West-Canada 2018 > rondzendbrieven > brief 1: Vancouver Island
Eerste rondzendbrief Canada 2018

Eerste rondzendbrief Canada 2018

[Verzonden op 11-9-2018 vanuit Vancouver]

Deze keer komt onze rondzendbrief uit Canada. Voor nieuwe instappers op de rondzendbrief even een korte toelichting. De rondzendbrief sturen we vanaf onze reisbestemming en is een verslag van onze reis. Het is een al lang bestaande traditie die vanaf een papieren handgeschreven versie geëvolueerd is naar een digitaal bericht.
Dit keer bestaat onze drieweekse trip uit twee aan elkaar geplakte reizen naar het westen van Canada. Eerst reizen we 11 dagen met een kleine Nederlandse groep rond over Vancouver Island, op zoek naar vogels, beren, walvissen, dolfijnen en ander moois. We eindigen de eerste reis in Vancouver en op dezelfde dag sluiten we aan bij een verse Engelse groep waarmee we verder noordelijk vliegen om een week door het Great Bear Rainforest te gaan varen. Het Great Bear Rainforest is het meest noordelijke gematigde regenwoud en herbergt beren, zalmen, vogels, poema’s, wolven en nog veel meer. We gaan dagelijks vanaf de boot aan land en hopen ook daar in het noorden veel moois te zien. Na acht dagen varen, keren we weer terug naar Vancouver en na nog een nachtje stad vliegen we na drie weken weer terug naar huis.

Lange reis naar Vancouver

De eerste dag, de reisdag, is gelijk een heel lange dag. We vertrekken al om voor zessen thuis om de vroege trein naar Schiphol te nemen. We zijn ruim op tijd op Schiphol en daar ontmoeten we onze reisleider, R., die samen met ons ook via Chicago naar Vancouver vliegt. Hebben we normaal altijd uren over op Schiphol, vandaag brengen we onze tijd zoek met wachtrijen. Eerst de paspoortcontrole waar we door heel lange slingers langzaam naar de controle slingeren en vervolgens naar de securitycheck waar we door even lange slingerrijen naartoe moeten. Dankzij de nieuwere apparatuur mogen laptopjes en tablets in principe in de rugzakjes blijven en mag ik – Rik niet – zelfs mijn schoenen aanhouden. Weliswaar word ik meteen apart gezet omdat ik piep. Aangezien er geen vrouwelijke beambte is om mij te bevoelen, moet ik opnieuw door het poortje. Nu piep ik niet en mag ik wel door. Ze vertrouwen me kennelijk toch niet helemaal, want steekproefsgewijs controleren ze de elektronica en mijn laptopje wordt met speciaal spul ingesmeerd om te kijken of ik er geen bom in heb verstopt. De douaneman stelt tevreden vast dat het een gewone laptop is. Hij slaat me toch iets te hoog aan als hij denkt dat ik in staat ben om van een laptopje een bom te maken! De derde rij is kort, maar duurt eveneens een flinke tijd. We willen alvast wat Canadese dollars, maar de mensen voor ons hebben zulke langdurige wensen dat we na afhandeling van onze transactie nog maar 20 minuten over hebben voor we moeten boarden.

Na een flinke tijd vliegen, moeten we in Chicago overstappen. We vliegen met twee verschillende maatschappijen en moeten daarom de bagage ophalen en weer inleveren. Daarnaast hebben ze een leuk activiteitenprogramma bedacht met lastig te hanteren doe-het-zelf apparaten om paspoort, acht vingerafdrukken en gezichten te herkennen en goed te keuren, een busritje van de ene naar de andere terminal (inmiddels weer zonder grote bagage), nogmaals paspoortcontrole nu met tien vingerafdrukken en natuurlijk opnieuw een security check. We ronden het programma zo snel af dat we nog 2,5 uur over houden tot we in mogen stappen voor Vancouver. Daar worden we uitermate vriendelijk ontvangen op een rustige, ruim en mooi opgezette luchthaven.

Met R. gaan we op zoek naar de huurauto. Het verhuurbedrijf zit een eind van de luchthaven af en nadat R. gebeld heeft, komt een busje ons ophalen. R. krijgt een enorme auberginekleurige SUV mee en zo worden we comfortabel dwars door Vancouver naar ons hotel gereden. We eten nog een hapje en na een dag van 27 uur verheugen we ons op het bed. Dat is ons nog niet gegund, want onze wc vindt één keer doortrekken genoeg voor de gehele duur van ons verblijf. Aangezien alle reparatieploegen allang naar huis zijn, mogen we – na alles wat net uitgepakt was weer in te pakken – verhuizen naar een nieuwe kamer met een uitnodigend bed en een wc die snapt waarvoor hij bedoeld is.

Over Canada

Voordat ik begin met de echte reis eerst wat achtergrondinformatie over Canada. Canada is met zijn bijna 10 miljoen km2 het een na grootste land – na Rusland – ter wereld. Canada heeft de langste kustlijn (243.000 km) en de 8.891 km lange zuidgrens tussen Canada en de VS is de langste tussen twee landen. Canada is dunbevolkt en het grootste deel van het land bestaat uit bos en toendra. Daarnaast heeft Canada met al zijn meren de grootste voorraad zoet water. Het overgrote deel (82%) van de ruim 35 miljoen mensen woont in steden. Ottawa is de hoofdstad, maar ook Toronto, Montreal en Vancouver zijn grote steden. Het klimaat van Canada is zeer gevarieerd: van een arctisch klimaat in het noorden tot hete zomers in het zuiden. Net als bij ons zijn er vier seizoenen.

Het gebied werd al duizenden jaren door diverse inheemse volkeren bewoond toen de Vikingen er, zo’n 500 jaar voordat Columbus voet aan wal zette, landden. Begin 16e eeuw vestigden Franse en Engels kolonisten zich in het gebied. Al snel laaiden er conflicten op tussen de Fransen en de Engelsen onderling alsmede tussen de Europese kolonisten en de oorspronkelijke indianenstammen. Deze conflicten liepen voor de oorspronkelijke bewoners meestal slecht af en de door de Europese pioniers meegebrachte ziekten eisten eveneens hun slachtoffers onder de Indianen. Na diverse gewapende conflicten hadden de Britten het grootste deel van het gebied onder controle en in 1763, met de Vrede van Parijs gaf Frankrijk al zijn gebieden in Noord-Amerika – op twee eilanden na – op ten gunste van de Britten. In 1812 brak er – na de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog in 1775 – opnieuw oorlog uit tussen de het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Hoewel de oorlog militair geen overwinnaar kende, wordt hij in Canada gezien als een overwinning tegen een Amerikaanse invasie en is hij nog steeds belangrijk voor de Canadese nationale psyche.

