IJsland 2017 > rondzendbrieven > brief 2: van Myvatn naar Gardur
Tweede rondzendbrief IJsland 2017

Tweede rondzendbrief IJsland 2017

[Verzonden op 2-8-2017 vanuit Ede]

Tweede brief vanuit huis

Ik zit nu heerlijk schoon en wel thuis met stroom en internet deze laatste woorden van de rondzendbrief te schrijven. Het internet in IJsland heeft niet genoeg meegewerkt om de tweede brief uit te sturen, dus geheel tegen de traditie in krijgen jullie de brief nu nadat we thuis gekomen zijn. We hebben een mooie tocht gehad en kijken terug op een heerlijke reis. IJsland is een indrukwekkend land met fantastische natuurverschijnselen als geisers, gletsjers, lavavlaktes, vulkanen, bergen, watervallen en stomende en borrelende kraters. Bovendien hebben we IJsland gezien op een manier zoals we dat wilden: met veel aandacht en tijd om ook naar vogels en planten te kijken en lekker te wandelen.
Onze groep was erg gezellig. R. heeft echt alles gedaan om onze reis tot een succes te maken en R2 eveneens. R2 is ontzettend gezellig en een verrijking van de groep. Ook ons kleine trekkerstentje verdient een dikke pluim. Het heeft de zware regen met harde wind van de eerste week vlekkeloos doorstaan en ook de rest van de tijd zich niets aangetrokken van storm en regen en ons steeds een heerlijk droge slaapplaats geboden. We zullen hem nu we thuis zijn lekker vertroetelen voordat hij weer de kast ingaat.

Ga tien jaar geleden!

Maar de eerlijkheid gebiedt om ook wat minpunten van IJsland te noemen. Kamperen op IJsland kunnen we iedereen afraden. Niet vanwege slecht weer of een veel te stenige ondergrond, maar vanwege de uitermate slechte faciliteiten op de campings en de drukte. Ze willen te snel teveel geld verdienen. Dat de kwaliteit van de campings in schril contrast stond tot wat ons beloofd was, hebben we ook al verteld. Verder bezoeken veel te veel toeristen tegelijk het eiland. Op plekken waar we vogels kijken hebben we daar niet zo’n last van, maar alle hoogtepunten van het land worden overspoeld door busladingen toeristen. Houd je daar niet van dan hebben we maar één volstrekt onbruikbare tip: ga tien jaar geleden.

Goed na deze evaluatie tijd voor het vervolg van onze reis en tijd voor het echte begin van de tweede rondzendbrief. Ondanks de goede vooruitzichten is het toch niet gelukt om in Stafafell de rondzendbrief uit te sturen. De mail was helemaal verzendklaar, maar bij ‘verzenden’ gaf de webmail het telkens op en klapte eruit. Aangezien het al tegen half elf was en we in het kantoortje (en tevens woonhuis) van de beheerder zaten, hebben we maar opgegeven. Nu zitten we bij het bezoekerscentrum in Skaftafell bij de Vatnajökull gletsjer en daar is het dan eindelijk gelukt om de brief te verzenden. Is in ieder geval de eerste brief eerder bij jullie dan wij thuis zijn.

Van Myvatn naar Kopasker

Geothermische verschijnselen bij Myvatn

Geothermische verschijnselen bij Myvatn

Vanaf Myvatn rijden we verder richting noordoosten tot aan Kopasker. Onderweg stoppen we bij Dettifoss, de grootste waterval van IJsland. Eigenlijk bestaat hij uit twee afzonderlijke watervallen, de Selfoss het meest stroomopwaarts en de nog grotere Dettifoss waar een meters brede muur van bruin water met donderend geweld naar beneden stort.
Verderop bij Asbyrgi maken we een lekkere wandeling. Ook dit is weer een vulkanisch gebied met prachtige formaties van vooral basalt. Met een beetje fantasie zie je heus wel een olifant, een octopus en andere dieren. Maar ook de basaltzuilen hebben fraaie vormen. Normaal gesproken staan of liggen de zeshoekige basaltzuilen naast elkaar, maar hier zijn ze als een spiraal om elkaar heen gedraaid. Het zijn enorme steeds grotere cirkels van basaltzuilen. Een kunstenaar had het niet mooier kunnen maken.
De vogelaars genieten er ook van, maar voor hen komt het hoogtepunt pas later: we zien een giervalk. Dat is samen met het smelleken de enige roofvogel van IJsland en moeilijk om te vinden. Het is een grote valk, nog een tikje groter dan de slechtvalk. Hij zit zeker op zo’n 500 m afstand, dus zelfs met de telescoop hebben de vogelaars even tijd nodig om vast te stellen of ze echt gevonden hebben waar ze zo vurig op hoopten, maar na enige tijd is er consensus onder de drie vogelaars: het is de giervalk.

