vorotan canyon, met een prachtige bewerkte steen (katchkar) hoog boven op een achthoekige pilaar. De steen zou de monniken gewaarschuwd hebben voor aardbevingen en naderende – vijandige – paardenhoeven door op zijn hoge pilaar te gaan wiebelen. De kabelbaan naar Tatev is niet zomaar een kabelbaan. Hij is bijna 6 km lang, en gaat over twee enorme diepe dalen heen. De spectaculaire tocht duurt een minuut of 12 en op het verste punt ben je 320 meter boven het land.

Inmiddels zijn we in Jerevan, de hoofdstad van Armenië. Hier staan ook weer mooie punten op het programma. In Jerevan blijven we nog twee dagen en maken we ook weer diverse uitstapjes onder andere naar Echmiadzin en het Gechardklooster. Dinsdagochtend vliegen we dan in alle vroegte weer terug naar huis (nou ja, Schiphol, de rest doen we met de trein). Omdat deze brief al lang genoeg is, ga ik deze brief afronden. De verhalen over de laatste drie dagen horen jullie dan nog wel van ons als we weer thuis zijn.

Het is weer een lange brief geworden, maar voorlopig is dit weer de laatste.