Na de Oorlog van 1812 ontstond er behoefte aan een meer onafhankelijke koers. Er werden hervormingspogingen ondernomen en er braken opstanden uit die door de Britten werden neergeslagen. Als hoofdoorzaak van de opstanden werd de wrijving tussen de Franstalige en Engelstalige bevolking aangewezen, waardoor een unie tussen de twee de enige oplossing leek. In 1840 resulteerde dit in de Act of Union die Upper en Lower Canada samenvoegde om de provincie Canada te vormen. Hoewel de provincie Canada politiek verre van stabiel was, besloten de Britten dat het in ieders voordeel was om Canada meer zelfstandigheid te verlenen. Hoewel Prince Edward Island en Newfoundland uiteindelijk besloten niet in een confederatie met de andere provincie te treden, vormden Canada, New Brunswick en Nova Scotia in 1867 de Confederatie van Canada en dit besluit werd op 1 juli 1867 door de Britten bekrachtigd en kreeg de officiële titel Dominion of Canada en 1 juli werd ingesteld als de nationale feestdag (Dominion Day, sinds 1982 Canada Day geheten). De confederatie was zelfstandig waar het interne aangelegenheden aangaat maar het parlement in Londen had nog steeds veel zeggenschap over Canada.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog stond Canada voor buitenlandse zaken en defensie nog steeds onder Brits gezag en werd zo automatisch ook bij de oorlog betrokken. De animo om aan de oorlog deel te nemen was groot en vele tienduizenden soldaten werden naar de fronten in Europa gezonden. De oorlog had tot gevolg dat er een gevoel van Canadese identiteit werd gevormd, vooral onder de Engelstalige bevolking. Terugkerende troepen die in Europa hadden gevochten en een groeiende vakbondsbeweging leidden na de oorlog tot meerdere stakingen en enkele malen ook tot geweld tussen de autoriteiten en arbeiders. Na de Westminster Conference in 1931 kreeg Canada meer autonomie hoewel het Britse parlement nog steeds het laatste woord had inzake constitutionele zaken. De Grote Depressie trof Canada hard. Zowel de graanhandel als de industriesector stortten in en pas aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had het land zich hiervan hersteld. Tijdens de piek van de depressie was één op de vier werknemers werkloos.

Na de oorlog voerde Canada een socialistisch beleid met grotendeels gratis gezondheidszorg en liberale sociale zekerheidsvoorzieningen. Canada negeerde het Amerikaanse embargo tegen het Cuba van Fidel Castro en Pierre Trudeau, minister-president tussen 1968 en 1979 en 1980 tot 1984, was een openlijk sympathisant van de Cubaanse dictator. In de jaren 70 en 80 begon de roep om een grotere zelfstandigheid in het Franstalige Quebec sterker te worden. Twee referenda – de laatste in de jaren 90 – werden nipt verworpen. Onder Trudeau was de relatie met de VS meer gespannen dan gewoonlijk. Canadezen vertoonden altijd al een tendens om zich tegen de machtige buur naar het zuiden af te zetten en anti-amerikanisme is een van de weinige echt Canadese trekjes. Onder latere presidenten verbeterde die relatie.

Hoewel Canada vanaf 1931 vrijwel geheel onafhankelijk was, lag het laatste woord aangaande wetswijzigingen nog altijd bij Groot-Brittannië. Trudeaus regering wilde aan deze situatie een einde maken en op aandringen van de Canadese regering nam het Britse parlement in 1982 de Canada Act aan die alle bevoegdheden aangaande Canada volledig aan dat land liet. Koningin Elizabeth II is nog steeds het staatshoofd van Canada en sinds 2015 is Justin Trudeau, zoon van de vroegere minister-president Pierre Trudeau, de nieuwe minister-president.

Canada heeft een gemengde economie en een in verhouding lage inkomensongelijkheid. Net als veel ontwikkelde landen is de dienstensector belangrijk. Maar ook de bosbouw, graan en olie-industrie hebben een groot aandeel. Canada is een van de weinige ontwikkelde landen die netto energie exporteren en is daarnaast rijk aan natuurlijke hulpbronnen als zink, uranium, goud, nikkel, aluminium, ijzererts en lood.

Naar Vancouver Island

Terug naar de echte reis. Na een nacht welverdiende slaap, leren we bij het ontbijt de overige groepsleden kennen: F., D. en L.
F. en D. zijn echte vogelaars. De gemeente Ede blijkt goed vertegenwoordigd, want D. komt uit Otterlo en als oud-voorzitter van de lokale IVN weet hij niet allen veel van vogels, maar ook van andere dieren zoals insecten. L. uit België is net als wij geen vogelaar, hij is vooral een zoogdierenman. We rijden met twee auto's. R. rijdt onze auto, F. rijdt de andere auto en via de walkietalkie houden we contact met elkaar. Met een enorme veerpont (1300 man) steken we over naar Vancouver Island. We hadden reserveringen voor een vroege boot, maar om een of andere reden is er oponthoud en kunnen we pas om 11 uur over. In de tussentijd kijken we rond in de haven waar we de eerste vogels zien en gezellige zeehonden. Het water is zo helder dat je ze heel goed van bovenaf onder water kan zien zwemmen. Rik ontdekt in een hoge naaldboom zomaar een vogeltje dat een prachtige kolibrie blijkt te zijn.