Kopasker en Raudinupur

Tegen half zes komen we aan in Kopasker waar we twee nachten blijven. Op de kaart lijkt Kopasker nog een aardig stadje, maar in praktijk blijkt het net als de meeste dorpjes hier, niets voor te stellen. Er is een winkel met een koffiehoek en een benzinestation en tot onze verbazing stopt er zelfs een keer per dag – behalve op zaterdag – een bus. Ook de camping stelt niets voor. Hij is kleiner dan in Myvatn en er zullen ongeveer 45 – 50 kampeerders zijn en voor al die mensen is er één wc en één douche (nog minder dan wij samen thuis hebben). Wij hebben inmiddels een handige truc gevonden voor het douchen. Meestal moet je ‘s nachts eigenlijk naar de wc. Als dat gebeurt, nemen we gelijk de handdoek mee en douchen dan om vier uur of half vijf. Dan is er niemand en daarna mag je nog heerlijk even het warme bed in. Een mens moet per slot creatief zijn. Overigens staat er als Rik om 5 uur uit de douche komt al iemand te wachten.

Onze ontbijtjes verdienen toch wel een vermelding in de rondzendbrief. R2 is begonnen om op een rooster boven de gasbrander brood te roosteren. Als ze bijna klaar zijn gaat er kaas op, zodat we vers geroosterde boterhammen met een beetje gesmolten kaas krijgen. Rik is als student bij hem in de leer gegaan en heeft onlangs van R2 te horen gekregen dat hij zijn PhD als toaster verdiend heeft. De kaas die we uit Nederland meegenomen hadden is inmiddels op, dus nu doen we het met IJslandse kaas. Verder hebben we zoet beleg en thee en/of koffie. Voor de lunch nemen we een lunchtas mee met thermoskannen met heet water, koffie, brood en beleg.

Onze volle dag bij Kopasker is geweldig. We rijden naar het noordelijkste puntje van het schiereiland, Raudinupur, waar weer prachtige kliffen zijn. Topper van vandaag zijn de papegaaiduikers die we echt van heel dichtbij kunnen zien. We kunnen ze tot op een afstand van 3-4 m naderen en vanaf het gras zitten ze je dan nieuwsgierig aan te kijken. Ze zijn zo verschrikkelijk leuk. Ander hoogtepunt zijn de rotsen helemaal aan het eind bij de vuurtoren. Ze zijn niet alleen prachtig om te zien, maar een van de twee zit vol Jan van Genten die daar gebroed hebben en er nu met hun opgroeiend kroost bivakkeren. Precies over het midden van de rots loopt de grens van hun kolonie. Het is echt verbazingwekkend hoe dicht de vogels op elkaar zitten. Soms moeten ze wachten met landen tot een ander weer opgestegen is. Waarom ze zo strikt alleen op de ene helft van de ene rots wonen, is voor ons niet duidelijk, maar zij weten vast de reden. De grote sterke vogels met hun gele koppen en hun witte lijf zien er bepaald indrukwekkend uit. Met veel zoeken vinden de vogelaars ook nog de dunbekzeekoet, die een extra wit streepje over zijn bek heeft en veel minder algemeen – en dus voor vogelaars bijzonderder – is dan de gewone zeekoet.