Na twee uur varen en tevergeefs uitkijken naar walvissen, arriveren we aan de oostkant van Vancouver Island. Vandaag steken we door naar de westkant van het eiland. Halverwege maken we een stop voor een bezoek aan het MacMillan Provincial Park waar we door Cathedral Grove, een 800 jaar oud bos van enorme Douglassparren en western red cedars (reuzenlevensboom) wandelen. Het is een prachtig bos met indrukwekkend grote bomen die begroeid zijn met dikke pakketten mos en korstmos. We merken wel dat we in een beschaafd land zijn, want overal lopen keurige paadjes of vlonderpaadjes, het geheel is zo goed bewegwijzerd dat zelfs ik niet kan verdwalen en het is er druk met wandelaars. Dat laatste komt vooral omdat het hier een lang weekend is en veel mensen er op uit trekken. De grootste boom, een western red cedar, is triest aan zijn eind gekomen. Na een leven van 700 jaar en het bereiken van een doorsnee van 4,5 m en een hoogte van 70 m is hij in 1972 door vandalen in brand gestoken. Om te voorkomen dat het hele bos in de hens zou gaan, hebben ze hem toen om moeten zagen.

Vogeltjes zien in een bos is altijd moeilijk, maar met goede vogelaars lukt dat altijd nog wel. R. ontdekt op een boom typische gaatjes van een leuk klein spechtje, de roodborstsapspecht, die de gaatjes altijd op een horizontale rij maakt om zo sap, hars en insecten te eten. Uit de gaatjes komt nog verse hars dus hij vermoedt dat het vogeltje nog in de buurt is. En ja hoor, hij ontdekt onze gatenmaker hoog op de stam. Het diertje is druk aan het werk, terwijl beneden onderaan de boom, vijf heren fotografen mopperen op het arme, hardwerkende diertje. Wat doet hij fout? Hij zit niet goed in het licht en fotograferen is vrijwel onmogelijk. Weet hij veel dat al die gekke mensen hem op de foto willen.

Vanaf het bos rijden we over een bochtige weg door schitterend bos naar de westkust van het eiland naar Ucluelet (de uitspraak weten we niet precies) waar we twee nachten blijven, maar eerst iets meer over Vancouver Island waar we de komende tijd zoek gaan brengen.

Over Vancouver Island

Vancouver Island ligt ten westen van Canada in de Grote Oceaan en hoort bij de provincie Brits Columbia. Het heeft een oppervlakte van ruim 32.000 km2 en is daarmee net iets kleiner dan Nederland. Het eiland heette oorspronkelijk Quadra and Vancouver Island naar Juan Francisco de la Bodega y Quadra en George Vancouver. De eerste was een Spanjaard die een expeditie naar het eiland had geleid; de tweede had het eiland met James Cook bezocht. Beide heren moesten namens hun regering uitvechten van welk land het eiland was. Daar zijn ze niet uitgekomen, maar ze hadden het zo gezellig met elkaar dat ze het eiland naar hun beiden vernoemden. Doordat de Spaanse handel inzakte, verdween geleidelijk aan ‘Quadra’ uit de naam van het eiland. In 1846 bij de Oregon Treaty kwam het eiland onder Brits gezag. Het eiland heeft veel inheemse bevolkingsgroepen, waarvan de Kwakwaka’wakw, de Nuu-chah-nulth en de Coast Salish People de belangrijkste zijn.

De Vancouver Island Range die bijna over het hele eiland loopt, verdeelt het eiland in een natte en ruige bergachtige westkust met fjorden en een drogere en vriendelijkere oostkust. Golden Hinde, een bergpiek die in het Strathcona Provincial Park ligt, is met zijn 2.195 m het hoogste punt. Op het eiland zijn veel meren en rivieren. Het eiland bestaat vooral uit vulkanisch en sedimentair gesteente dat zo’n 55 miljoen jaar geleden gevormd is. Vancouver eiland is een van de seismisch meest actieve gebieden van Canada en maakt onderdeel uit van de Pacifische Ring van Vuur.

Rondom Ucluelet

Onze dag in Ucluelet gebruiken we goed. We gaan eerst naar Combers Beach waar zoals de naam al doet vermoeden een groot en breed zandstrand is. Om bij het strand te komen loop je door een dicht en mooi bos dat plotseling bij het strand stopt. Nu weten jullie wel dat wij absoluut geen strandliefhebbers zijn. We komen hier dan ook niet voor het strandvermaak, maar voor de vogels die langs vliegen en op de rotsen zitten. Op de grens van strand en bos loopt een klein riviertje en ook daar zitten gezellige steltlopers en zien we nog leuke bloemetjes. De vogelaars ontdekken een kleine grijze snip die zo druk aan het eten is, dat hij ons rustig laat kijken en fotograferen. Hij moet bericht hebben gehad van de specht van gisteren, want hij zorgt ervoor dat hij perfect in het licht staat. De heren fotografen zijn erg over hem te spreken.

Een stukje verderop stoppen we opnieuw om net als gisteren door een mooi, oud bos te wandelen. Dit bos is zo mogelijk nog mooier dan dat van gisteren. Het is een wat vochtiger bos met meer mos en korstmos op de bomen en overal liggen omgevallen bomen die zelf weer dicht begroeid zijn en waar soms complete bomen op ontkiemd zijn die op hun beurt al flink groot geworden zijn. Alles is er zo dicht begroeid dat je je bijna in een griezelig tekenfilmbos waant. De wandeling is erg comfortabel, omdat overal stevige houten trappetjes en vlonderpaden lopen. Een uitermate gecultiveerd wandelpad door een schitterend oud bos. Topvondst van vandaag is het slangetje dat R. vindt, een prachtig gekleurde kousenbandslang (via internet door Rik op naam gebracht) met mooie gele strepen en een lief kopje.

Als laatste gaan we naar de vuurtoren waar we een wat langere rondwandeling maken. De kust is prachtig. De vele inhammen met de grillig gevormde rotsen die tot in zee toe begroeid zijn met cederbomen en (Douglas)sparren zorgen voor een prachtig plaatje. Als je even je ogen dichtdoet zie je zo Captain Cook met zijn zeilboot hier aankomen en zich ook verbazen over de enorme hoeveelheid ontzettend hoge en rechte bomen, waar hij weer mooie nieuwe masten voor zijn zeilboten van kon maken. Bij de vuurtoren zien we nog drie white-tailed deer. Ze weten heel goed dat ze niets van mensen te vrezen hebben en staan op hun gemak te snoepen van de Sasalstruiken die vol heerlijke zwarte besjes zitten.