Verder heb ik nu zelf ook de grote jager gezien. De grote jager is een fijne vogel voor mij. Hij is groot en zwaar, bruin van kleur en heeft twee duidelijke witte vlekken op het uiteinde van de vleugels en is daardoor gemakkelijk te herkennen. Andere vogels mogen hem niet zo erg en dat valt te begrijpen. Hij is gemeen en speelt een beetje vals. Hij jaagt achter kleinere vogels aan in de hoop dat die zo schrikken dat ze het eten uit hun bek laten vallen en dat steelt hij dan. Ook vreet hij de kuikens van meeuwen en sternen op. Eigenlijk vult hij het gat van de ontbrekende roofvogels op. Komt hij in de buurt van een kolonie sternen of meeuwen dan vliegen als één man alle vogels op om de grote, boze jager weg te jagen.

Prachtige rit naar Fjellebaer

Na twee nachten in Kopasker breken we weer op om richting oostkust te gaan. De rit begint prachtig. De wolken hangen niet in de lucht, maar laag in de verte over de grond, terwijl de lucht erboven strakblauw is. Op zeker moment zien we de wolken vanachter een bergrug over de bergen rollen en als een wolkenwaterval over de helling naar beneden vallen. Niemand van ons heeft ooit zoiets gezien. De rit van vandaag voert over een onverharde weg langs de kust. De weg slingert omhoog, gaat dan over een pas en tenslotte omlaag tot zeeniveau. Het is een schitterende route, eerst zien we de wolken boven land en zee hangen, dan rijden we door een mysterieus en vaag landschap omdat we dwars door de wolkenlaag rijden en tenslotte kijken we vanaf boven uit op de dikke wolkendeken met overal om ons heen bergen met hier en daar nog plukjes sneeuw. Hier vinden we – zelfs na zoveel dagen – ook weer nieuwe bloemetjes.

Op onze volgende overnachtingsplek in Fjellabaer vlakbij de grotere plaats Egillstadir, vieren Rik en ik een feestje. We hebben jullie al eerder verteld over ons nijpende stroomprobleem en ons getob om de accu’s van alle spullen op te laden. R. en R2 kopen een camperkabel die we aansluiten op een paal op de camping en het snoer gaat de grote witte tent in. Als zij weg zijn om de spullen te kopen, bewaken wij het stopcontact. Als we aankomen op de camping zijn er drie stopcontacten vrij, maar in de korte tijd dat we bezig zijn de tenten op te zetten, worden al twee daarvan in beslag genomen. Zodra Rik alleen met de tent verder kan, ga ik naast het stopcontact zitten. Omdat er in één stopcontact al een verloopstekker zit die niet in gebruik is, pluggen we daar vast onze spullen in. Als de rechtmatige eigenaar komt, wil ik onze spullen weghalen, maar onze buurman is reuze aardig. Hij heeft nog geen elektriciteit nodig, dus ik mag onze spullen erin laten. Een half uurtje later komt hij weer langs. Hij heeft nog een reservesnoer met aansluiting en die mogen we van hem gebruiken. Is dat nou niet aardig?

Via de Oxipas naar Stafafell

Na een nachtje in Fjellabaer breken we weer op en rijden we verder langs de oostkant van IJsland naar het zuiden. Na een stukje rondweg (weg nr. 1), slaan we af en nemen we een weg binnendoor die over de Oxipas voert. De route over de pas is weer schitterend en we stoppen om mooie planten te zoeken en van de prachtige uitzichten over de bergen te genieten. Even later stoppen we bij de waterval om onze koffie – met Nederlandse stroopwafels – te drinken en daar vinden we nog een nieuwe steenbreek waar we stiekem op gehoopt hadden. Dat we zoveel soorten planten vinden, komt vooral omdat E. een uitstekende plantenspeurder is en alles wat er te vinden is ook daadwerkelijk vindt.

In Djupivogur bekijken we nog het werk van een kunstenaar die vast contact gehad heeft met de kunstenaar die in Ede en omgeving gepolijste keien heeft neergelegd als kunst. Deze kunstenaar heeft 34 gepolijste marmeren eieren op 34 sokkels gemaakt die elk een vogelsoort van IJsland voorstellen. Je moet er van houden, maar dan is het mooi.