Van Ucluelet naar Campbell River

Na ons mooie dagje Ucluelet verlaten we de westkust en rijden we terug de bergen door naar Campbell River aan de oostkant van het eiland. Hotels hier zijn anders dan we gewend zijn. De meeste hebben geen restaurant en serveren zelfs geen ontbijt. Om die reden zijn er hier tenten die al vroeg open zijn en ontbijt serveren. Omdat we graag vroeg op pad gaan, stappen we om 7 uur een tentje binnen dat vanaf 7 uur open is. De eigenaar schrikt danig van ons bezoek en zegt dat ze maar met z’n tweeën zijn en moppert dat iedereen ook nog eens iets verschillends bestelt. Ze presteren het om voor zes mensen, vijf ontbijten op de rekening te zetten en er zeven te serveren. Klopt gemiddeld aardig, maar toch. Overigens betalen we netjes voor zes ontbijten. Na ons ontbijt is de eigenaar zelf ook wakker geworden en een stuk beter aanspreekbaar. Waarschijnlijk is het gewoon geen ochtendmens die abusievelijk een ontbijtzaak is begonnen.

We hebben vandaag weer een mooie rit die deels hetzelfde is als de heenweg en we stoppen geregeld om op leuke plekjes rond te kijken en vogels te zien of om wandelingen te maken. Een van de stops is bij Rosewall Creek Provincial Park. Als we daar langs het Rosewall riviertje lopen, komen we onze verrassing van vandaag tegen: de waterspreeuw. Het zijn kleine, donkere, beweeglijke vogeltjes die razendsnel door het water schuiven of over de stenen in het water hippen op zoek naar insecten of ander klein grut. Onze waterspreeuw zit eerst heel rustig, later gaat hij in het water op zoek naar eten. Als hij weer op het droge staat, schudt hij even en is hij meteen weer droog. Op de stenen wipt hij vol overgave op zijn pootjes. Hij zakt eerst door zijn pootjes om zich dan snel weer op te drukken alsof hij bezig is het record push-ups te verbeteren. Echt een genietvogeltje om naar te kijken, te meer daar hij ons ook alle tijd gunt en niet meteen weer wegvliegt.

Via de toeristische route langs de kust rijden we verder en bij onze laatste stop, Oyster Bay Shoreline Park, ontdekken de vogelaars nog een uitgesproken zeldzaamheid: de blonde ruiter. Die heeft niets met paarden of ruiters van doen, het is een fraaie steltloper die hier nooit gezien wordt. De laatste waarneming blijkt uit 1973 te zijn, dus onze vogelaars zijn bijzonder blij en de mensen die hier zeldzaamheden bij houden net zo goed. Vanaf de blonde ruiter is het nog maar een korte rit voor we in Campbell River aankomen.

Strathcona en Mount Washington

De eerste dag in Campbell River maken we een uitstapje naar Strathcona Provincial Park. Het park uit 1911 is het oudste park van British Columbia, 250.000 ha groot en ligt in het centrum van het eiland. Het bestaat uit een woest bergachtig landschap met bergpieken met eeuwige sneeuw, stroompjes en riviertjes en veenachtige bergweiden. Het park heeft een rijke fauna en flora. Zo komt de uiterst zeldzame Vancouver Island marmot hier voor, een forse marmot die tussen de 3,5 en 6 kg weegt en alleen maar voorkomt op Vancouver Island. In 2002 waren daar nog maar 30 van over, maar dankzij fokprogramma’s is de populatie nu weer wat gegroeid. Doordat ze maar in een zeer beperkt gebied leven, blijft het desondanks een bedreigde soort. Naast de marmot komen hier ook beren, wolven, poema’s en andere dieren voor.

We wandelen eerst door een veen-moerasgebied met een schitterende variatie aan heide en bessensoorten en natuurlijk alle grote naaldbomen van hier. Vanaf het vlakke gebied waar we lopen hebben we prachtige uitzichten over de omringende bergen met besneeuwde toppen. We hebben heerlijk zonnig weer waardoor de uitzichten nog mooier worden dan ze van nature al zijn.

Maar de dag wordt nog mooier: tijdens de middagwandeling zien we onze eerste zwarte beer! ‘s Middags gaan we voor het serieuzere werk en lopen we naar de top van Mount Washington op bijna 1.600 m, een klim van zo’n 400 m. We hopen de zeldzame Vancouver Island marmot te zien, maar daarvoor moet je natuurlijk wel heel veel geluk hebben. Laten we dat nou hebben! We zien niet één keer vluchtig een marmot, we zien er wel drie!. De eerste ligt op zijn gemakje op de rotsen te rusten. Hij kijkt wel naar ons, maar heeft niet het minst de neiging om weg te rennen. Ze zien er zo leuk uit. Ze zijn donker, groot en plomp met een lange staart, maar hun snoetje is dat van een teddybeer: een lichte snuit met een driehoekig zwart neusje en een zwart streepje naar de bek. We kijken lang bij de marmot die later een beetje wegloopt, zodat we hem vanaf het pad nog beter kunnen zien.

De wandeling is behoorlijk steil klimmen, maar erg mooi en na twee uurtjes zijn we boven waar we een prachtig uitzicht hebben over de omringende bergen en de zeestraat tussen eiland en vasteland. Bijna op de top loopt een tweede marmot en van die kunnen we de lange staart goed zien. We genieten na gedane arbeid boven van een welverdiende pauze die onverwacht wordt opgevrolijkt wordt door een groepje taigagaaien. Een gezellige kleine gaai met een donker kapje op en een lichte buik. Ze komen kijken of we wat lekkers hebben. L. heeft nootjes en die vinden de gaaien heerlijk. Ze zijn zo brutaal dat ze uit je hand komen eten en af en aan vliegen om te kijken of er nog wat lekkers bij een ieder te halen valt. We vatten de terugtocht aan en zien dan na korte tijd voor de derde keer een marmot. We staan net naar de marmot te kijken als R. zegt, ‘een beer’. Inderdaad een meter of 60 bij ons vandaan zit op zijn dooie akkertje een zwarte beer onder een boom. Hij lijkt niet in het minst geïnteresseerd in de marmot, maar kijkt wel wat wij van plan zijn. We staan een poos te kijken en dan staat de beer op en gaat rechtop tegen de boom staan om vervolgens razendsnel tot hoog in de boom te klimmen. Onvoorstelbaar hoe snel en soepel zo’n grote beer dat klaarspeelt. We lopen een stukje verder en zien dan de beer vanuit de boom naar ons kijken. Af en toe verandert hij wat van positie en op zeker moment ligt hij over een tak om daarna opnieuw naar ons te kijken. Het lijkt erop dat hij minder enthousiast is om ons te zien dan wij om hem te zien en we denken dat hij in de boom blijft zitten tot wij weg zijn.

Ook hier heeft het hotel geen gewoon ontbijt in een ontbijtzaal, alhoewel ze wel ‘ontbijt’ serveren. Bij de receptie staat een trolley met cereals in eenpersoons bakjes, melk, appelsap, piepkleine muffins, verpakte granenrepen, een schaal met fruit en een bak met kleine yoghurtjes. Uit die verzameling mag je kiezen wat van je gading is en dat mag je dan samen met koffie en thee meenemen om ergens op te eten. Nu hebben wij een kamer beneden met picknicktafel voor de deur, dus we nodigen de anderen maar uit voor ontbijt bij ons.

Een defecte boot

De tweede dag in Campbell River vormt het hoogtepunt van de reis. We gaan op zoek naar de grizzlyberen die nu op de zalmen afkomen. De reisbeschrijving verwoordt het als volgt: We gaan met een lokale Nederlander de hele dag mee op zijn boot voor deze spannende dag. Hij zal ons, met toestemming van een lokale ‘chief’, brengen naar het grondgebied van een indianenstam die de beren een warm hart toedragen. Het loopt allemaal heel anders. Luister en huiver.

Rond half tien vertrekken we vanaf de haven met de boot van J., de genoemde Nederlander. Onze groep wordt aangevuld met vier Nederlanders en een Engelstalig stel en we stappen in een klein bootje dat door J. zelf als aftands wordt omschreven. J. is vriendelijk gezegd een vrij forse man. Het is het laatste jaar dat hij met deze boot vaart, want hij is bezig om zijn eigen boot te bouwen. Van binnen oogt de boot als een aeroflot-boot. Hij ziet er afgeleefd uit en van alle krappe banken zijn de zijleuningen verdwenen wat mogelijk komt doordat J. met te hoge snelheid het smalle gangpad heeft genomen. Na een poosje worden er bultruggen (grote walvissen) gespot, J. zet koers naar de plek en zet de motor af zodat we ongestoord kunnen kijken. Het is een prachtig gezicht en we kunnen ze goed zien. Als ze zich niet meer laten zien, varen we verder, althans dat is het plan. J. kondigt aan dat er problemen zijn met de motor. Hij loopt wat heen en weer tussen stuur en achterkant van de boot waar onder een grote klep de motor zit. Zelfs wij horen dat de motor een raar hees geluid maakt. We wachten een poosje in spanning af, maar de motor is stuk en we moeten terug. Omdat de motor maar een klein beetje pruttelt en we de stroom tegen hebben, gaat het heel lang duren voor we terug zijn en het wordt zeker te laat om ons tijdslot bij de grizzlyberen – grizzlyberen zijn kennelijk nogal strikt qua tijdsplanning – nog te halen. Kortom, we gaan terug en dat was onze grizzlytocht. Het voelt als een combinatie van de mislukte zeeschildpaddentocht in Suriname maar dan met de boot met niet werkende motor van Rastaman (ook in Suriname).

We zijn allemaal zwaar teleurgesteld, want dit was toch wel het hoogtepunt van de reis. J. blijkt nog het meest gefrustreerd, want hij heeft voor veel geld dit schip gehuurd en het is niets. Als de Amerikaan, die niets van de in het Nederlandse gevoerde discussie begrijpt, vraagt of hij soms op een Nederlands tourtje mee is en of iemand even uit wil leggen wat er aan de hand is, wordt hij ongemeen onbeleefd afgebekt door gefrustreerde J. Gelukkig hebben we ook een dame aan boord die al alles heeft meegemaakt, overal verstand van heeft en zich overal mee bemoeit. Zij vertelt me eerst dat we geluk hebben dat de motor het hier begeeft en niet na 2,5 uur varen bijna aan de overkant. Ik leg haar uit dat een mislukte tocht hoe dan ook geen geluk is. We zullen nooit vrienden worden. Kort daarna legt ze uit dat we eigenlijk helemaal niet hoeven te klagen. Zij werkt voor War Child en wat die kinderen meegemaakt hebben… Wij hebben het allemaal goed en ook nog te eten. Zo wordt het nog reuzegezellig aan boord.

Gefrustreerde J. kalmeert een beetje en belt een vriend omdat hij echt niet tegen de stroom in komt. Die moet ons dan met de zodiac oppikken en thuisbrengen. Na een flinke tijd komt vriend P. met een watertaxi. De watertaxi wordt vastgeknoopt aan onze boot en zo proberen ze samen op te stomen met als resultaat dat we nu nog langzamer vooruit komen. Uiteindelijk moeten we overstappen op de taxiboot en J. zegt dat we alle spullen achter moeten laten. Nu laten wij niet graag de spullen achter dus wij nemen de rugzakjes gewoon mee. P. – in het dagelijks leven directeur operationele zaken van een hotelketen – zet langzaam koers en de War Child vrouw vraagt waar hij heen gaat. Hij is onderweg naar de orka’s! War Child reageert zeer verontwaardigd: nu ligt haar camera op de boot van J. en heeft ze niets bij zich. Hoe denkt hij wel dat dat moet. Ze vaart echt uit tegen P. Kennelijk maken War Child kinderen wel erge dingen mee, maar hoeven ze toch niet mee te maken dat ze een groep orka’s zien zonder camera bij de hand. P. reageert laconiek, draait de boot en geeft vol gas richting haven. Ik zit naast hem en nu ben ik verbijsterd en vertel hem dat wij wel de orka’s willen zien. Maar P. is onvermurwbaar en zet vaart richting kust. Jammer, jammer, vandaag lijkt er echt niets goed te kunnen gaan. Maar, als we de haven al in zicht hebben, zegt hij: ‘Ik zet die vrouw even af en dan vaar ik met jullie terug naar de orka’s’. En inderdaad als we aangelegd hebben zegt hij tegen War Child dat ze uit kan stappen en dat hij met de rest naar de orka’s gaat. Ze lijkt niet helemaal in haar nopjes als ze met manlief – die op een onsympathieke manier voor Rik bleef hangen met de walvissen – uit de boot stapt. Wij keren terug naar de orka’s en genieten van een groepje orka’s die geregeld uit het water komen en af en toe hun enorme vinnen en witte vlekken laten zien.