We zijn vandaag bijtijds op de camping in Stafafell. Omdat onze oorspronkelijke camping niet bereikbaar is vanwege een weggespoelde brug, zoekt R. een andere camping. Deze niet geplande camping is werkelijk de mooiste camping die we hier ooit gehad hebben. De camping is rustig en in verhouding tot het aantal kampeerders is het aantal warme douches en wc’s naar IJslandse maatstaven hoog. Er is een keet met tafels en stoelen en een keukenblokje. Dankzij de kabel hebben we ook prima stroom en de camping heeft goed internet dat je bij de beheerder binnen mag gebruiken. Weliswaar lukt het verzenden van de rondzendbrief niet (zie het begin van de brief), maar in ieder geval kunnen we even rustig de mail kijken. Mocht iemand geïnteresseerd zijn in het diploma ‘tent opzetten met tegenwind’, dan kan je hier leuk oefenen. Het stormt enorm op de camping.

Ook in Stafafell blijven we maar één nacht, dus ‘s morgens pakken we alle spullen in. We worden daar met z’n allen steeds handiger in en het lijkt wel of we elke keer meer ruimte in de bus overhouden. We vertrekken niet meteen, maar gaan eerst een wandeling maken in het natuurgebied vlakbij. Het is een ruig en prachtig berggebied en we komen er geen mens tegen wat in het drukke IJsland een verademing is. De paden zijn wel gemarkeerd, maar niet heel duidelijk en er loopt een rondwandeling waarvan we geen afstand weten. De enige informatie die we hebben is dat hij vijf uur duurt en dat we aan de andere kant van de rivier over een bredere weg terug moeten. Omdat niemand hier ooit gelopen heeft, vijf uur erg lang is en het weer onbetrouwbaar is, besluiten we om na anderhalf terug te keren. Een wijs besluit, want voor het eerst sinds tijden hebben we de regenjas/poncho’s weer even nodig.

Naar Skaftafell

In Höfn doen we voor twee dagen boodschappen en drinken we koffie. Ik heb nog niets over de IJslandse dorpjes en steden geschreven. Dat komt omdat daar niet zoveel over te schrijven valt. Het lijkt dat ze in IJsland één of hooguit twee architecten hebben die het gros van de huizen ontworpen hebben. De architect heeft daarbij de voorkeur gehad voor een simpel en rechtlijnig ontwerp. De meeste huizen zijn rechthoekig van vorm met wat ramen en een deur en een schuin dak. De meeste huizen zijn gebroken wit van kleur. De grootste variatie zit in de kleur van de daken die in vrijwel elke kleur te vinden zijn. De stadjes en dorpjes bestaan uit een serie van dat soort huisjes en wat grotere gebouwen met een bank, een supermarkt en af en toe een benzinepomp of een bouwmarkt. De kerkjes zijn gezellig en klein en meestal wit met een rood dak op de kerk en de toren. Opvallend is dat we heel veel kerkjes zien die ver van welk dorp dan ook verwijderd zijn.

IJsschotsen bij een gletsjer

IJsschotsen bij een gletsjer

Na Höfn komen de eerste uitlopers van de grote gletsjer Vatnajökull. Vatnajökull is de grootste gletsjer van IJsland en beslaat 8% van het oppervlak van IJsland, omgerekend zou dat 20% van Nederland zijn. De gletsjer ligt in het Vatnajökull Nationaal Park van 12.000 km2. Onderweg naar Skaftafell zien we de eerste vingers van de gletsjer die behoorlijk groot en breed zijn en uitlopen naar zee. Op de kaart van IJsland zijn het in verhouding tot de grote gletsjer maar kleine gletsjervingetjes. Bij Jökulsarlon stoppen we bij een gletsjeruitloper met een groot gletsjermeer ervoor. In het melkachtige gletsjermeer drijven enorme ijsrotsen die van de gletsjer afgebroken zijn. Sommige kleine stukjes drijven hard voorbij. Het gletsjermeer loopt uit in de zee en ook in zee zie je de ijsschotsen drijven. Maar het mooiste van alles vinden we de ijsschotsen die na laag water achtergelaten zijn op het strand. Ze zijn fascinerend van vorm en een kunstenaar zou er prijzen mee kunnen winnen.

Voor vandaag heeft R. ons een verrassing – uiteraard een vogelverrassing – beloofd. Maar al voordat we daar aan toe zijn, krijgen we van IJsland zelf een verrassing. We zien twee rendieren met prachtige geweien lopen met de gletsjer als achtergrond. Rendieren komen van nature niet op IJsland voor, maar zijn in de 18e eeuw door de mens geïntroduceerd. Inmiddels leeft er in het oosten van IJsland een populatie van 3.000 rendieren. Voor de verrassing van R. slaan we tot onze verbazing af bij het klein dorpje Hof met nog een authentiek kerkje genaamd Hofkirk. Waarom gaan we daarheen? Wel de vogel die we daar kunnen zien is de gewone huismus en vogelaars zijn nu eenmaal gek op nieuwe soorten. Volgens de overlevering leeft in dit dorpje de enige groep huismussen van heel IJsland. We zoeken goed, maar in het hele dorp is geen mus te bekennen.

We zetten onze tenten op in Skaftafell bij een gigantisch grote camping en een bezoekerscentrum aan de voet van de Skaftafell gletsjer, ook weer een uitloper van de Vatnajökul gletsjer. Op de camping staat een veld boordevol met tentjes van een internationaal scoutingkamp en de Rotelbus. De Rotelbus kennen we nog uit Afrika. Het is een grote Duitse bus vol Duitse toeristen die in een soort schuiflaatjes in de bus slapen. Ze hebben hun eigen kok mee, maar ook hun eigen Duitse bier en Bratwurst. Zeer geschikt voor mensen die graag thuis zijn als ze op reis gaan.

IJslanders zijn erg op geld gebrand en zeker op het geld van toeristen. We hebben al verteld dat de voorzieningen op de campings ondermaats zijn. Dat geldt ook hier. Er zijn op de hele grote camping drie toiletblokjes: een bij het padvinderskamp, een bij het bezoekerscentrum waar alle touringcars hun lading dumpen om te plassen. De laatste staat midden op het terrein met 4 wc’s voor de rest van de gasten. Merkwaardig genoeg hebben ze hier meer douches (zes) dan wc’s en we snappen hoe dat komt. Voor de douches heb je een chipkaart nodig van 500 kronen (4,5 euro) voor 5 minuten warm water. Aan de douches verdienen ze, dus die zijn veel interessanter dan wc’s. Wat heel dom is, is dat er alleen wastafels in de wc zijn. Iedereen die 500 kronen voor een douche teveel vindt, gaat dus poedelen in een van de schaarse wc’s en dan willen de rijen wel oplopen.

In Skaftafell hebben we in lange tijd voor het eerst ‘s nachts weer een beetje regen en de volgende dag begint somber, maar in de loop van ochtend wordt het heerlijk weer en zo wordt het de mooiste dag qua weer van de hele reis. In Skaftafell kan je goed wandelen en dat gaan we dan ook doen. Het is handig om dan een wandelkaartje te hebben en die hebben ze bij de receptie. Het zijn simpele, maar duidelijke gratis kaartjes, maar als wij komen en navraag doen, zijn toevallig de gratis kaarten op en zijn er alleen nog even simpele kaartjes van 3 euro. ‘s Morgens maken we met z’n allen een rondwandeling. We lopen eerst in zo’n kleine twee uur naar een uitzichtpunt. Vanaf daar heb je vanaf boven uitzicht op de Skaftafelljökull, ook een uitloper van de Vatnajökull gletsjer. Je ziet de dikke ijsmassa met alle scheuren erin, de middenmorene waar twee gletsjers bij elkaar gekomen zijn en de vieze zwarte ijsmuren die aan het gletsjermeer staan. Onderweg naar het gletsjermeer zien we de alpensneeuwhoen die hier wel voorkomt, maar doorgaans moeilijk te spotten is. De onze is zo vriendelijk om zelfs even voor Riks foto te poseren. Volgende bezienswaardigheid is de Swartifoss, een hoge waterval die over basaltzuilen duikelt. Via een museum huisje dat in het openluchtmuseum van Arnhem niet zou misstaan, lopen we terug.