Terug in de haven blijkt er een oplossing gevonden te zijn. Morgen kunnen we alsnog een herkansing krijgen, al moeten we daar wel vroeg voor vertrekken. Gelukkig staat voor morgen een rijdag met diverse stops ingepland, dus kunnen we wel schuiven en we hopen dus op een herkansing. We vullen de rest van de middag op met een uitstapje naar een andere plek in het Strathcona park en een wandelingetje bij de Elk Falls.

In de haven hebben we een behoorlijk grote en dure boot zien liggen. J. vertelt dat je voor 15.000 – 25.000 dollar inclusief jachtvergunning – het bedrag verschilt per verhaalsessie – een week lang mee mag varen om op beren te jagen. Inmiddels is per 1 juni de plezier(?)jacht op beren verboden en is de dure boot dit seizoen nog niet uitgevaren.

Een geslaagde herkansing

Na de mislukte tocht van gisteren verzamelen we de volgende dag om zeven uur ‘s morgens opnieuw in de haven. De formaliteiten zijn nu snel afgehandeld, want gisteren hebben we al diverse formulieren getekend dat we zowel de maatschappij van J. als de Indianen niet aansprakelijk stellen voor wat dan ook. Het formulier van de Indianen verlangt zelfs dat je ze vrijwaart van contractbreuk en ongelukken door ernstige nalatigheid, iets wat we toch maar doorhalen in het contract. We zijn nu met z’n tienen, War Child en man hebben ervoor gekozen om ons niet meer te vergezellen. We varen nu met de watertaxi die ons gisteren ‘gered’ heeft en gaan naar Toba dat verder weg ligt dan de plaats waar we gisteren heen zouden gaan. Onderweg, al vrij dicht bij Toba vrezen we nog even of alles goed gaat. De boot laat een hoge en doordringende piep horen die duidelijk als waarschuwing bedoeld is. J. stelt ons gerust. Het heeft niets met de motor te maken, het is het hoog water alarm. Of dat een goed teken is, weten we niet heel zeker, maar of half tien arriveren we met nog droge voeten in Toba.

Daar worden we vriendelijk ontvangen. Had de reisinformatie het over een ‘chief’ die onze komst moet goedkeuren, J. vertelt dat een Nederlander in Toba de zaken runt. Als ik verbaasd vraag hoe een Nederlander bij de Indianen terecht komt, zegt J.: ‘Hij heeft gewoon gesolliciteerd als manager’. Heel traditionele Indianen dus hier. Na een plaspauze op vieze Dixi toiletten – bosjes met grizzlyberen zijn nog onaantrekkelijker – stappen we in de bus die ons naar de brug en de vier uitzichtplatforms brengt. Lopen is hier niet toegestaan, te gevaarlijk met zoveel grizzlyberen. Zowel de lokale chauffeur als J. hebben een bus met berenpepperspray bij zich voor noodgevallen en wij moeten als groep bij hun en bij elkaar blijven als we buiten zijn en mogen pas de bus uit als zij het aangeven. Overigens vinden de beren de berenpepperspray heerlijk ruiken, maar krijgen ze het er even – 5 à 10 minuten – flink benauwd van, zonder dat ze er verdere schade van ondervinden.

We stoppen als eerste bij de brug over de Lower Toba Rivier, waar we gelijk onze eerst twee grizzly’s zien. Ze lopen wat door het water en eentje springt een paar keer naar een zalm, maar vangt er geen. Omdat ze richting platform lopen, rijden wij daar ook naar toe. Vanuit de bus zien we een enorme beer door de bosjes lopen. We lopen heel voorzichtig – achter J. – naar het platform in de hoop dat grote grizzly naar de rivier komt. Vanaf de grote, vierkante houten uitkijkplatforms hebben we goed zicht op de Lower Toba Rivier, waar de zalmen in deze tijd van het jaar stroomopwaarts optrekken om in de bovenloop van de rivier te paaien, hun eieren af te zetten en vervolgens uitgeput dood te gaan. Door het uitblijven van de regen is de waterstand in de rivier laag en daardoor is de zalmentrek nog niet goed op gang gekomen. Wij vinden dat er best veel zalmen in de rivier zijn, volgens de gidsen worden dat er nog heel veel meer. Op het platform wachten we op de grote grizzly, maar die komt niet. Net als J. besluit dat we ergens anders heengaan en we teruglopen, zien we hem opnieuw door de bosjes lopen, dus we gaan snel terug naar het platform en ja hoor, nu komt hij in beeld. Hij is zo enorm. Later komen er nog twee andere bij en allemaal zijn ze lekker in de rivier bezig. Soms zwemmen ze stukjes om even daarna weer op een boomstam boven water te klimmen. Als een van de twee beren te dicht bij grote grizzly komt, wordt hij meteen weggejaagd. Na een paar keer wegjagen is grote grizzly het zat en zit hij de indringer achterna tot op de oever, in de buurt van het platform.

Grizzly met jong bij de Lower Toba River

Grizzly met jong bij de Lower Toba River

Opeens zien we een moeder met een dot van een jong. Het jong huppelt naast ma alsof hij zegt: Mam, mam wat gaan we doen, het is hier zo leuk’. Ook zij komen bij de rivier. Op het moment dat het vrouwtje grote grizzly in het oog krijgt, zie je haar verstijven. Het jong staat eerst op zijn achterpootjes rond te kijken, ziet dan zijn moeders reactie en weet niet hoe snel hij bij haar moet zijn. Samen lopen ze weer het bos in en daar graaft moeders iets anders eetbaars op. Het jong lijkt alweer vergeten te zijn dat het leven best gevaarlijk kan zijn. Alles bij elkaar zien we op de verschillende platforms tien grizzly’s en we zien ze ook een paar keer een grote zalm vangen. Dat gaat zonder veel omhaal. Opeens staan ze met een grote spartelende zalm in hun bek. Het is zo leuk om de interactie tussen de beren te zien en ze in hun natuurlijke omgeving bezig te zien. We horen ook nog twee beren flink tegen elkaar grauwen, maar wat er aan de hand is, weten we niet, want ze vechten hun ruzie achter de bosjes uit. Later zien we ze, één vangt een enorme zalm en verdwijnt ermee buiten beeld. Een van de beren die we zien oogt oud. Ze loopt stram, zit slecht in haar vacht en heeft een gehavende plek op haar hoofd. J. kent haar, het is een heel oud vrouwtje dat waarschijnlijk aangevallen is. Ze vangt nog heel behendig een zalm, maar volgens J. is dit echt wel haar laatste jaar.