‘s Middags gaan we met E. en C. opnieuw wandelen. We lopen eerst een heel stuk over de sandur. De sandur is een grote vlakte bestaande uit zwart zand en grind. In het zuiden van IJsland hebben het ijs en het vele smeltwater van de gletsjer ontzettend veel materiaal aangevoerd dat aan de kust bij de zee afgezet wordt. Het is vulkanisch materiaal met weinig structuur waardoor stroompjes hun loop gemakkelijk kunnen verleggen. Door de enorme aanvoer van materiaal is de kustlijn richting zee geschoven en kijk je uit over enorme zandvlaktes met weinig begroeiing en zwart zand. Op het dikste punt kan de sedimentlaag wel 200 m dik zijn. Vanaf de zandvlakte klimmen we weer de berghelling op en door een prachtig berkenbos – een van de weinige regio’s in IJsland waar bos groeit – lopen we weer terug naar de camping.

Heerlijk zo’n echte wandeldag tussendoor. Tijdens de lunch lopen we naar het bezoekerscentrum om opnieuw ons geluk met het internet te proberen. Het laptopje dat al lang geen internet heeft geproefd, gaat gelijk enthousiast aan de slag met allerlei updates en is zo met zichzelf bezig dat hij totaal geen belangstelling heeft voor wat wij willen. Uiteindelijk lukt het met veel geduld dan toch om de rondzendbrief uit te sturen. Deze brief ga ik niet meer proberen uit te sturen, die krijgen jullie gewoon vanuit Nederland toegestuurd.

Skogar

Na de prachtige dag in Skaftafell gaan we verder richting westen langs de zuidkust van IJsland. We laten de grote Vatnajökull gletsjer achter ons en rijden richting Vik en krijgen dan uitzicht op de volgende grote gletsjer van IJsland, de Myrdalsjökull gletsjer. In Vik doen we weer onze boodschappen voor het eten en niet lang daarna zijn we al voor de lunch in Skogar om de Skogafoss, een waterval, te bewonderen. De camping is op 50 m afstand van de voet van de waterval en na de lunch – R2 maakt heerlijke kaastosti’s voor ons – gaan we naar de waterval. Via een trap van 527 treden kan je naar de bovenkant van de waterval. Ook boven kan je nog verder wandelen langs de kloof waar de rivier door stroomt. Omdat ook de Skogafoss bij de hoog gewaardeerde bezienswaardigheden hoort, komen hier massa’s toeristen. Je loopt echt in een file de trap op en weer af. Wij houden de wandeling dan ook snel voor gezien, temeer daar de wandeling langs de bergwand voor Rik niet echt gezellig is. Als we om tegen half vier terug zijn, heb ik mooi even tijd om dagboek en rondzendbrief bij te werken.

Ik heb al verteld over de aardige buurman in Stafafell die ons zijn reserve verlengsnoer aanbood. Niet alle IJslanders zijn zo aardig. Dingen zijn extreem duur, maar ze proberen je ook nog op te lichten. E. beheert onze gemeenschappelijke pot en rekent onze boodschappen af. Tot drie keer toe hebben ze bij de supermarkt al geprobeerd hem te tillen en dat is niet erg sympathiek. Ook aan het begin van de reis hebben we te maken met een vrij lompe buschauffeur. De buschauffeur die niet oplet bij het achteruit rijden, rijdt mij zowat omver terwijl ik op de stoep sta. R. kan me nog net wegtrekken. De botterik komt niet eens op het idee om excuses te maken. Maar goed, afgezien van de oplichters, geldwolven en botteriken zijn de meeste IJslanders die we tegenkomen en waar we een praatje mee maken erg aardig hoor.

In Skogar is niet alleen de waterval druk ook de camping is druk en lawaaiig en de schaarse faciliteiten worden ook volop gebruikt door de dagjesmensen. Eigenlijk is het een plek waar je helemaal niet wilt zijn. We zouden twee nachten in Skogar blijven, maar de eerste dag hebben we de waterval al uitgebreid gezien en een deel van de middag bij de tent doorgebracht. De tweede dag staat Dryhólaey op het programma en nog eventueel het bekijken van de gletsjer, maar daar kunnen we geen dag mee vullen. Niemand heeft eigenlijk zin om dan twee dagen op deze camping te blijven. In onze onvolprezen Crossbill Guide staat nog een leuke rondrit met afwisselende gebieden beschreven die prima in de route valt in te passen. R. is gelijk in voor de programmawijziging en zo besluiten we om na één nacht Skogar te verlaten en een nacht in Selfoss neer te strijken.

Dryhólaey

Papegaaiduiker met spiering

Papegaaiduiker met spiering

Voordat we aan de rondrit bij Selfoss beginnen rijden we eerst een stukje terug om naar Dryhólaey te gaan. We vertrekken al om voor achten van de camping om de toeristenstroom voor te zijn en dat is maar goed ook. Als wij er zijn komen er twee bussen langs en als we vertrekken staan er al 25 auto’s en twee campers op de parkeerplaats. Dryhólaey is aan de kust gelegen en heeft mooie kliffen, begraste steile hellingen en een vuurtoren. Hier zien we weer de grappige papegaaiduikers en hier zijn er zelfs nog die aan het broeden zijn. We zien er een paar met een snavel vol spierinkjes en sommige duiken hun holletjes – een soort konijnenhol – in en uit. De rotsen voor de kust zijn ook de moeite waard. Aan de kust vast zit een soort grote boog met twee enorme gaten eronder en in zee ligt een kleinere rots met ook mooie door verwering uitgesleten gaten.

Op het strand zien we hoe een grote jager bezig is om een nog levende papegaaiduiker te verorberen. Het ziet er zo sneu uit. De papegaaiduiker probeert weg te kruipen, maar wordt steeds door de jager opnieuw gepakt toch hij uiteindelijk niet meer beweegt. De grote jager komt niet ver, hij wordt weggejaagd door twee meeuwen die het sloopwerk voortzetten. Natuurlijk hoort het erbij, maar eigenlijk heeft iedereen medelijden met de papegaaiduiker. De papegaaiduiker die terugkomt met een bek vol spierinkjes nemen we niets kwalijk. Hij zorgt goed voor zijn kroost, maar ja de spierinkjes vinden het vast net zo min leuk om opgegeten te worden.

Selfoss en omgeving

We vervolgen onze rit in westelijke richting en vlak voor Selfoss beginnen we met het extra rondje dat we gisteren bedacht hebben. Het is een mooie rondrit langs weidegebieden, natte gebieden (wetlands) en langs kustgebieden. Onze eerste stop is bij een pad dat naar de rivier voert en waar we een mooi lunchplekje vinden. R2 stelt voor de bus bij de picknickplek te brengen. Dat lijkt een goed idee, maar in praktijk werkt het plan minder goed. Het zand dat er stevig uitziet, bestaat uit heel los zand en als R2 de bus wil keren, loopt de bus muurvast. Stomtoevallig liggen er wat planken, dus ze leggen wat planken onder de wielen en we duwen met ze allen. De eerste keer helpt dat helemaal niets, maar de tweede keer met nog meer plankjes krijgen we de bus weer uit de zandput. Maar we hebben nu wel heerlijke stoeltjes tijdens de lunch. Na de lunch rijdt R2 voor de zekerheid de bus zonder ons weer terug naar de weg. Zo hebben we toch nog een spannend avontuur beleefd.

Het volgende punt op de route is bij een vuurtoren en dus dicht bij de kust. Zijn E. en ik al heel tevreden als we twee nieuwe plantjes vinden, we krijgen nog een cadeautje. Op de rotsen voor de kust liggen zeehonden met jongen te zonnen. Zeven zeehonden kunnen we goed zien en verder weg liggen er nog een aantal. Als laatste gaan we naar een gebied dat vroeger een weidegebied was en nu weer teruggegeven is aan de natuur en een mooi nat gebied geworden is. Na al deze mooie stops is de dag eigenlijk wel op en rijden we door naar de camping in Selfoss. De hele dag hebben we bijna geen andere toeristen gezien en het is erg fijn om zo’n heerlijke rustige dag te hebben.

De camping in Selfoss is misschien wel de beste die we al die tijd gehad hebben. Het is er ruim en rustig. Voor IJslandse begrippen zijn de faciliteiten ruim bemeten en uitermate schoon. Naast een wc blok buiten is er een gebouw met keuken en kantine waar ook nog extra wc’s en douches zijn. Grappig genoeg blijken de twee campings die niet in het oorspronkelijke reisschema zaten een stuk beter te zijn dan de al geplande campings.