Naar Port McNeill

Veel te snel moeten we alweer terug met de bus en daarna met de boot. Op de heenweg hebben we een flink stuk door een mistig landschap gevaren. Dat komt niet door de mist, maar is de rook van de vele bosbranden op het vasteland van Canada. Op een helling zien we diverse branden tegelijk. Je ziet het niet echt branden, het smeult vooral, maar er is wel ontzettend veel rook en je ruikt duidelijk een brandlucht. De branden kunnen nu na de grote droge periode gemakkelijk door blikseminslag ontstaan. Tussen half vier en vier zijn we weer terug in de haven na een meer dan geweldige grizzlyberentocht. Nu wordt het tijd om aan de reis verder naar het noorden naar Port McNeill te beginnen. Alhoewel we daar oorspronkelijk een hele dag voor hadden, komen we dankzij de goede en rustige weg toch op een redelijke tijd in Port McNeill aan.

Met de groep hebben we het echt getroffen. Gezellige mensen, niemand zeurt of is opdringerig aanwezig en ook al verschillen de interesses en het vogelkennisniveau, iedereen vermaakt zich en houdt rekening met de anderen. Iedereen is altijd op tijd en we zijn allemaal even blij dat War Child niet in de groep zit. R. is niet alleen een meer dan uitstekende vogelkenner, hij komt altijd met goede ideeën en leuke plekjes en regelt wat geregeld moet worden. Daarnaast krijgen wij oudjes (de groep is tussen de 55 en 76 jaar oud, R. is 28) nog bijles in fotograferen van telescoopbeelden met de mobiele telefoon en het gebruik van handige apps.

Walvistocht

Springende orca

Springende orca

In Port McNeill gaan we op de boot voor een walvistocht. Het is een grote boot met veel mensen aan boord. De kapitein heet een ieder welkom en wil weten waar je vandaan komt, waarna hij hinderlijk overenthousiast bij elk land roept: Oh, wow, naam land, great! Gelukkig horen we weinig van de kapitein als we varen en zijn er enkel nog wat kirrende meisjes die alles ‘great’ vinden en over de bultruggen spreken als ‘lieve meisjes’ en ze bedanken omdat die lieve dieren zich zo fijn laten zien. Maar afgezien van de ietwat overdreven bemanning is de tocht prachtig. We zien bultruggen, orka’s en dolfijnen en op de rotsen liggen enorme groepen goudbruine Stellerzeeleeuwen. Het zijn vooral mannen en ze zijn echt gigantisch. De Stellerzeeleeuw is de grootste zeeleeuw die bestaat en ze zijn fors groter dan de Californische zeeleeuw die we eerder gezien hebben (en die we in Ouwehand hebben). De orka’s en bultruggen zitten eerst ver weg, maar later op de dag zijn ze dichterbij en zien we ook een gemengde groep met orka’s en dolfijnen. De dolfijnen komen veel hoger het water uit, maar zijn zo snel dat het vrijwel niemand lukt om ze op de foto te krijgen. Na afloop van de tocht rijden we nog naar Port Hardy waar we veel imposante zwart-witte Amerikaanse zeearenden zien en zalmen die steeds in hetzelfde poeltje blijven, maar voortdurend hoog uit het water opspringen.

Tijdens de bootreis gebeurt er nog iets heel vervelends dat niets met de boot te maken heeft. Riks camera met de enorme digitale zoomlens begeeft het zonder enige aanwijsbare reden. Erg jammer want vooral voor vogels veraf was dit een fijne camera. Gelukkig heeft Rik nog zijn andere camera, dus is hij niet helemaal onthand.

Winter Harbour

Vanuit Port McNeill rijden we weer helemaal naar de westkust, maar dan op de noordpunt van het eiland. We moeten daarvoor 80 km over een onverharde weg die door een mooi bosgebied loopt dat grotendeels eigendom van een houtfirma is. We zien wel dicht begroeide kapvlaktes, maar ook mooi bos dat volgens de bordjes langs de kant van de weg variërend tussen 1969 en 1951 aangeplant is. Een zwarte beer die langs de kant van de weg zit, laat zich even zien, maar besluit dan in de dichte ondergroei spoorloos te verdwijnen. Hadden we de eerste week steeds mooi weer, gisteren met de walvistocht regende het al af en toe en vandaag onderweg regent het flink.

Als we rond 11 uur in Winter Harbour aan de westkust aankomen giet het ook behoorlijk. Niettemin gaan we op zoek naar de grote attractie daar: de zeeotter. Na een poosje speuren vindt R. er eentje ver op zee. Later komt hij wat dichterbij en kunnen we hem door de telescoop goed zien. Gezien het slechte weer besluiten we in het piepkleine Winter Harbour een kopje koffie te gaan halen bij de plaatselijke supermarkt.
De supermarkt is in handen van de dochter van een man die vooral met iedereen praatjes aanknoopt en overkomt als de onbezoldigd vertegenwoordiger van het dorp. Hij vertelt aan L. dat er iemand is die boottochtjes organiseert naar een inham waar je zeeotters en zwarte beren kan spotten en dat hij die wel voor ons kan regelen. Dat klinkt wel leuk dus de dorpsopzichter komt terug met de man met de boot. Het blijkt dat de beren alleen komen als het laag water is, maar we kunnen wel – met drie man tegelijk – mee een stukje de haven uit naar de zeeotters en dat doen we.