Overal in IJsland zie je schapen en paarden en soms koeien. Alle schapen lopen in kleine kuddes los, de paarden staan meestal achter een hek. Als je alle gebreide truien op IJsland ziet, snap je waarom ze schapen houden. Waarvoor ze al die paarden gebruiken, is ons niet duidelijk geworden. Ze kunnen niet allemaal gebruikt worden als rijdier, want dan moet elke IJslander minstens twee paarden hebben. We veronderstellen dat ze voor het vlees gefokt worden. Varkens hebben we in het geheel niet gezien en we hebben zegge en schrijve vier kippen gezien, waarvan drie op de camping van Selfoss.

Reykjavik

De laatste echte dag bezoeken we ‘s morgens Reykjavik. We blijven er maar een paar uurtjes om toch even de sfeer van de stad te proeven. Het is geen bijster interessante stad, maar het is wel leuk om er toch even rond te lopen. De Hallgrimmskerk is het beroemdste bouwwerk van Reykjavik en de grootste kerk van IJsland. De kerk is gebouwd door de staatsarchitect Gudjón Samúelson die voor zijn ontwerp geïnspireerd werd door de op IJsland veel voorkomende basaltkolommen. De kerk is vernoemd naar een bekende dichter. We zien ook nog twee beroemde mannen die beiden een standbeeld hebben gekregen. De eerste is Leif Eiríkson. Volgens Eíriks Saga zette Leif Eiríkson rond het jaar 1000 voet aan wal in Amerika, dus zo’n 500 jaar eerder dan Columbus. Hij landde in New Foundland en noemde het Vinland. Het beeld is in 1930 door de VS aan IJsland geschonken. Het tweede beeld staat op een hoge grasheuvel en is van Ingólfur Arnarson, de eerste Viking die zich in 874 in Reykjavik vestigde.

Bij een laatste reisdag hoort een afscheidsetentje en we hebben bedacht dat we ook een afscheidslunch kunnen doen in Reykjavik. We belanden in een leuk en gezellig restaurant waar we een uitstekende lunch krijgen en ook nog voor een heel redelijke prijs.

Opnieuw Hafnaberg en Gardur

Voordat we doorgaan aar de camping in Gardur – de camping bij de vuurtorens met alleen wc’s bij een parkeerplaats waar we ook begonnen zijn – gaan we opnieuw bij de vogelkliffen van Hafnaberg kijken. Daar zijn we een kleine twee weken geleden ook geweest en het verschil is opvallend. Veel vogels zijn al klaar met het grootbrengen van de jongen en de kliffen zijn veel rustiger dan bij ons eerste bezoek. Alleen de drieteenmeeuwen zitten er nog, maar ook daarvan zijn er minder dan vorige keer. De zeekoeten en alken zijn weg. Wel zien we nog zwarte zeekoeten en papegaaiduikers vliegen en zwemmen.

Inmiddels zitten we voor het laatste nachtje op de camping in Gardur vlak bij het vliegveld. De laatste avond zien we de zon prachtig ondergaan in de zee. De eerste keer lukte dat niet – ook niet vanwege de regen trouwens – maar nu zijn we verder in het seizoen en hebben we weer een echt stukje nacht. Morgen vertrekken we weer naar Nederland. We vertrekken om half twaalf naar de luchthaven, dus voor die tijd zullen we niet veel anders doen dan inpakken en even bij de vuurtoren kijken. Die laatste dag schenk ik jullie.

Onze reis door IJsland is fantastisch geweest en ondanks de nadelen van IJsland – drukte, duur, slechte campings – hebben we een schitterende reis gehad waar we erg van hebben genoten. De slechte naam die IJsland heeft vanwege het weer kunnen we gelukkig tegenspreken. De eerste week hebben we slecht weer gehad, maar de rest van de tijd hebben we prima weer gehad en zelfs zonnige dagen. De regen die we na de eerste week gehad hebben, valt te verwaarlozen en die viel bovendien vaak ‘s nachts. Wind is er eigenlijk altijd en vaak waait het ook erg hard. We kijken opnieuw terug op een mooie reis, maar deze keer zijn we wel heel blij om weer naar huis te gaan en weer heerlijk in ons eigen bed te slapen met eigen douche en wc binnen handbereik zonder lange wachtrijen.