Zee-otters bij Winter Harbour

Zee-otters bij Winter Harbour

Vanuit de boot kunnen we de zeeotters echt van dichtbij zien. Ze zijn zo leuk. Het zijn echt groepsdieren en we zien een groep van 20 – 30 bij elkaar, een enkeling zwemt in zijn eentje wat verder van de groep af. Ze zwemmen vooral op hun rug met hun kopje boven water en meestal liggen hun voorpootjes op hun borst tenzij ze wat met hun handjes eten. Hun flipachtige voetjes steken half boven water en af en toe peddelen ze daar een beetje mee om te blijven drijven. Ze zijn ontzettend wendbaar, buitelen om hun as om even later weer lekker op hun rug te dobberen. Geregeld duiken ze met een soepele duik onder water om na een poosje boven te komen met een krabbetje, een zeester of zeeëgel die ze daarna liggend op hun rug uit hun handjes oppeuzelen. We zien ze ook helemaal gewikkeld in de lange slierten zeewier en het lijkt dat ze ook aan stukjes knagen. Wat ze er als marterachtige roofdieren precies mee doen, kunnen we niet achterhalen. Misschien vinden ze het wel gewoon leuk om mee te spelen.

Dat we geen auto kunnen rijden, is bekend, maar dat we zelfs de auto niet op slot kunnen krijgen, hadden we toch niet verwacht. De lunch hebben we al bij ons in de auto en die halen we op om bij de winkel van de dochter – tevens het centrale punt van het dorp – op te eten. Dom genoeg zijn we een tasje vergeten, dus Rik gaat gewapend met de autosleutels terug. Omdat het wel heel lang duurt tot hij terugkomt, ga ik maar eens kijken. Rik krijgt de auto niet op slot. Ook samen krijgen we hem niet dicht. Als we conform de instructie twee keer op het slotje-dicht symbool van de autosleutels drukken, doet hij alle deuren netjes dicht, knippert naar je en toetert, maar als je dan controleert, gaan alle deuren weer open met een klein knopje op de autoportieren. Omdat ik al iets gegeten heb, neem ik de wacht van Rik over, zodat die kan eten en versterking kan sturen. Na een poosje komt Rik terug met de oplossing. Zolang je met de autosleutel nog in de buurt bent, ‘denkt’ de auto dat je weer naar binnen wilt en ontgrendelt de deuren weer. We herhalen de afsluitsessie nogmaals, de auto knippert en toetert, ik loop snel weg met de sleutel en inderdaad nu krijgt Rik de deur niet meer open. We hebben toch liever dat de auto het denken aan ons overlaat. Raar systeem.

Terug naar het vasteland

Na twee mooie dagen verlaten we Port McNeill om weer terug te rijden naar het zuiden van het eiland, naar Nanaimo waar we met de veerpont vanuit Vancouver aangekomen zijn. Vandaag is het echt slecht weer. De hele nacht heeft het geregend en ook onderweg komt de regen met bakken uit de lucht en de lucht kan niet grijzer zijn dan hij is en in de loop van de dag gaat het ook nog flink waaien. We hebben nog een beetje geluk met de – wat ingekorte – vogelstops onderweg, omdat er soms toevallig een afdakje is of de regen net even wat minder is. In Sayward stoppen we bij de houthaven. Ze verschepen daar het hout dat met vrachtwagen aangevoerd wordt. Een soort heftrucks verzamelen de stammen en tillen die in een houder die bovenaan een steile helling op de oever staat. Vanaf die helling glijden de stammen gebundeld naar beneden om met een dikke plons in het water te belanden. Daar ligt het al vol met bundels stammen en twee kleine bootjes die zich als tuimelbekers (die babybekers die nooit omvallen) door het water bewegen, zijn druk bezig om de stammenbundels te sorteren en op de goede plek in een soort vakjes in de haven te dirigeren. Van daaruit worden ze later dan door sleepboten opgehaald die ze verder vervoeren. In de loop van de middag lijkt het weer iets op te klaren en wordt het iets droger.

In Nanaimo gaan we met de veerboot weer terug naar het vasteland, maar we gaan nu naar Twawassen dat aan de zuidkant van Vancouver ligt om daar nog wat vogelgebieden aan te doen. Het is opnieuw zwaar bewolkt en regenachtig weer, maar de regen is duidelijk veel minder zwaar dan gisteren. We zien onderweg ver weg nog een bultrug. Hij komt niet heel ver boven water, maar spuit wel.

Bij het laatste vogelpunt, George C. Reifel Migratory Bird Sanctuary op Westham Island, zijn we tegen vieren en nog maar net op tijd. Het is een soort privé park waar de kassa om 4 uur en het toegangshek om 5 uur sluit. Het is een gecultiveerd parkachtig gebied, maar wel heel leuk, omdat de vogels er veel tammer zijn – je kan ook zakjes voer kopen en de vogels voeren – dan normaal. Er zijn veel verschillende soorten eenden, onder andere de prachtige Carolina eend die hier van nature voorkomt. Nu de eendjes zo dichtbij zitten, zijn ze goed te fotograferen en om thuis nog te weten welke naam bij welke eend hoort, moet ik dus druk aantekeningen maken. Een Canadese gans zit verlangend naar mijn opschrijfboekje te kijken, in de volle overtuiging dat ik zeker iets lekkers te eten in mijn hand heb. Ook een gezellig meesje komt even op mijn hand zitten. Ik houd wel van vogeltjes die er rekening mee houden dat ik geen vogelaar ben en dus wat hulp nodig heb om ze te zien. Terug van het park komt de blauwe kiekendief zich nog even aan ons voorstellen en een groepje prachtige Canadese kraanvogels vormt het toetje van de reis met de Nederlands/Belgische groep. ‘s Avonds gaan we nog voor de laatste keer met z’n allen uit eten. R. vliegt morgen al vroeg richting huis, F., D. en L. gaan met een latere directe vlucht en wij verhuizen morgen naar een ander hotel in Vancouver waar we de Engelse groep ontmoeten.

Hoog tijd om deze lange eerste brief af te ronden. Woensdagochtend vliegen we naar Bella Bella en daar vlakbij gaan we aan boord van de boot. Daar zijn we verstoken van moderne communicatiemiddelen, dus jullie horen pas als we na acht dagen terug zijn in Vancouver weer van ons.